Mannen van Steen

Het Behouden Huis Revisited

“Er zijn mensen bij de hut!”
Wat jammer, we hadden gehoopt de hut voor onszelf te hebben. We hebben gereserveerd, maar dat betekent niet dat er geen anderen kunnen zijn. Er zijn tenslotte twaalf slaapplaatsen in de Neue Reutlinger Hütte 2395m. Eindelijk zijn we er, zes zware uren naar boven sjouwen, het is onbemand, eten zelf nemen. Het lijkt alweer een uur geleden dat we, ver weg, een puntje van het dak zagen. Nu zijn we er, je ziet de hut pas wanneer je er vlak bij bent. Die mensen blijken twee jochies te zijn, ze staan, wat onhandig, hout te zagen. Dan tel ik op de banken aan de voorkant vier mannen en twee vrouwen. Dat past precies, wij zijn met vier. Maar, ze gaan zo vertrekken. Oef, gelukkig. Ze waren hier een paar dagen en hebben een nieuwe klimroute behaakt.

Wat een verschil met vijf jaar geleden, toen alles hier dik onder de sneeuw zat. Ook onderweg, ik herkende slechts af en toe een bepaalde bocht of uitzicht. Ook de beoogde berg, de Ostliche Eisentaler Spitze 2753m. zag er totaal anders uit. En wat was het weer zwaar, vier en half uur lopen, dertien honderd meter stijgen, dat was wat veel voor een eerste dag. Met het eten wat mee moest, voor drie dagen. Het werd dan ook zes uur hard werken voor we er waren.

Nu is het precies zoals ik het me, ook die vorige keer, had voorgesteld. Daar zitten we, fabelachtig uitzicht, bergen, daarachter meer bergen, blauwer en nog verder, onscherpe bergruggen met besneeuwde toppen. Niets is er te horen, de stilte is volmaakt. We koesteren ons in de zon, langzaam dat ene biertje, wat net nog in de rugzak erbij paste, drinkend.

Een maand geleden is Jos overleden, de ‘beschermvrouwe’ van de GGE. Mijn moeder en ook van Rienk, mijn broer. En vier dagen geleden nog maar, is de schoonmoeder van Edmar gecremeerd. Die avond in de hut, bij het licht van een enkel, hier gevonden kaarsje, stel ik voor om twee steenmannen op te richten. Elf jaar geleden bouwden we er ook een voor de moeder van Aad. Hij kon niet mee toen en berichtte, op de eerste dag van die tocht, dat zij was overleden. Nog langer geleden arriveerden we, op de eerste dag van die tocht, in de Hochschober Hütte. Of er in ons gezelschap een Herr S. was, die moest dan dringend naar huis bellen. Edmar’s vader was die nacht overleden.

De volgende dag slapen we uit, we hebben geen haast. Rienk en ik dalen af naar de beek, twee jerrycans water halen. Enkele uren later staan we op het omkeerpunt van toen. Vijf jaar geleden zat alles onder een dikke witte laag, zochten ons een weg omhoog. De voor ons liggende graat is nu onbesneeuwd. De daar uit oprijzende top lijkt steil, maar blijkt langs de zijkant eenvoudig te doen. Na het gebruikelijke juichen op de top stel ik voor ook de Westliche Spitze te doen. Te bereiken over een graatje met een tussentopje. Niet heel erg moeilijk, wel smal en diep eronder. We doen het netjes, zekeren elkaar, de stevige voet van het topkruis als ankerpunt, schlinges over de topjes: met veel gelach:
“Huh, halve mastworp?”
Touwtechnieken op grote hoogte.

Twintig meter onder de top is een mooi plateautje.
“Hier maar doen dan?”
Allen zijn akkoord, de gezichten verstrakken en in stilte worden stenen gezocht, verzameld. Ieder verzinkt in eigen gedachten. Er verrijst een fraaie steenman. De foto van ma, die ik thuis al in plastic had verpakt, wordt onderin gelegd. Het is een foto uit vrolijker tijden, onder een kleurig parasolletje zit ze op de dijk aan haar geliefde Westerschelde. Ik was er al bang voor, het ontroert me zeer. Het voelt alsof ik haar nogmaals begraaf. Ernaast komt nog een steenman, voor Hilligje. Edmar schrijft de naam van de moeder van zijn vrouw en haar geboorte- en sterfdatum op een briefje. Bij de teraardebestelling van mijn moeder las ik een gedicht voor. Ik heb het bij me. Nu kan ik het niet, probeer het weg te lachen. Rienk neemt het over en ook hem kost het moeite. En zo staan vier volwassen mannen met de armen om elkaar emotioneel te zijn. Een mooi moment, om nooit te vergeten. Vriendschap, ontroerde bergbeklimmers, mannen die niet van steen blijken.
10 – 9 -2018, om 12.51 u. op 47. 4’44” N / 10. 5’59” O, Westliche Eisentaler Spitze op 2733m.

De allerlaatste reis

 En ik zal gaan.
En de vogels zullen blijven zingen en mijn moestuin zal blijven
met zijn groene boom en zijn witte waterput.

Alle avonden zal de hemel blauw zijn en vredig en zullen de klokken
van de klokkentoren luiden zoals ze vanavond luiden.

 Ze zullen sterven, zij die me liefhadden en elk jaar weer zal het dorp veranderen en in de hoek van mijn bloeiende moestuin zal mijn ziel rondzwerven, nostalgisch.

 En ik zal gaan, en ik zal alleen zijn, ontheemd, zoals de groene boom, zonder witte waterput, zonder blauwe en vredige hemel.

En de vogels zullen blijven zingen.

El viaje definitivo – Juan Ramón Jiménez, 1905

 Pfunspitzen  2809m.
Gepland voor deze dag. Van de hut af bezien onmogelijk, voor ons. Verticale rotstorens, ik weet het nog van de vorige keer. Klimroutes gegradeerd van 3 tot 6, om er te komen eindeloos door zeer los en steil puin stampen. Maar misschien is het mogelijk vanaf de achterkant, dat kan er immers heel anders bij liggen. Ook nu vertrekken we niet heel vroeg. Gisteren zaten we tot laat te praten, de houtkachel knetterde, we dronken kleine glaasjes en toen we ’te bedde’ gingen was het eigenlijk te warm in de hut. We lopen eerst het massief rond, tot we om de hoek kunnen kijken. Van hieruit onbeklimbaar. Dan maar langs de zijkant. Lekker je eigen weg zoeken omhoog. Steeds ontdek je mogelijkheden om redelijk makkelijk hoger te komen. Het blijft wandelen, soms een handje erbij, net geen klauteren. De topgraat die links naar de klimtorens leidt stopt ons. Alles ligt hier op scherp. Het kan zo schuiven, het lijkt of het minste of geringste kan leiden tot een enorme ineenstorting. Kleine, grote en enorme blokken, een levensgevaarlijk couloir. Ook deze top kunnen we weer bijschrijven op de lijst van net niet beklommen toppen.

En zo zijn we weer op tijd ‘thuis’. Het voordeel van zo’n hutje op hoogte. Tijd genoeg voor andere leuke dingen. Hout kappen voor de kachel, water halen bij onze beek. Gisteren gingen Aad en Edmar zich wassen in de beek, uiteraard lager dan het watertappunt. Rienk en ik rondden het meertje langs de oever. Waar dat niet mogelijk was, klommen we de rotsen op en af. Lekker buiten spelen. Nu klauteren wij naar de top van de Gaffunalp. In de diepte zien we de hut, waar de andere twee op de bankjes in de zon in slaap gevallen lijken. Ik zoom in met de camera op de top van gisteren. Meen de twee steenmannen te kunnen zien. Mijn moeder vond het altijd maar ‘zozo’, dat haar zoons ‘gevaarlijke dingen’ deden in de bergen. Stiekem was ze ook trots. Mijn boek ‘Cowboy in Nepal’ lag altijd op tafel, opdat iedereen het zou zien en ze kon vertellen. Misschien weet ze het, van deze steenman, ze vindt het prachtig, denk ik. Weer beneden houdt Rienk zich bezig met zijn nieuwe hobby: ‘balancing the stone’. Puntige stenen kunnen in onmogelijke posities in evenwicht gebracht, blijven staan. Kunst op hoog niveau. Zelf zoek ik het lager op, vlei het bezwete en vermoeide lijf in een natuurlijke badkuip in de beek. En volg daarna het kabbelende water een paar honderd meter geleidelijk omhoog, tot waar het beekje kleiner wordt en tenslotte uit de grond blijkt te komen. En steeds weer zitten we met het grootst mogelijke plezier, op de harde bankjes, uit de wind voor de hut. En kijken, kijken naar steeds dezelfde bergen, die zich eindeloos uitstrekken. Ik verbreek de stilte, vraag de mannen of ze het begrip Equinox kennen. Volgens Edmar is het de titel van een nummer van de Franse muzikant Jarre, de anderen denken aan iets met de evenaar. Ik leg het beknopt uit, een soort zonnewende in het najaar en dat het ook met Harvest Moon, van Neil Young, te maken heeft. Dat ik, bevangen door een golf van liefde voor mijn vriendin Eega, een verhaaltje schreef, en hoop dat zij dit, nu tijdens mijn afwezigheid, leest. Ik raad mijn vrienden aan, het bij thuiskomst maar eens voor te lezen aan hun geliefden. En dat ik niet voor de gevolgen insta.

Saumspitz 2917m.
Om nog iets serieus te beklimmen te hebben moesten we verkassen. Hut aangeveegd, afgewassen, jerrycans leeggegoten en deur op slot. Met pijn in het hart draaide ik de sleutel om. Zelfs de dekens hadden we keurig opgevouwen. Zo’n fijn hutje wil je, als dank aan de DAV, wiens eigendom het is, netjes achterlaten. Het wende nog niet, steeds weer, wanneer je vanuit de beslotenheid van de hut buitenkwam, die ruimte. De oneindigheid om je heen, de wetenschap dat je op vele uren lopen van het dichtstbijzijnde dorp bent. En steeds weer dat uitzicht voor je, precies als gisteren. Onbeweeglijk, al eeuwen. Nu gaan we dalen en net voor het massief te rondden kijken we nog een keer om. Klein ligt hij daar, tussen de oprijzende wanden.
“Dag hutje”,
zegt Aad. Nu vertrokken we vroeg en zodra we echt linksaf gaan, lopen we recht naar het oosten. Vijf kilometer tegenlicht, ik hou ervan, alles wordt in dat betoverende licht sprookjesachtig mooi. Ik laat een gat vallen en zie mijn metgezellen in een krans van licht, ver voor me. De lage zon laat de herfstkleuren vlammen. De mossen hardgroen, kleine struikjes met paarsrode bessen en bloemen, uitgebloeide bladeren in verkleurend geel. Met wat lichte ochtenddauw, beetje fris nog, wordt het die heel speciale sfeer die onze tochten, altijd begin september, zo kenmerkt. Ik heb er soms heimwee naar.

Dit wordt een lange dag. We moeten helemaal afdalen naar de Konstanzer Hütte 1688m. daarna omhoog, over het Kücheljoch 2730 m. en dan weer naar beneden naar de Darmstädter Hütte 2384m. waar we overnachten. Reine Gehzeit: 7 uur. Ik had er tegenop gezien, zeven uur, dat worden er minstens achtenhalf. Tot mijn verbazing bleek ik omhoog de snelste, maar we deden er wel negenenhalf uur over. Edmar zat er nogal doorheen. De Scheibler 2978m. die vanaf het Kücheljoch mee te pakken zou zijn, daar hadden we even geen zin meer in. De hut bleef zich verstoppen en de afdaling was een niet eindigende marteling. De Hefe Weissen smaakte hemels.

Geen Saumspitz vandaag.
De waard waarschuwt ons:
“Als je op de Scharte bent en het wordt zwart in het westen, wegwezen”.
Er komt een weersomslag, in de middag gaat het regenen. En inderdaad, waar is die blauwe lucht die we al dagen hebben, gebleven nu? Wolken stapelen zich op, we keren om, voor de rest van onze spullen in de hut. De lijst van niet beklommen toppen is echt zoveel langer, dan die van bergen die we wel beklommen. Nog een snelle cappuccino en dan de eindeloze afdaling naar Sankt Anton, het is een kronkelende landweg die alle ruimte laat voor overpeinzingen. Gisteravond, toen onze borrels op waren en we ons moesten gaan opsluiten in het claustrofobisch kleine vierpersoons kamertje ging ik even naar buiten. Op het terras, waar een koude wind waaide, staarde ik omhoog. Ik bevond mij exact onder de Melkweg. Miljoenen andere sterren straalden helder. De felste, dat was Mars, recht voor me, net iets anders wit. En weer besefte ik, dat onbegrijpelijk immense uitspansel ziend, hoe nietig wij en onze aarde zijn. Die paar jaar dat wij hier leven, wat stelt het voor. Twee seconden, dacht ik toch weer even aan mijn moeder. Snel, voor mijn ogen volliepen, ging ik naar binnen. In het kamertje op de eerste verdieping van de Darmstädter Hütte, waar de ruimte tussen de twee te korte stapelbedjes gevuld was met rugzakken, touw, kleren en de inhoud van die rugzakken en waar een gezellig bergbeklimmers geurtje rondmeurde, waar mijn drie vrienden worstelden met de te dikke dekbedden vroeg ik:
“Hebben jullie Mars gezien?”

Klösterle Verwall Oostenrijk
Pension Haller, Klösterle
Neue Reutlinger Hütte – DAV
Darmstädter Hütte – DAV
Kohler Haus, St. Anton am Arlberg

Lees: Het Behouden huis- https://gerarddentoonder.com/schrijfwerk/het-behouden-huys/

Lees: Equinox –
https://gerarddentoonder.com/equinox/

zie voor meer foto’s:
https://gerarddentoonder.com/verwall-2018/

%d bloggers liken dit: