Nog even en het bankje valt om. Wegspoelen in de rivier zal het niet, met die zware betonnen poten. Eronder is teveel zand weggespoeld, lekker zitten lukt niet meer. Bovendien zit ik toch niet graag zo vlak aan het pad. Verder dus. Niet dat het druk is, op een doordeweekse dag in de herfst, hoogstwaarschijnlijk ben ik alleen hier in de Dordtse Biesbosch. De paadjes zijn goed slikkerig, staan zelfs gedeeltelijk blank. Ik blijf zoveel mogelijk aan de rivier, door de rietstrook, soms over een dikke laag, verend rottend riet. Hoever zak je weg. Nu al meer dan de helft van mijn leven kom ik hier. Ik ken alle paadjes. Toch is het steeds anders, seizoensafhankelijk. En soms is opeens weer een stuk griend kaalgehakt. Wel is het toegankelijker gemaakt, hier en daar dus zo’n bankje en: prullenbakken. Wat me eerst best irriteerde.
Prima nu dat ze er staan, rommel die ik tegenkom gooi ik in zo’n bak. En doe geen moeite meer om te begrijpen waarom mensen afval laten vallen. Je gaat de natuur in, blijkbaar is dat leuk, iets puurs, genieten en vervolgens vervuil je die natuur met je blikjes Redbull. Er spoelt ook veel aan, onherkenbaar half vergaan plastic. En daar ligt een flesje afwasmiddel, zal wel van een binnenvaarder afkomstig zijn. Met twee vingers pluk ik het uit de modder. De zon begint steeds krachtiger te schijnen en toevallig loop ik de goeie kant op, tegenlicht. Het mos op de wilgentakken wordt fluweel, de rietpluimen lichten fel op tegen de geheimzinnige donkerte van het griendbos er achter. Het water van de slootjes bliksemt. Door een gat in de rietkraag kan ik van het pad af en wat verder vind ik een piepklein strandje. Met een paar stenen heb ik een droge zitplaats en zelden smaakt koffie dan lekkerder. De Merwede stroomt en blinkt. Ik moet even mijn rugzakje oplichten, er komen golven aan, nog van dat schip zojuist.
De volgende keer neem ik een plastic zak mee, kan ik makkelijker wat afval ruimen. Uiteindelijk komt al de rotzooi in de rivier, spoelt het mee naar zee, de Noordzee, het Kanaal door, de Golf van Biskaje en verder bij de Azoren rechtsaf, tot het uiteindelijk aanlegt bij dat eiland van plastic, midden in de oceaan. Het is onzin en ik weet het. Dat beetje dat ik opruim, wat maakt het uit. Ik ben met de auto hierheen gereden, niet met de fiets. Maakt het nog wat uit? Mijn hele leven reisde ik per trein naar het werk, Co2 neutraal. Volgend jaar wil ik de Toubkal beklimmen, de hoogste berg van Marokko en Noord-Afrika. Mag ik nog wel vliegen? Ik heb dit hele jaar geen een keer gevlogen. Tien jaar is er door de politiek alleen gesproken over moslims, volgens hen mislukte multicurele samenlevingen, tsunami’s van vluchtelingen. Het milieu? Nooit van gehoord. Nu na de klimaattop in Parijs gaan we haast maken, alsof het nog te stoppen valt. Ik word flextariër. Een roepende in de woestijn voel ik mij, wonend in een van de rijkste landen ter wereld. En zo laag scoren op de milieuladder. Beschamend. Ach, maakt het nog wat uit.
Verder weer, ik hoor water stromen. Ik zoek en vind het. Vreemd, dit zag ik nog niet eerder. Een kleine waterval is ontstaan, van een hoger gelegen landje klatert het in een sloot. Ik worstel me erheen door de blub en het struikgewas voor een foto. Het flesje afwasmiddel heb ik laten vallen, nog steeds geen prullenbak. En ik maak nog een foto, maximaal ingezoomd, is het een lepelaar of een witte reiger. De zon schijnt nu volop en ik kan niet stoppen met fotograferen. En ik heb al zoveel foto’s gemaakt hier. In alle jaargetijden en alle weersomstandigheden. Stilte zoekend en eenzaamheid, hier aan de rand van de volle Randstad. Het kleine beetje wildernis waar we het mee moeten doen. Ik blijf het mooi vinden, deze natte ongeorganiseerde bende van wilgen, riet en brandnetels. Het licht valt er mooi doorheen vandaag.
Bijna aan het eind, bij de andere haven kom je weer vlak langs de rivier. Er vaart een politieboot, dicht langs de oever. Twee man op het dek speuren rond met verrekijkers. Wat zoeken ze, onwillekeurig kijk ik ook om heen. Een van de agenten heeft mij gespot, zijn kijker is recht op mij gericht. Ik ben onschuldig. Dat flesje afwasmiddel, ik weet waar het ligt. De volgende keer neem ik het mee, beloofd!