Tagarchief: gerard den toonder

O, als ik toch eens….

mooi dik en zwaar vallend haar had,
zou ik het over mijn schouder gooien
met zo’n zwaaiend hoofd, je weet wel.
Zou ik wakker worden met alles in de klit.

een open haard had
zou ik hem iedere avond laten loeien,
schijt aan de buren,
schijt aan het klimaat.
Zou ik ervoor gaan liggen
op een oud tijgervel met schroeivlekken erin.

Als ik echt teveel geld had
kocht ik een Citroën ds, zo’n strijkijzer
zou ik hem laten tunen en moderniseren enzo,
een elektrische motor erin
en dat tie nooit met pech zou staan.

een grote tuin had, weer kippen nemen, net als toen,
opnieuw kon beginnen, berggids worden of nee toch boswachter,
een pistool had en Trump kon neerschieten met een mitrailleur,
dik en veel lang haar had zou ik krullen willen,
jonger was en sterker de Matterhorn even doen,
en de Eiger en de Galenstock beklimmen,
minder verlegen was, de waarheid en wat ik voel,
vertellen en opnieuw beginnen kon.

O, als ik toch eens kon dichten
of schrijven desnoods
en viesstinkend rijk ervan zou worden,
zou ik weg gaan geven aan wie het hebben wil.
Zou ik een schooltje gaan beginnen in Solo Khumbu
met een ziekenhuisje ernaast
en een bejaardenhuisje voor bejaarde Nepalesen.

kon zingen
zou ik zingen voor jou,
over groene heuvels en een huis in de zon,
en onze kat liggend in de tuin,
onze kat liggend in de zon.
Zou ik wachten op jou en zingen
over sterren aan de hemel,
en onze kat liggend in de tuin,
onze kat spinnend in de zon.

Jan van Galenstraat

Erasmusgracht, Orteliustraat, James Cookstraat, doelloos dwaalde hij rond, weggedoken in zijn jas, die te dun was voor de tijd van het jaar of voor deze dag die grijs begonnen was en vrijwel meteen alweer leek te schemeren. Eenzelfde duisternis die in zijn hoofd hing, een dofheid, bonkend en zeurend. De lange bakstenen wanden die de straten omzoomden in hun eigen kenmerkende Amsterdamse bouwstijl met het metselwerk en de speciale maatvoering van de kozijnen en de bijzondere deuren met de kleine raampjes en versieringen die aan Art Deco deden denken of was het Jugendstil verwant. Hij had er geen oog voor.

Lopen, lopen, lopen, straat na straat, de stoepen vol geparkeerde fietsen, scooters en bakfietsen. Een hoek om en een eindeloze cocktail van winkels en eettentjes strekte zich uit. Genki sushi-café, Döner-Plaza naast de Nutrition sportvoedingshop, Ah Sin chinees, even naar binnen in de fietsenwinkel met naked bikes, gouden of kobaltblauwe wielen, zegt u het maar, Roti shop naast de Koeckenbakker en de Cupcake Company en de Mevlana slachterij. Alle talen om hem heen, Marokkaans, Surinaams, Portugees en Turks, hij hoorde het niet.
Er stak, heel stiekem een windje op, wat gemeen door de zijstraten waaide en guurde en onverhoeds zijn pet meenam en net naast een plas deed belanden. Heel zacht, haast onmerkbaar begon een motregentje neer te dalen.

Een Turkse kapper, het Vegan eethuis, de Febo, de etalage met roze en lichtblauwe galajurken voor al uw Hindi bruiloften of foute feesten, de Shishalounge en de paddoshop. Hoelang geleden woonde hij in deze stad, hoeveel kilometers had hij er afgelegd, ’s avonds en ‘s nachts, dolend en op zoek, naar wat eigenlijk. En toch in dit deel van de stad was hij nooit.
De hele sfeer was hem bekend, het was onmiskenbaar Amsterdam, maar een ontheemd gevoel bekroop hem tot in zijn botten. Herinnerde hem aan de eenzaamheid van toen, hunkerend naar warmte en liefde, dat vooral, de warmte van de liefde. Hij checkte zijn telefoon, zinloos.

De straat verbreedde zich tot een plein, het Mercatorplein, al de namen van de straten en de pleinen kwamen zo bekend voor, dat wel. Plotseling vond hij zich terug achter een glas bier in een ronde ruimte met bebaarde mannen en vrouwen met strenge brillen of verward haar starend op laptops en tablets. Op het viltje onder zijn glas las hij café Zurich.
Verder weer, lopen, door de donkere straten, schuilend dicht langs de schaduwen van portieken. Op een volgende hoek een helverlichte bar, een vrouw met felblond haar ving al het licht en even, heel even zijn aandacht, een scene die deed denken aan dat Edward Hopper schilderij, Nighthawks. Het regende langzaam harder, lekte zijn jas nu al door, de vergeten frostbite aan zijn vingers leek terug.

Mensen met bleke gezichten staken over door het rode licht, tegen de stroom in werd zijn lichaam vloeibaar om niemand te raken. Schuilde even in de abri van de tram, lijn 13 Geuzenveld, groen verlicht door het grote kruis van de Apotheek, tot een lege tram voorbij daverde; Remise. Het kostte moeite contact te houden met de stoepen en de aarde, was het nou de maan, hij lachte in zichzelf, dat magnetisme was nogal sterk vandaag.
Nietsziend dwaalde hij verder, tot zijn blik omhoog getrokken werd. Een kruis, een betonnen kruis op een open vierkanten blok, boven de huizen, hij herkende het feilloos. Zijn pas versnelde, daar moest hij heen, THEA, die oude tempel, waar een deel van zijn leven zich had afgespeeld. In strijd tegen de zwaartekracht, in die kille lekkende spelonk waar de muziek de muren deed dreunen en het hippe volkje met mutsjes en gele broeken klom tot het plafond, de betonnen muur hen stopte. De rauwe klimhal, Tussen Hemel en Aarde.

Zijn pet drupte regendruppels op de vloer, zijn bril besloeg in de warmte, niets was er te herkennen, geen greep, geen route. Het was een kinderspeeltuin nu, vol van kleur en gezelligheid.
“Meneer, meneer, kan ik wat voor u doen, zoekt u iets meneer?”
Tegelijk trilde de telefoon in zijn broekzak en vluchtte hij naar buiten. Onder de ver uitstekende verweerde betonnen luifel las hij haar verlossende appje:
“Ik ben er, waar zit jij?”

Drivin’ home

Het is zover, de jaarlijkse stroom van ellende die over je heen wordt gestort. Onontkoombaar. Des te meer valt het me op, nu ik, als een echte klusser, bij het behang afstomen, het schuren en het schilderen en het opnieuw schuren en schilderen de hele dag de radio aanheb. En dan bedoel ik niet de Top 2000 of 3000, elke zender heeft zo zijn eigen Top, maar die ellendige kerstsongs.
‘All I want for Christmas’, ‘Jingle Bells’, ‘Last Christmas’, ‘Let it snow’ en oneindig veel meer van dit soort zeikliedjes, schallen echoënd door het lege huis. Alleen al hierom zou je een hekel krijgen aan dat K.feest. Daarbij toegevoegd het smerige weer, de korte dagen, hé, is het nu alweer donker, de stapels folders met opgelegde gezelligheid, nog meer eten, nu nog lekkerder.

En toch, ontegenzeggelijk, ik krijg een onbestemd gevoel van binnen, waar ik iets mee moet. Is dat compassie voor de medemens, m’n naaste – nou sorry, die buurman hier, ik kan er niks mee – is het mededogen, barmhartigheid, om er eens enkele Kerstachtige termen in te gooien, is het liefde, een op-zoek-zijn-naar-vrede. Het is lastig te verklaren, ik kan het mezelf niet uitleggen.
Dikwijls is er rond de Kerstdagen ergens op de wereld een ramp, of valt die dan gewoon extra op? Een tsunami, een verwoestende orkaan. Nu weer een aardbeving in Albanië, een orkaan op dit moment onderweg naar Mexico, extreme bosbranden in Australië. En zo bespeur ik ook een zekere ongerustheid bij mezelf, wanneer zijn wij aan de beurt. Moeten wij vluchten voor water of geweld.

Komt het voort uit dat laatste, die sluimerende onbestemde vrees, dat er die hang is naar de gordijnen dicht. De kachel hoog, iets teveel waxinelichtjes (stikstof) nog maar een wijntje, open haard aan (meer stikstof) Home Alone maar weer eens kijken en toch Notting Hill en dan wachten op die ene vertederende scene: “I ‘m just a girl, standing in front of a boy,” op haar teenslippertjes.
Even niks meer te maken hebben met, even niets. Gewoon thuis, warm, veilig. Drivin’ home for Christmas.

Het is zover, mijn jaarlijkse Kerstcolumnpje, wat vroeg misschien, dit jaar, roetpiet is nog in het land. Oja, die tradities, wanneer is iets een traditie. Hoeveel jaar moet roetveegpiet nog roetveegpiet zijn, rotjes die donderbommen worden – vroemvroempartijtraditie – en de traditionele Kerstcolumnpjes een traditie zijn. Nog afgezien van de ingewikkeldheden van waarheen met Kerst met wie of thuis met die en die en die maar niet want vorig jaar.
Al eerder schreef ik vernietigend over overvloedigheid en Kerstconsumptisme, ik ben nu eenmaal behept met een ernstige vorm van Kerstkalkoenschaamte. Tevens werden eerder hier onderwerpen besproken als Kerstmarkt, de Kerstkerkdienst, alsmede een Kerst sing-a-long in een – naar mijn eigen bescheiden mening – mix van liefdevolle kritiek. Want, daarheen wil ik eigenlijk, met dit verhaaltje; ‘That’s what it ’s all about!’

En dan niet alleen met Kerst, een beetje lief zijn voor elkaar.
Een beetje liefde, wat kost dat nou, liefde is gratis en zoals mijn goede vriend Bob Dylan al zong:
“Love is all there is, it makes the world go round”.
Of gewoon oer-Hollands van Claudia de Breij:
“Mag ik dan bij jou, als er oorlog komt, of als het nergens anders kan, of als ik bang ben, mag ik dan bij jou?”

Toe maar, gooi nog wat pulp de ether in, ’Lonely this Christmas’ galmt door de lege kamers, waar het stof millimeters dik ligt, ‘So this is Christmas’ gesmoord wordt door mijn Black & Decker schuurmachine en ik mee schreeuw met Slade:
“So here it is merry Christmas, everybody is having fun, look to the future now”.