Het Behouden Huys

reutlinger 143

Reutlinger Hütte

“Oef, hij past!”
Met wat morrelen kan ik de sleutel omdraaien en de deur openen. We stommelen, nadat we onze natte schoenen hebben uitgedaan, naar binnen. Openen de luikjes om het daglicht binnen te laten en inspecteren ons onderkomen voor de komende dagen. De Neue Reutlinger Hütte op 2395 meter. Een onbemande hut van de DAV, de Duitse Alpen Vereniging. We zijn met z’n vijven, er is slaapplaats voor twaalf, dus er is plek genoeg. Hoewel we moe zijn na de inspannende tocht hierheen, gaan we direct driftig hout zagen en klieven voor de kachel. 1300 hoogtemeters overbruggen na de nachtelijke heenreis was toch best pittig, mede door de extra zware rugzakken, met eten voor een hele week!

Volgens het bordje in het dorp Klösterle was het vier uur en een kwartier zuivere looptijd. Wij gingen rond negen uur op pad maar kwamen pas om vier uur bij de hut. Het was heel zwaar. Het viel ons op dat de toppen er nogal wit uitzagen, dat zijn wij niet gewend tijdens onze tochten die altijd in september plaats hebben. Halverwege de dag toen we eindelijk de boomgrens achter ons lieten kwamen we steeds meer sneeuw tegen. Tegelijk begon het te misten, natte mist of toch heel fijne motregen? Anders dan vorige jaren konden we dus niet regelmatig, lekker in het zonnetje liggend, acclimatiseren. Net als altijd moest ik wel steeds aandringen om te pauzeren. En liever wat eerder eten dan pas om twee uur. We belandden op een bepaald moment al in een aardige laag sneeuw en het was onduidelijk hoe de route verder liep. Nog maar weer eens op de kaart gekeken. Ja, die haakse bocht, dat was onmiskenbaar, scherp naar links. Nog honderd hoogtemeters. Sneeuwstampen, hijgen terwijl mistnevels rondzwierden. Waar bleef die hut? Opeens doemde hij op, een schimmig dakje boven een rotsbult.

Al gauw heeft Rienk de kachel aan de praat. Het zal echter nog lang duren voor de kou uit de hut verdwenen is. Kees haalt jerrycans water, een eindje terug spuit een krachtige straal gaten in de sneeuw. Koffie en thee! Zelden smaakt koffie lekkerder dan op zo’n moment. Met vijf vrienden, ver van de bewoonde wereld. In een knusse hut, wat schemerig aan een lange tafel. Hier ga je een tijdje verblijven, iets te eten maken, kletsen, borreltje erbij en de komende dagen een aantal toppen beklimmen. Het geluk hangt haast tastbaar boven de tafel. Aad en Kees drinken een biertje, op het bankje buiten de hut. Aad droeg zelfs vier grote blikken Weissbier naar boven, waarvan één voor mij, zo bleek later. We wachten niet te lang met eten maken, we willen vroeg naar bed. De grote pan met water op het fornuis kookt al. Edmar vindt waxinelichtjes in een kastje, het T-L lampje in het keukengedeelte doen we slechts kort aan. Dat krijgt zijn stroom immers alleen via het zonnepaneeltje boven de deur. Tijdens de maaltijd steek ik ook even één van de gevonden kaarsen aan. Het is feest! Er zijn voldoende pannen, borden, koppen en bestek. Er is dus geen water binnen en ook geen aanrecht. Wel is er een kooktoestel waarin een bepaald soort gastankje past. Die hebben we bij ons maar water koken op het fornuis gaat net zo snel. Aan de ene kant van de hut is een houthok dat vol ligt met driehoekig gekliefde stammen van een meter lang. Zaagblok, zagen en bijlen zijn er ook. Aan de andere kant is de wc, een flinke kamer met reserve matrassen, dekens en in het midden de pot. Ook hier geen water, het is een zogenaamde bio-klo. Je moet er af en toe wat aarde ingooien, de stank valt mee. De snelklaar Knorr maaltijd smaakt niet slecht, Kees heeft geraspte kaas bij zich en ik schenk in heuse borrelglaasjes mijn echte Oostenrijkse Obstler uit. Die had ik van Marinke gekregen, zij kocht hem in het naburige dorp Sankt Anton tijdens haar skivakantie dit jaar. We schuiven de boel aan kant, afwassen doen we morgen wel, we gaan praten! Met een zaklantaarn bestuderen we de kaart, het plan voor morgen. De Westliche Eisentaler Spitze 2753m. ligt hier vlakbij. En of ik nog weer een leuk gespreksonderwerp heb. Zomergasten, gezien? Wouter Bos bracht het geloof als onderwerp in. Waarop Wilfried hem vroeg of hij gelovig was. Wouter had een fantastisch antwoord:
“Dat moet God maar bepalen”.

Na een werkelijk zeer goede nachtrust, gewoon echt moe, word ik wakker op hetzelfde moment dat Rienk uit bed kruipt. We besluiten dat het niet de moeite is om de kachel aan te steken, we gaan er toch zo vandoor. Water op het gas. Ik pak mijn zeepje en handdoekje en was me buiten bij de slang. Ik kan mijn kleren net op een stukje niet besneeuwde en droge rots leggen. We dekken de tafel terwijl de rest uit bed kreunt. Kees gaat naar buiten en razendsnel diep ik uit mijn rugzak een klein pakje chocoladehagelslag op. Vorig jaar verklapte hij ons dat hij daaraan verslaafd is. Eigenlijk eet hij alleen hagelslag op zijn brood. We zitten al eventjes aan tafel wanneer plots zijn oog op het kleine doosje valt. Zijn blik verandert van verbaasd naar vrolijk en verheugd. Hij kijkt mij aan en vraagt of ik daarvoor heb gezorgd.
“I know nothing, I am from Barcelona”

Met de nodige discussie en verwarring benaderen we de Eisentaler Spitze. Er zijn totaal geen markeringen, met de kaart er telkens bij, die daar met het kruis op de top, dat zal hem wel zijn. Met de sneeuw is het een stuk lastiger om je door het terrein te bewegen. Ik loop als laatste en stap in de diepe gaten die mijn voorgangers in de sneeuw getrapt hebben. Zitten we op de goede graat, is daar achter niet opeens weer een afgrond? Uiteindelijk komen we goed uit. Soms waait het opeens hard en het is best koud. Uit voorzorg hadden we bij de hut onze gamaschen aan getrokken, handschoenen aan en muts op in plaats van de pet. We zien een steile helling voor ons, vet onder de sneeuw met links een scherpe afbreuk. Daar moeten we niet te dicht langs gaan. Toevallig ga ik dit stuk op kop en laveer schuinstekend omhoog. Nu is af en toe toch een steenmannetje te zien. Soms zak ik diep weg en moet me dan weer omhoog werken. Vanuit het noorden komt een donkergrijze lucht opzetten, toch gaan we door. Dan opeens verandert het terrein. Een brokkelig deels schoongewaaid rotsgraatje ligt voor ons. Aan het eind doemt het laatste stuk op wat naar de top leidt. En dat ziet er zeer steil uit. Gladde rots met veel sneeuw, in totaal nog honderd meter. Jammer, maar dat gaan we niet doen. Bovendien, stel dat die bui losbarst wanneer we daar straks afdalen. We willen graag een topje bijschrijven maar we willen ook graag weer met z’n vijven naar beneden. Eensgezind draaien we om. Halverwege de sneeuwhelling laat de grijze lucht zijn lading los, sneeuw. We volgen ons versgetrapt spoor naar beneden. De wind buldert in mijn capuchon, ik zie de diepte onder me en mijn vrienden die op een rijtje afdalen. Behoedzaam volg ik, stap voor stap. En bedenk dat ik me zelden gelukkiger voel dan nu, op dit moment.

Die middag, na een late lunch in de hut, klaart het opeens nog even op:
“Jongens, het kan nog, we kunnen toch nog een topje pakken!”
Vlak naast de hut ligt een flinke bult met een kruis erop. Even later klauteren we gehaast steil omhoog. We nemen het houten kruis mee naar een spectaculairder plekje en poseren achtereenvolgens stoer, dan uitgelaten en tenslotte serieus met de GGE vlag en die van de NKBV. Het was een naamloos topje, voortaan heet het volgens ons de GGE-spitze. Vijfenveertig meter hoger dan de hut.

Om zeven uur is het donker, we eten nasi met pinda’s en ieder krijgt een klein glaasje Weissbier. We hebben ons nog flink in het zweet gewerkt om een voorraad brandhout aan te leggen. Die ligt naast de kachel opgestapeld en het is nu heerlijk warm in de hut. Buiten vliegt de sneeuw horizontaal langs de hut, die af en toe schudt door een harde windvlaag. De kabels waaraan de hut verankerd is dienen overigens om te zorgen dat hij op zijn plaats blijft bij hevige sneeuwval. Eens schijnt de hut twee meter verplaatst te zijn door de sneeuwdruk. We graven onze blikken bier op buiten uit de sneeuw, al bijna onvindbaar. Wie heeft er nog een gespreksonderwerp?
“Stel, je was twintig, zou je je dan opgeven voor zo’n enkeltje Mars?”

reutlinger 058Die nacht kan ik niet in slaap komen. Ik maak me zorgen voor morgen, moeten we soms al afdalen? Ik was nog even naar buiten gegaan voor een plasje en zag hoeveel sneeuw er al was gevallen. Natuurlijk, ik had altijd een romantisch idee over ingesneeuwd raken, maar het hoeft geen werkelijkheid te worden. De hut kraakt af en toe wanneer weer een windvlaag door de kom beukt. Ik pak er nog een extra deken bij, het wordt kouder. Ook de beelden van vandaag malen door mijn hoofd, gapende afgronden, sneeuwhellingen en sneeuw, heel veel sneeuw. Dan dommel ik in. Rienk en ik worden weer precies gelijk wakker. Het eerste wat we doen is naar buiten kijken. Door het raampje is niets te zien, egaal wit. Rienk probeert de deur te openen maar moet tot zijn verbazing echt hard duwen. Er ligt een flinke laag sneeuw tegenaan. Het uitzicht valt wat tegen. Wat we zien is een zogeheten white out. Dit verschijnsel is een combinatie van mist en sneeuw in een besneeuwde wereld. Alles is wit, er is totaal geen zicht, geen diepte, niets. Zelfs het wegwijsbordje, dat vlak voor de hut staat is slechts een schim. Op het gemak ontbijten we, het is weer lachen met een volgend pakje voor Kees, nu chocoladevlokken. Wat kunnen we doen vandaag? De Pfunspitze, 2912 m. die op het programma stond kunnen we vergeten. Volgens het weerbericht zou er vanmiddag kans zijn op een kleine opklaring. Maar er ligt gewoon teveel sneeuw om zelfs maar die kant op te gaan. We hebben geen sneeuwschoenen of ski’s. We kunnen de route vanuit de hut zien, steile rotstorens rijzen ongenaakbaar en sneeuwloos omhoog vanaf de graat. Over de meest linkse toren zou dan de route lopen tot de top. Haast niet voor te stellen, toch volgens het gidsje van een moeilijkheidsgraat die wij aan zouden kunnen. Het doet me denken aan de Dent de la Parachee in de Franse Alpen van enkele jaren geleden. Onwaarschijnlijk wanneer je, eenmaal weer beneden, terug omhoog kijkt, daar waren we! We hangen wat verveeld op de banken. Rienk pakt de gitaar uit de hoek, we wassen de boel af. Het ene raampje wat helemaal dichtgevroren is wordt schoongekrabd zodat het luikje weer dicht kan. Ik ploeter terug van een bezoekje aan de wc. Hoewel de kachel niet brandt voelt het warm aan bij terugkomst:
“Ha, wat is heerlijk hier mannen, in het Behouden Huys!”

Nog maar een bakje koffie, met z’n allen aan tafel. Tja we kunnen het hier een week volhouden, eten voldoende in voorraad. Er is hout genoeg, desnoods stoken we houthok zelf op. Water is geen probleem met al die sneeuw. Ik opper dat we dan eigenlijk nu al moeten beginnen met rantsoeneren. Weinig eten maar precies genoeg dat we niet al teveel verzwakken. En als de nood aan de man komt, aan mij hebben ze niets, ik ben te mager.
“Ja maar, ik hou van kluiven”,
zegt Edmar. Dan opeens spreekt Rienk het uit, wat al de hele tijd door mijn hoofd spookt.
“Jongens, weet je wat ik eigenlijk denk? Moeten we niet afdalen, nu het nog kan?”
We zijn er snel over uit, het is zo. Om ons moedwillig te laten insneeuwen heeft geen zin. De komende dagen wordt alleen maar neerslag verwacht. En dat is op deze hoogte sneeuw. De optie om zoals gepland naar de volgende hut te gaan, de Darmstädter Hütte op 2384 m. is onmogelijk. Een tocht van zeven uur door onbekend terrein. De weg terug zal al moeilijk genoeg zijn. Er volgt nog een korte discussie, wat te doen wanneer we beneden zijn. Gaan we ergens anders heen? Volgens mij is het weer in de hele Alpen slecht, voor beter weer moet je wel heel ver gaan rijden. En wat dan, dan kom je, na weer een vermoeiende nacht rijden aan in een onbekend gebied. Zonder kaarten, geen plan, waar is er een hut? Ik kan me niet meer motiveren weer ergens duizend meter omhoog te lopen.

reutlinger 116In zeer korte tijd is alles in de rugzakken geladen, de hut aangeveegd en de dekens keurig opgevouwen. Nadat we het verschuldigde bedrag in de kassa hebben gedeponeerd draai ik de deur op slot. Dik aangekleed poseren we nog voor het hutje. De volgende gast mag het bier wat wij achterlaten opdrinken. Onbedoeld ga ik weer op kop en ik moet puur mijn richtingsgevoel aanspreken, waar is het pad? Ongeveer hier? Nadat ik een paar keer diep weggezakt ben neemt een ander de kop over. Zo laveren we het eerste stuk. Door af en toe om te kijken naar de hut en ons te herinneren hoe we hem zagen bij aankomst kunnen we ons enigszins oriënteren. Alle, spaarzaam aangebrachte, markeringen zijn immers ondergesneeuwd. Nu zien we duidelijk een meertje, hoe kan dat? Op de heenweg hebben we dat niet gezien. We zitten dus duidelijk verkeerd. Terug en hoger, daar achter langs die bult. En zo gaan we, discussiërend en steeds verkeerd lopend verder. Gelukkig is de wind gaan liggen en het sneeuwt ook niet meer. Er is ook weer meer zicht gekomen. Toch zit daar voor ons nog een donkergrijze massa in de lucht. Helemaal gerust ben ik er niet op. Gaat dit goed komen? Komt er nog meer sneeuw aan, mist of zelfs weer een white out? Nou ja, ik bedenk me dat, wanneer we echt verdwalen, we hopelijk het spoor terug naar de hut nog zullen kunnen volgen. En het is ook wel schitterend dit mee te maken. Dan zitten we toch weer verkeerd. Ik weet zeker dat we langs het stuk ‘hoogtelijnpad’ de helling aan onze linkerhand hadden. Dus moeten we oversteken, een kom door, echt we moeten naar rechts. Eenmaal daar aangekomen lijkt het wel of het iets lichter wordt, de bewolking breekt en nog later schijnt af en toe een zonnetje. De beloofde opklaring is daar! Op de helling van het hoogtelijnpad loop ik toevallig weer voorop, waar is nu dat pad? Hier op de schuine helling ligt wat minder sneeuw. Ik trap er zo doorheen op het gladde glijbaangras. Beetje link is dat wel. Zoekend gaan we verder. Aan het eind van de hoogtelijn, ronden we het massief en dalen steil een stuk af. Hier wordt het echt minder met de sneeuw, in de verte en aan de overkant zien we de sneeuwgrens. Ongeveer gelijk met de boomgrens. Dan schiet het Aad te binnen:
“Jongens, zullen we lunchen bij dat kleine hutje waar we langskwamen op de heenweg?”
We lopen weer in de luwte en met dat dunne zonnetje is het al gauw lekker. Mijn capuchon heb ik allang af en mijn handschoenen bungelen aan hun elastieken aan mijn polsen.

Even later vegen we bankjes schoon bij een piepklein schuilhutje wat half in de wand is gebouwd. Zo, die kan weer worden bijgeschreven op de lijst van mooiste lunchplekken.

Nu, een week later kijken we allemaal toch met een goed gevoel erop terug. Het weer in de bergen bepaalt. Het is niet anders, jammer, maar het was de enig juiste beslissing. Het was kort, erg gezellig en een leuk avontuur. Toch, de ochtendkilte die ik vanmorgen voelde en dan daarna de warmte van die lage herfstzon, het deed me denken aan de sfeer van onze GGE tochten. En vooral díe sfeer, daar heb ik nu alweer heimwee naar.

meer foto’s:

Reutlinger 2013