DE wereld is van iedereen

P1050415

Het is fotoweertje. De zon laag, de bomen staan in brand, het kan nog net. Hoelang blijft het blad er nog aan zitten. Veel bos hebben we niet op het eiland van Dordt. Dan toch maar naar de Merwelanden, een gebied wat niet mijn favoriet is. Iets te gecultiveerd, te aangelegd. En weer valt het me op. Iedere sport heeft zo zijn kledingcode. Ik zie een golfer ‘on the green’, steenrode V-hals pullover (lambswool) op een hardblauw geruite pantalon. Zijn golfschoenen zijn wit met een grote klep over de veters. Ok, ik kan dat accepteren. Niet echter wat hij dan doet. Het karretje staat wat in de weg, voor zijn volgende afslag. Zijn vrouw, secretaresse of scharrel rijdt alvast wat achteruit met haar elektrische golfkar. Hij tast in de broekzak, haalt er een afstandbediening uit en stuurt daarmee het driewielertje met de golfsticks een metertje verder. Dat gaat ver. Toch probeer ik me niet te ergeren. Als je denkt dat het zwaar is om een karretje te duwen, dan moet je dat zelf weten. De wereld is van iedereen.

Verderop fiets ik langs een weilandje. Op een afstand van twintig meter zit een mij onbekende roofvogel in het gras aandachtig aan iets te peuzelen. Voorzichtig fiets ik verder, maak geen foto. Wanneer ik stop, vliegt hij toch weg.

Ik kan mijn nieuwsgierigheid niet langer onderdrukken en fiets langs de hekken. Hierachter zitten ze dus. Tijdelijk, 72 uur. De vluchtelingen, die Dordt ruimhartig opvangt. Een doorgangsstation. Gelukkig zijn er hier geen protesten gehoord. Hoge hekken en een groot gebouw dat zo te zien leeg is. Bij de poort word ik tegengehouden, juist op dat moment rijdt een touringcar het terrein af. Met de donkergetinte ramen is het lastig binnen kijken. Ik zie contouren van mensen, hoofddoeken en een hoog opgestoken haardos. Een bus vol op de vlucht geslagen mensen. Ik kan de neiging ze vriendelijk, welkom, toe te zwaaien nog net onderdrukken. De bus scheurt vol gas weg, naar de N3. Het is een oude gele bus van De Pelikaan. Op een lichtbak aan de zijkant staat een sick joke: ‘Gezellig een dagje weg in eigen land.’

Met een klein brokje in de keel fiets ik verder. Een dik bed gevallen bladeren ritselt onder de fietsbanden. En ik weet het, het gaat niet over vluchtelingen, toch zingt Dylan in mijn hoofd:
How does it feel?
How does it feel
To be without a home
Like a complete unknown
Like a rolling stone?

Hoe zou het voelen, weg te gaan van huis. Met wat kleren in een plasticzakje en je telefoon. Op zoek naar een plek waar geen bommen vallen.

De rivier stroomt kalm langs de stad. De oude stad Dordt, waar het vrede is en herfst en de gevels fraai in het water staan Of het zo moet zijn; op de rivier vaart een binnenvaartschip met een naam, die haast doet denken aan een lang verleden: Tolerantie. Wij, met onze ruitbroeken, snel internet, miljarden kostend Fyra debacle, duur aangekochte Rembrandt schilderijen en een gouden koets die twee jaar lang gerestaureerd moet worden, wij kunnen toch wel een paar honderdduizend mensen opvangen? Zoals Thé Lau zong:
Iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen.