De geparfumeerde bergbeklimmer

Il cammino é il dialogo con se stessi

Dat de weg het doel is, jezelf ontdekken, tegenkomen en meer van dit soort wijsheden, dat ken ik en  ontdek ik ook nu al vrij spoedig. Na tien minuten denk ik nattigheid te voelen. Bij de bushalte in Pozza di Fassa, waar we in de stromende regen lang wachten op de bus, is het echt waar; mijn jack lekt. Lekker begin van een tocht in de Sella Dolomieten, met niet al te beste weersvoorspelling. Tijdens de wandeling in Campitello naar de gondel duik ik een winkel in en koop in vijf minuten een tamelijk lelijk regenjack dat me ongetwijfeld een hoop ontberingen zal besparen. Nooit in mijn leven deed ik zo’n snelle aankoop – qua kleding dan, ben ietwat kritisch. Mijn oude jack laat ik achter, voor mijn part verkopen ze het daar.

Verbazingwekkend handig schenkt de waard van rifugio Vincenza, met een hand waaraan drie vingers ontbreken, ons, Rienk, Aad en mij, drie Grappa’s in. Blij dat er toch nog gasten zijn die niet afbellen of gewoon niet op komen dagen. Nu was het inderdaad niet makkelijk. Naarmate de grote gondel ons duizend meter hoger tilde, naar Col Rodella 2387 m., nam de regen af en veranderde in sneeuw. We stapten uit in een andere wereld; wit. De harde klappen die we hoorden onderweg, dat was ijs wat van de kabel op het dak viel. In de nevels op de kale vlakte gingen we op zoek naar de volgende funivia, hoger, naar Rifugio Tony Demetz.
De vele wegwijzers naar alle rifugio’s, restaurants en kabelbanen die aan alle kanten opdoemden maakten het er niet makkelijker op. Bij rifugio Passo do Sella werden we tot spoed aangemaand, de kabelbaan ging sluiten, met dit slechte weer was er inderdaad niemand. Met enig geweld werden Aad en Rienk in het piepkleine gondelbakje geperst, in de haast vielen de Nepalese handschoenen van Rienk op de grond. Ik kon ze nog meegrissen  voordat ik een cabinetje werd geduwd. Dat ik er eentje voor mezelf had vond ik niet erg. Op de Langkofelscharte 2681 m. lag een echt pak sneeuw en na enige aarzeling begonnen wij aan de worsteling er doorheen, naar de vierhonderd meter lager gelegen hut, rifugio Vincenza 2253m. Hoge staken met rode markering wezen ons de weg.
Nu, na de Grappa en de heerlijke maaltijd heeft de waard ook nog een tip. Morgen willen wij de Via Ferrata Oskar Schustersteig nemen, volgens hem zal vanaf negen uur de zon in de kloof schijnen en de sneeuw snel doen verdwijnen. En wij zijn zo naïef dat te geloven, zo’n waard kent immers zijn gebied.

Negentien jaar geleden deden wij deze zelfde route. Toen nog geheel onervaren op het gebied van Via Ferrata en met zeven man, waarvan er twee geen Klettersteigset hadden, we dachten, die brengen we dan wel even heen en weer. Zo werkte dat dus niet. Mede daarom leek het ons nu, doorgewinterde Klettersteigers als we inmiddels zijn, leuk om deze ‘Steigs’ nog eens te doen. Hoeveel sneller zijn we nu? Niet al te vroeg, om de sneeuw wat smeltkans te geven, gaan we op pad. Het kost moeite de route te vinden, de markeringen zijn ondergesneeuwd. Lichte inzinkingen in het sneeuwdek en onze ervaring wijzen ons de weg.
Toch sluipt er bij mij al wat twijfel binnen, het is niet heel slim dit te doen. Een aantal jaren geleden deden we de VF Bolver Luigi, het kleine beetje sneeuw van toen veranderde in een ijspantser bovenin en het werd het moeilijkste wat ik ooit deed. Nu ligt er hier al een pak, hoe wordt dat hoger? Diep onder ons zien we vier stipjes, dat is het andere groepje wat later nog de hut binnen viel. Zij kunnen eenvoudig ons spoor volgen. We beginnen eerst met honderd meter ongezekerd klauteren, de vorige keer, met heerlijk weer, was dat genieten, nu op z’n minst lastig te noemen. Gelukkig, daar begint de kabel, het is hijsen en op goed geluk de voeten plaatsen, zoeken naar steun. Van de beloofde zon is helemaal geen sprake, in september staat die te laag, komt niet meer in de kloof. Er ligt steeds meer sneeuw, m’n handen zijn totaal gevoelloos en na enige tijd vraag ik Rienk eens voorop te gaan.
We komen bij een dikbesneeuwd zadel tussen twee rotstorens in en aan de overkant gaat de route kennelijk verder, stalen treden in de gele wand. Behoedzaam steek ik als eerste de maagdelijke ronding over, het voelt alsof ik over een grote Wächte loop, blijft dit liggen? Heel even in de zon prikken en steken mijn vingers.

Korte pauze onder de wand, we kijken elkaar aan, we lachen, te gek bezig en we spreken het niet uit, maar voelen hetzelfde, dit kan weleens link worden. Een smalle doorkijk naar de helling van de instap, nu wel heel diep onder ons, daar loopt de groep van vier, zij dalen terug af, verstandig. Er volgt nog zo’n zelfde stuk kabel die echter steeds vaker onder de sneeuw duikt. Maar dan, daarna, de hemel die blauw was in de smalle strook lucht boven de kloof, is grijs geworden. Geen kabel meer, vrij klimmen, terwijl we soms tot de heupen in de sneeuw staan. Zoeken naar grip voor de handen, iets om op te staan. Steeds stukken haast verticaal tot een volgend hellend plateautje. Knokkend, ons letterlijk een weg banend, het lijkt of we ons vastklimmen. Aan teruggaan valt niet te denken, onmogelijk en hoe gaan we hier uit komen?
Het is me gelukt een klettersteighandschoentje te verwisselen voor een warmere handschoen. Ik begin ongerust te worden, niet alleen voor mijn handen maar ook of het ons nog lukt boven te komen. We hebben schlinges en touw bij ons, maar waar moet je in vredesnaam ergens iets aan vast maken. Tiefschnee und sehr steil!

“Even kijken, welk tafelnummer is dit?”
zegt de waard van de Plattkofelhut, op het volstrekt lege terras van dit enorme berghotel, onderaan de voet van de gelijknamige berg.
“Tisch dreitausend”,
zegt Aad en op ons commentaar dat we een beetje kapot zijn na de Oskar Schustersteig reageert hij met de juiste dosis humor en respect. Hoewel het nog maar halverwege de middag is, hebben we besloten hier te blijven. De voor vandaag beoogde rifugio Antermoia gaan wij niet meer halen, die reservering meld ik telefonisch af. We verblijven altijd in clubhutten, noodgedwongen gooien we dat principe overboord en laten ons de luxe van deze privéhut welgevallen.
Ook de afdaling, bijna zevenhonderd meter, was killing, ondanks de zuidelijke ligging lag hier veel sneeuw en slechts dankzij een spoor konden we de juiste richting, de uitgang vinden. De top van de Plattkofel 2969m., rechts van het smalle zadel, slechts vijftien meter hoger, lieten we onbeklommen, blij dat we het gehaald hadden. En toch betrapte ik me er op, ondanks het lastige terrein, dat ik hier weer volledig op de automatische piloot ging. Helemaal in gedachten verzonken, moest me af en toe herpakken, bij de les blijven. ‘Der Weg ist das Ziel’, jaja, het zal wel. Wat heb ik hieruit geleerd, niks, alweer waren we niet heel slim bezig. De Via Ferrata doen, de top van de Plattkofel halen, wat is dat waard. Voor het leuke verhaal achteraf, was dat het doel?
We koesteren ons in de zon die nu wel doorkomt, de tafels rondom vol met drogende kleding en tools. Koffie, bier en energiebars. Onze vingers tintelen en prikken, frostbite. Het had niet veel langer moeten duren, gelukkig nog geen verkleuring of blaren.

Die nacht, onder de witte dekens, op de gerieflijke privéslaapzaal, waar ik ‘onze berg’ achter het enorme raam weet,  beleef ik het avontuur van vandaag nog eens. De Plattkofel of Sasso Platto, nog net geen drieduizender, het was een alpien avontuur. De kou van de eerste dag bezorgde me meteen keelpijn, mijn vingers doen nu echt pijn en wanneer ik me weer eens omdraai in m’n halfslaap, lijkt mijn pols wel gebroken. Bijna beneden, al op het pad naar de hut, ging ik opeens onderuit op een stiekem stuk ijs. Het gaat echt lekker, er waren al twee vingers beschadigd bij het sportklimmen, gescheurde ringbandjes, dit kan er nog wel bij.
Gaat mijn dochter gelijk krijgen, toen ze zei, een paar jaar geleden: ‘Pa, je bent nu 65, kláár nu met die bergen’. Ik denk het niet; geweun altied maor deur gaon!

Voor vandaag stond de Via Ferrata Laurenzi gepland. Dat zal niet lukken dus, we zien de enorme graat liggen, de Molignonkamm, recht voor ons, er ligt teveel sneeuw op en bovendien moeten we eerst nog naar de hut. Deze Klettersteig staat te boek als Schwer, dat is een dag werk en daarom zouden we twee nachten verblijven in rifugio Antermoia 2497m. Nu eerst een heel lang stuk over de ‘hoogtelijnen’, modderige paadjes van weggesmolten sneeuw. We gaan oversteken van de Sella Gruppe naar de Rosengarten Gruppe. Daar komt Piz Boe in zicht, het massief waar we al eens waren, ook een kille week in september. Aan het eind van de kom dalen we linksaf het dal in, tot onder de boomgrens, nog lager en nogmaals linksaf en we ruiken het, heerlijk, dennen en lariksen. Nu begrijpen we de zware hekken en afzettingen waar we eerder langsliepen. Steile afgronden er achter met bijzonder gevormde rotswanden, ze lijken haast niet echt, gebeeldhouwd.
Rienk en Aad spotten steeds de notenkraker; vogelaars. Ik niet, ik zie ze niet. Omhoog weer en steil, het bos door tot we eruit zijn, daar die pas, onder de materiaalgondel, daar achter zal de hut zijn, nog eindeloos ver. Dwing mezelf niet steeds te kijken, tel tot vijftig, honderd passen, weer iets dichterbij. Aan de achterkant van de hut schijnt de zon en is geen wind, dus daar maken wij ons terras. Tegelijk arriveert een gids met een groep in zijn kielzog. Het is zo’n gids die ogenschijnlijk vertraagd beweegt en deze is wat mij betreft van het irritante soort, straalt uit; dit is voor mij allemaal kattepis, ik verveel me. Hij heeft een zeer bruine kop en gele schoenen.

De Stube in deze hut is maximaal bezet, wij zijn ingedeeld bij twee Italiaanse vrouwen en een man. Het wordt een heerlijke spraakverwarring, een van hen spreekt een heel klein beetje Engels, nauwelijks verstaanbaar in het helse lawaai van vijftig mensen met vijftig sterke verhalen. De gegidste groep is een gemixt gezelschap, mannen met geruite overhemden, jonge vrouwen in strakke kleurige leggings en een oude man die zijn bruine corduroy pantoffels heeft meegenomen.
Onze tafelgenoten verbazen zich over de hoeveelheid koffie die we bij ons hebben, ‘for one month?’ en wat wij toch in die kleine medicijnbekertjes drinken (schnaps) en over de dichtbindertjes voor onze plasticzakjes.

Is het een fata morgana, ik verzwik mijn oog, ben ik nog niet wakker? Alle drie hebben we hetzelfde, het is een onwaarschijnlijk mooi meer, Lago d’Antermoia. Volstrekt rimpelloos weerspiegelt het de omringende bergen, alles in grijs, wit, taupe en grijsbruin, zelfs de ochtendhemel heeft zich aangepast aan dit kleurengamma, in een tedere roze tint. Hier zou ik gerust een dag blijven, kijken, kijken, maar we moeten door, op naar de volgende hut, via de Via Ferrata Santner pas. Iets verder lopen we over het drooggevallen deel van het meer en het besneeuwde pad omhoog naar de Passo d’Antermoia. Boven ons zien we zien mensen glibberen en onderuit gaan op verijsde stukjes. Ook wij hebben geen stijgijzers bij ons deze keer. Het is de groep van de gids, die we de een na de ander passeren.
Het is koud en uit voorzorg draag ik nu al twee dagen mijn handschoenen, wil mijn vingers zo warm mogelijk houden. Ze zijn nog steeds pijnlijk en tegelijk vreemd gevoelloos. Langzaam draaien we om een massief, de Kesselkogel, of ook alweer Antermoia geheten. Toen ‘deden’ we hem, nu geen tijd en met sneeuw; door! Het gezellige Grasleitenpashutje ligt er nog. Van ver weg hoor ik een irritant fluitje, het is het Alfamannetje, de gids met zijn groep. We dalen de pas af, de sneeuw uit.
“Je kunt sneeuw ook best beu raken he!”
Het maakt het allemaal net wat mooier, maar lastiger ook. Een eindeloze afdaling volgt, helemaal naar rifugio Vajolet 2243m. en in de beschutting van de wand naast me is het heerlijk warm. Ik doe net of ik een notenkraker zie.
“Hé, waar dan?”

 

Hier wordt het drukker op het pad, mensen die van hieruit een stukje wandelen, leuke jonge vrouwen kwebbelend. Modieuze Italianen die niet bang zijn voor wat kleur in hun kleding. Daar komt een machoman, helemaal in kobaltblauw. Wanneer hij voorbij is loop ik zijn wolk binnen, is het Aqua de Gio, Bulgari Wood of toch Valentino. Op het beschaduwde terras gooi ik mijn gele rugzak af, cappuccinotijd. Op de ‘Kletteraarsapp’, is een berichtje over nieuwe pofzakjes. Om indruk te maken, goed of slecht, in de klimhal, van het foute merk Louis Vuitton. Ook in de bergen ben ik kritisch op mijn kleding, geneer me voor dat nieuwe, niet mooie regenjack, heb het gelukkig alleen die eerste dag nodig gehad.

De moordende klim naar de Passo di Laurin, de beloning daar is het fabuleuze uitzicht over de Schlern, de enorme hoogvlakte en de beroemde Vajolet Turme ernaast, wat zou ik daar graag eens klimmen. Lunch! Dan toch weer de sneeuw in, nog hoger naar Santner Pas 2734m. Hier duiken we de Via Ferrata in, die voornamelijk daalt. Klettersteigen, ook nu weer werd er voor vertrek door sommigen ietwat laatdunkend over gesproken. Ik zou zeggen, doe het even, en dan liefst met een volle rugzak. En al helemaal de eindeloze afklim, ongezekerd, daarna de gruizige paadjes waar geen eind aan lijkt te komen.
De volgende hut, rifugio Fronza A. alle Coronelle 2339m. komt maar niet dichterbij. Het volle terras, waar de zon schijnt en het bier schuimt, loopt leeg, men daalt hier af per Sessellift naar het dal. Het is lekker rustig in de Stube, in tegenstelling tot die in de lawaaierige Antermoia. Een werkelijk bijzonder aardig meisje zorgt goed voor ons.

De volgende morgen krijgen we het stuk wat in mijn geheugen staat gegrift. De vorige keer dat we hier liepen, het was zo’n geluksmoment dat je bij blijft. Lekker pad, het hele massief ronden, de zon schijnt, na enkele dagen lopen alle pijntjes in de benen verdwenen, de uitzichten fantastisch en die veranderen straks zelfs, wanneer de bocht begint. En ook nu, ik heb het weer, wat is dit genieten, wat is dit toch mooi. Jammer dat ik dit niet kan delen met allen die ik liefheb en jammer dat ik me nog een beetje zorgen maak over de frostbite. Fijn wel dat de pijn in m’n pols minder is en m’n hand minder dik. Eindelijk kan mijn – geliefde, precies goed verschoten –  rode softshell uit.
Onder ons de golvende valleien, vreemd dat er enorme hoeveelheden bomen gekapt zijn, kale bruine vlaktes achterlatend. Is dat houtwinning of een gevolg van de droogte, waren de bomen dood? We beginnen langzaam linksaf te gaan, meer naar het oosten en daar komt eerst het Pala massief in beeld. Rechts de verticale wand waar we de Bolver Luigi deden, op de Cimon delle Pala, de ‘Matterhorn’ van de Dolomieten. Even later ook de hoogste top van de Dolomieten, de Marmolada. Met de kenmerkende schuine gletsjer op het noorden en de verticale zuidwand. Waar een nachtelijke sneeuwbui ons de Via Ferrata onmogelijk maakte.

Na een snelle cappuccino bij de gezellige Roda di Vael rifugio, waar het bedienend personeel geinige T-shirts draagt met de opdruk: ‘il bagno è dietro l’angolo’. De rugzakken van alle ballast ontdaan, op weg naar Via Ferrata Masaré. Ook deze deden we toen, maar toch ben ik vergeten dat je ook deze niet cadeau krijgt. De instap is verrekte hoog en is gewoon zweten voordat je er bent.
De losstaande rots waar ik toen werd uitgedaagd hem te beklimmen door de groep Belgen uit de hut, heken ik onmiddellijk. Het is druk met tegenliggers en het wachten op elkaar met passeren haalt de vaart er uit. Maar ach, het is ook wel gezellig, het is de laatste dag, en we zien de hut steeds liggen, vlakbij, diep onder ons.
Opeens, om de hoek een bekend gezicht, het meisje uit de hut, deze morgen bezorgde ze ons nog koffie en thee. Nu ziet ze er opeens heel anders uit, helemaal in het zwart gekleed. Ze heeft een middag vrij en doet ‘even’ dit tripje. Dan volgt de kloof waar je steil in afdaalt, een heikel stapje naar de overkant en weer net zo steil omhoog. Daar klinkt het irritante fluitje van onze machogids. Hij vindt het de moeite niet zich vast te maken, draagt zelfs geen helm. Aad waagt het er iets van te zeggen;
“Keinen Helm?”
“Niemals auf dem Grat”
is het antwoord en later krijgt Aad te horen dat zijn rode Camp helm al dertig jaar oud is.
“Kan niet, ik klim nog maar vijfentwintig jaar”
zegt Aad, waarop de gids plagend zegt dat hij hem dan zeker tweedehands gekocht heeft. In Kathmandu. Nee, nee, roepen wij, dat was in Namche Bazar.
Het is boordevol op het plateautje met wachtenden en het valt niet mee aangelijnd te blijven. Even later is het alweer lachen, op het hoogste punt is het tijd voor de ‘topfoto’. Een geinige vent wil hem wel maken, blijkt vol humor te zitten, knauwend in een typisch Amerikaans accent, uit Oregon.

Op het terras krijgen we een gratis consult, de frostbite zou vanzelf moeten verdwijnen. Op de weiden onder de Masaré kwam ik het meisje weer tegen. Ze bleek geen meisje maar een jonge vrouw, student geneeskunde, bijna arts. Oostenrijks, ze woont in een gehucht onder de Kasseler Hütte, de hut die wij aandeden tijdens de zware Berliner Höhenweg tocht en waar mijn dochter Marinke niet nader te benoemen herinneringen aan heeft.
Even later komt onze Oregon man langs, in gezelschap van vrienden. Opscheppen natuurlijk over de leeftijden. Een van hen zegt al tweeënzeventig te zijn, volgens zijn vrienden:
“He is the next one to die….!”
Lachend vertrekken ze.

Vroeg, heel vroeg dalen we af, we moeten van 2280 meter terug naar zeeniveau of zelfs iets eronder en een dikke duizend kilometer rijden. Volgens ons gevoel en de kaart moet er toch een pad links van de akelige landweg zijn, de Fassener Höhenweg. We zoeken en vinden het, prachtig in het lage tegenlicht. Omgevallen bomen versperren de weg, vreemde brokkelige rotsmassieven torenen er boven uit. Het voelt niet goed als het pad er vlak onderdoor loopt en ik maak haast. Verderop blijkt waarom er geen bord stond bij de moeilijk vindbare afslag, het is versperd, steenslaggevaar.
Ik laat een gat vallen achter Rienk en Aad, wil even stilte in mijn hoofd. Denk terug aan deze week, de weg, ‘das Ziel’. De geest is niet bepaald heel leeg geworden, het hart is weer gevuld met nieuwe avonturen en herinneringen. Ik denk aan Juul, m’n kleinkind en aan Eega – ik zal haar straks eens bellen – en aan al mijn liefdes.
Dan gaat het snel, met de Catianaccio gondel naar beneden. Daar begeleid door zachte muziek glijden we via vijf roltrappen het centrum binnen. Nog een uur lopen naar de auto, door de drukke straatjes met winkels vol regenjacks, mooi en lelijk, rode donsjacks en groene donsjacks, elektrische mountainbikes, hotels met houtsnijwerk aan de gevels. Italiaanse vrouwen met zwarte zonnebrillen, oude kreupele mannetjes en heerlijke geuren uit verleidelijke restaurants. Kinderen spelen op een midgetgolfbaantje begeleid door een metalen stem, met Marcello Mastroianni klank.

Wanneer ik, op de camping waar we de auto parkeerden, nadat de glazen schuifdeuren open zoeven, de marmer betegelde doucheruimte betreed en de zacht uit de luidsprekers stromende muziek hoor, het eeuwenoude Take 5, van Dave Brubeck, weet ik het zeker. Ik ben terug.

zie voor meer foto’s; https://wp.me/P4CCMR-TN

Sella en Rosengarten Gruppe
Camping Vidor, Vigo di Fassa
Rifugio Vicenza CAI 2253m.
Rifugio Sasso Platto 2300m.
Rifugio d’Antremoia CAI 2497m.
Rifugio Fronza A.alle Coronelle CAI 2339m.
Rifugio Roda di Vael CAI 2280m.
Via Ferrata Oskar Schustersteig
Via Ferrata Santner Pas
Via Ferrata Masaré