De Waarheit

Naamloos

“Son, you wanna check your bag?
I said: no thank ye sir, I  just carry my home in my hand”
Commander Cody

Gran Hotel Palazzo, Livorno
‘Hoe eenzaam kun je zijn?
vroeg Jan zich af, terwijl hij een gevuld glas van een passerend dienblad plukte. Ondertussen spiedde hij rond op zoek naar bekende gezichten in de dansende en drinkende menigte. De locatie was goed; een bruisend hotel aan de Italiaanse westkust ten zuiden van de havenstad Livorno. Stampende house, zwembad links, de in het donker oplichtende zee rechts. Hij (Jan van Doorn, 41) was hier op uitnodiging van één van zijn klanten. Een vooraanstaand stylingbureau uit het alternatieve deel van Rotterdam: Design & Retail. Omdat het samenviel met zijn vakantie in Milaan, omdat het misschien stof zou opleveren voor zijn boek. Daarom was hij gekomen. En je weet nooit wie je tegenkomt had hij erbij gedacht. Niet dat dat vaak gebeurde, hij was niet zo goed met vrouwen. Te schuchter, onzeker over zichzelf. Ook hier temidden van veel welwillende Italiaanse schonen had hij geen contact. ‘Lekkere wijven’ zoals Jan zei, expres een beetje plat om zich ruiger voor te doen. Nog niemand van Design & Retail gezien, zelfs de kekke toegangskaart in de vorm van een gouden creditcard was niet gecheckt.

De lichten in het zwembad floepten aan, een zuil van licht scheen langs de gevel met de hangende balkons. Het roerloze water, de zacht glooiende lijnen waarlangs snelle lijnen van licht schoten, het leek een pas geland ruimtevoertuig. De slanke silhouetten van de cipressen stonden zwart in de nachtelijke hemel, waarin een nerveuze laser rondscheen. Een nieuwe deejay nam het over en een gekmakende trance galmde rond. Voorzichtig wurmde Jan zich door de dampende massa. Zweet, Chanel 5, Pisang Ambon, wiet en andere geuren kwamen langs, verdreven de zilte geur van de zee. Botste tegen hoekende ellebogen en zachte lijven. Dansende borsten en zwartbehaarde Italiaanse mannenarmen. Aan de overkant zag hij meiden dansen, hun witte bikini’s lichtten op in het blacklight. Alles was er: drank, seks, pillen, coke. Jan beperkte zich tot drank. Gulzig slokte hij het witte drankje binnen. Stak nog een Bastos op, een erfenis uit zijn Amsterdams verleden. In het artistieke wereldje waar hij toen verkeerde rookte iedereen dat. Hij klom de brede witmarmeren trap op, leunde over de balustrade en overzag de dansende massa.

Ook hier was hij de outsider, net als thuis. Eenzaam tussen zoveel mensen. Keek door de zoeker van zijn Canon, maakte twee shots met verschillende sluitersnelheden. De Canon en hij, onafscheidelijk. Altijd op zoek naar: ‘Het moment’, zoals hij het noemde. Pure hobby, deed er niets mee. Sloeg ze op in zijn pc. De camera was ook vaak zijn redding, houding, afstand. Tussen de omhooggevallen moderedacteurs en nichterige ontwerpers voelde hij zich niet thuis. Het was zijn lot, hij was tot hen veroordeeld. Heel zijn netwerk was eromheen opgebouwd. O, hij kon heel goed toneelspelen als hij wilde. Een nieuwe opdracht binnen slepen. Met de handen in de zakken advies geven á raison van…, terwijl de meter doortikt. Dat was ooit. Nu teerde hij op oude contacten. Die nog in hem geloofden. Hij deed zijn best om bij te blijven. Nieuwe trends tijdig op te pikken. Om nog de indruk te wekken dat, hoewel hij wist dat het afgelopen was. Steeds minder kansen, klussen zoals hij het noemde, waren zijn kant opgekomen. Zijn inkomsten waren drastisch geslonken. In Milaan hoopte hij verse ideeën te krijgen.

Onder het mom van: er eens even tussenuit. Tegelijkertijd weg van zijn vrouw, ook nadenken over haar, de toekomst. Samen nog of alleen verder? Al jaren waren ze samen. Ze vormden een hecht duo. Kinderen hadden ze niet. Jan wilde pertinent geen kinderen. Kon de verantwoording niet aan, zoals hij altijd zei. Hij wist dat hij Yvette daar verdriet mee deed, al te vaak had ze er op aangedrongen. Hij had haar als het ware gechanteerd: ‘Denk er goed aan, als je zwanger wordt, dan ben ik weg!” Nu was hij op een leeftijd waar hij aan alles twijfelde. Had hij er goed aangedaan geen kinderen te willen? Had hij Yvette gelukkig gemaakt. Was het nu echt zo erg geweest. Het was meer zijn eigen dwarsigheid. Altijd tegen. Uit principe: Nee! De eerste jaren waren ze gewoon samen geweest. Totdat Yvette de druk opvoerde, ze wilde trouwen. Jan wilde er niet van weten. Dat burgertrutten gedoe. Een jurk, die ringen. Al dat belachelijke gedoe van corsages, een receptie. Hij had uiteindelijk toegestemd. Hij had zichzelf weggecijferd en alles over zich laten heenkomen. Voor de gelegenheid nieuwe kleren gekocht, geen pak, dat niet; nooit!  Hij had geen ring gewild, maar ook hier was hij gezwicht. Oké, maar dan een heel dunne eenvoudige gouden ring. Geen toeters en bellen. Hij dacht, die doe ik meteen na de trouwdag uit. Maar hij was blijven zitten, die ring en nu droeg hij hem nog. Toch een soort eerbetoon, een teken van trouw aan zijn Yvette. Hij keek er naar en dacht aan haar.

Hier stond hij, snaaide nog een drankje van een dienblad. De muziek die heel hard was, kwam slechts zacht bij hem binnen. Hij was ver weg, de drank vernauwde zijn gedachten. Hij keek naar zijn ring, naar zijn hand die het glas omklemde. De drank die razendsnel de kleur van de lichteffecten aannam.
‘Hier moet ik iets mee doen’, dacht hij.
‘Met deze toestand, ik ben hier en tegelijk ver weg. Niet aanwezig, met en zonder Yvette’.

Want ook daarvoor was hij weggegaan. Wie weet kwam hij nog tot schrijven. Aan het manuscript waar hij stiekem al maanden aan werkte, ‘s nachts. Soms lukte het, ramde hij, roffelend op de toetsen er een paar pagina’s uit. Vaker echter zat hij starend achter het scherm, kwam er niks. Dan las en herlas hij wat eerder geschreven passages of rommelde hij met de volgorde van hoofdstukken. Het was een droom, ooit een boek te schrijven. Geschreven te hebben.

ISBN NUMMER

Een schrijver te zijn. Wanneer ben je schrijver. Al na één boek? Na je debuut, kun je je dan schrijver noemen? Het ging hem niet om het geld. Nee,  je eigen boek in de kast te hebben. Gedrukt. Al zoveel zaken had hij verwezenlijkt, artikelen in tijdschriften, foto’s in galerieën. Het was allemaal tijdelijk, een boek, dat blijft. Lang geleden, op een ferry naar Engeland. Hij stond ’s nachts op het achterdek te kijken hoe de lichtjes van de Belgische kust verdwenen en raakte in gesprek met een andere passagier. In het donker, hij kon de man amper zien. De rook uit de zwarte schoorsteen sloeg neer op het achterdek. Vermengde zich met de geur van het zware sjekkie van die ander.
‘I am a writer’,
had die ander hem gezegd. Wow! Dat hakte erin bij hem. Of het nu waar was of niet, vanaf die tijd had het idee bij hem post gevat, ooit wilde hij ook een boek schrijven. Nu, nu moest het gebeuren. Nu had hij de tijd. Hij was alleen, hij was vrij. Los in zijn gedachten. Hier stond hij, op een feest, groots en wild. Niemand kende hem. Hij kon opnieuw beginnen, een ander zijn. Weg met die geremdheid. De muziek veranderde, een snellere beat en hij schrok op. Werd wakker als het ware. Hij keek om zich heen naar de vrolijk deinende menigte. Rook de zoute zeelucht en nam nog een mooie cocktail. Tot zijn verrassing bevond hij zich opeens weer beneden op de dansvloer. Langzaam kregen de drank en de hallucinerende muziek hem in de greep. Hij merkte het en ook dat hij bewoog, danste, fel. Een meisje lachte haar tanden bloot. Een meisje met halflang witblond haar en een jurkje in dezelfde kleur, met spaghetti bandjes. Haar borstjes priemden door de dunne stof.

Vierwaldstättersee
Eeuwigdurende haast, dat had hij. Ook al was het nergens voor nodig; Jan had haast. Noem het onrust, het zat in zijn lijf, dat was genetisch zo bepaald bij hem. Niet dat hij het fijn vond, neen, hij wilde rust. Kalm zijn, ontspannen. Uiterlijk was hij onbewogen – de rust zelf. Maar inwendig kookte en borrelde het. Spanning. Ook daarvoor was dit tripje bedoeld. Voor een sabbatical had hij geen tijd, maar een paar weken solo leek hem goed. Het vooruitzicht alleen al. Hij was meteen begonnen. Vroeger zou hij in één ruk doorblazen naar de eindbestemming. Nu niet. Regelmatig was hij gestopt op parkeerplaatsen en bij tankstations. Even de benen strekken, sigaretje, wat drinken. Die bepaalde sfeer van gejaagdheid langs de snelweg. Hij wilden rusten, relaxen, wat niet ging met het langsrazende verkeer. Als je meedeed merkte je niet hoe hard het ging, tot je stopte, ernaast. Sms’je van Yvette beantwoorden.

De bekende E411 door België, daar was het nog planken. Het begon wat te heuvelen. Eenmaal de Luxemburgse grens gepasseerd kreeg hij het gevoel weg te zijn. Ver genoeg. Nu ging het beginnen. Onthaasten. Nog steeds waren er herkenningspunten, de contouren van een stad, een viaduct, een kasteel boven de bossen uit. Herinneringen aan vele vorige reizen, dooreen gemixt tot een brij van beelden. Hoe vaak had hij deze wegen gereden? Met en zonder Yvette, met vrienden, zakenrelaties, collega’s. Bekende afslagen van wegen naar onbekende stadjes, Betembourg / Bétebuerg, de doodse Franse grenspost, Thionville, de E25. Hij reed op de automatische piloot en liet zijn gedachten de vrije loop. Het viel hem op dat het stil was, stiller, minder windgeruis, motorlawaai wanneer je langzamer reed.

Al jaren had Jan, eigenwijs als hij was, deze bestelbus, een witte Fiat Ducato. Geen machogedoe zoals velen in zijn werkomgeving. De Range Rover was heel gewild, sinds kort de Citroën Cactus voor jongeren, een enkeling reed nog een Porsche. Hij hield het bij deze oude verhakkelde bus. Die overigens makkelijk 160 haalde, met een verschoten geel badeendje schommelend aan de binnenspiegel. Het hing er al toen hij hem kocht, hij liet het maar hangen. Zo’n bus was ideaal, achterin lag een matras. Hij overnachtte er weleens in wanneer hij geen zin had in een hotel met al die plichtplegingen. Op de E25, de altijd rustige weg van Metz naar Strasbourg, betrapte hij zich erop nog geen honderd kilometer per uur te rijden. Hij werd ingehaald door een oude oranje Opel Kadett die net iets harder reed, Nederlandse nummerplaat. De weg glooide zich tussen enorme korenvelden door. De laagstaande zon kleurde ze nog geler.

Basel, de douanier plakte zonder iets te zeggen het Autobahnvignet op de voorruit. Nu werd het genieten, de mooie wegen door Zwitserland, E35, E41. Prima glad asfalt, wat reed dat lekker, vloeiend. Ha, rustig rijden, rondkijkend naar de bergen. Groen, groen, groen, kleine huisjes op de glooiende hellingen om hem heen. Daarachter soms verticale grijze rotswanden. Afwijzend, grimmig. Langs Luzern, de wirwar van wegen, onder- en bovenlangs, tunnels, tunnels. Mooie auto’s die trailers trokken met witte boten erop. Het donkerblauwe Vierwoudstedenmeer. Wat een luxe, wat een welvaart. Al kijkend reed hij erlangs. Aarzelde, Luzern, nog nooit geweest. Waarom nu niet. Tunnel in, tunnel uit en daarna was het meer even uit het zicht. Hé, weer die oranje Opel Kadett. Vlak voordat de weg definitief zou afbuigen van het meer, besloot hij hier te blijven. Aan deze kant van de Gotthardtunnel. Waarom nu doordouwen. Van oudsher was hij gewend om persé eerst die tunnel te nemen voor een overnachting – als dat er al van kwam. Afslag Altdorf.

Eraf, terug richting meer. Hij kruiste voor de tweede keer de hier gekanaliseerde rivier die vanuit de bergen kwam, vanaf de Gotthard. Zocht op goed geluk een klein weggetje tot hij aan de oever van het meer kwam. Parkeerde achter een bosje en draaide de sleutel om. Het schemerde al, het water in het meer schitterde op een vreemde manier. Alsof het nog ergens licht van opving. Automatisch ging zijn hand naar rechts, naar de Canon op de bank. Hij stapte uit en keek om zich heen. Perfect. Ver genoeg van de snelweg, stilte. Niemand. Morgenvroeg zou hij op zijn gemak de tunnel nemen, was het nog maar een stukje naar Milaan. Een kort gemaaid grasveld liep golvend af naar het water. Een eind verder stond een eenzame picknicktafel.

Pavilion
Hij kende slechts enkele standaardzinnetjes in het Italiaans maar hield van de klank van de taal. De vele a-klanken, speciaal wanneer uitgesproken door een donkere mannenstem, Marcello Mastroianni. Imiteerde hem weleens of bestelde zo een maaltijd. En dan viel hij door de mand, wanneer hij moest antwoorden, medium / well done. Zo slecht hij Italiaans sprak, zo slecht was Birgits Engels. En veel was er niet gesproken. Birgit had lang, heel lang geslapen na hun onstuimige vrijpartij. Ze was met hem meegegaan, op een vanzelfsprekende manier, naar zijn kamer. Die hij voor die nacht had geboekt in het hotel van het feest. Lachend, dronken of was zij misschien stoned, waren ze door de donkere tuin gedwaald naar een ander paviljoen waarin zijn kamer was. De zee ruiste zacht terwijl de basdreun van het feest in de verte echode.

Met een knallende kater was hij wakker geworden, verward. Het bewijs van zijn overspel lag voor hem in al haar naakte schoonheid. Wat had hij gedaan? Dit ging te snel, het duizelde hem. Stom stom stom, hij had een schuldgevoel zo groot dat het pijn deed. Hij dacht aan Yvette, en keek naar Birgit. De deuren naar het terras aan de zeekant stonden nog wagenwijd open. Het geruis van de zee klonk nu zachter, altijd ’s ochtends, dan was er geen wind. Ze lag met haar hoofd op zijn arm en hij bekeek haar helemaal, egaal mooi lichtbruin zoals Italiaansen kunnen zijn. Ze was klein maar gespierd. Onwillekeurig streek hij voorzichtig door haar zachte haar. Plotseling botsten zijn ogen op de hare. Ze was wakker en keek hem aan met grote ogen, zwartbruin als gefoto-shopt en het wit intens wit. Ze had hem ook liggen bekijken en ze schoten in de lach. Toen was het duidelijk, op dat moment. Geen gêne, toegeven aan je gevoel. Ik ben hier nu toch. Yvette was opeens heel ver weg. Deze one night stand, het worden er misschien wel twee. En ze vreeën opnieuw.

Jan had wat te eten laten bezorgen door roomservice. In tegenstelling tot wat hij als vanzelfsprekend aannam was ze gebleven. Uren hadden ze gepraat, af en toe onderbroken door haar onhoorbaar steeds afgaande telefoon. Geprobeerd elkaar te begrijpen in hun mengelmoes van Engels en Italiaans. In de schaduw van de witte parasol op het terras voor de kamer. Over Italië, over Jan’s liefde voor dat land, de cultuur, het eten en het leven. De verschillen van hun beide vaderlanden, eigenlijk de algemene gesprekjes zoals je die voert wanneer je nog niet teveel van jezelf wilt prijsgeven. Toch was duidelijk, ze vonden elkaar leuk, erg leuk zelfs. Toen Birgit zei naar huis te gaan was hij aanvankelijk verbaasd, teleurgesteld. Tot hij begreep dat ze terug zou komen, even verkleden. Ze ging hem meenemen, haar lievelingsplekjes laten zien. Waar ze over had verteld, een mooi en stil strand en de verlaten boerderij van haar grootouders. Toch hield hij er rekening mee dat ze weg zou blijven, voorgoed verdwenen. Met een koud biertje uit de minibar in de hand mijmerde hij wat voor zich uit.

De Pont
Verlegen was hij altijd geweest, om een meisje zijn gevoelens te vertellen, dat was bijna onmogelijk voor hem. Eens had hij een lange vriendschap met een mooie vrouw op het spel gezet. Hij vond haar leuk, opwindend, dacht dat hij verliefd was. Maar hij was zo onzeker, wat vond zij van hem? Wanneer ze uitgingen was het nooit de goeie gelegenheid. Te druk, met teveel andere vrienden. Ze gaf hem geen kans of hij was te laat. Ze gingen vaak naar het Bimhuis, een klein concertzaaltje voor improviserende jazz. Een aftands tentje achter de Wallen. Daarna nog naar een gekke kroeg in de Warmoesstraat of op de Zeedijk. Streken neer in een Chinees cafetaria, bestelden iets uit de lijst; alles in soepvorm. Niet bepaald romantische plekken om haar te versieren – vond hij. Smoesjes, uitstellen natuurlijk. Het eindigde altijd dat hij met haar meeliep naar de pont over het IJ, ze woonde in een bovenwoning in Amsterdam Noord.

Af en toe kwamen ze in The Shorts of London op het Rembrandplein met misselijk makende dixielandmuziek. Waar ze ontzettend vrolijk zich bedronken. Te midden van lallende studenten en verdwaalde toeristen. Ook niet de goeie plek om romantisch te worden. Tenslotte naar de Prince of Wales op het Damrak. Niemand wist het, achter de ogenschijnlijk brave lunchroom bevond zich een discotheek. Voor die tijd heel bijzonder, verlichte vloeren, tapijt aan de muren en de muziek; waanzinnig goeie soul en Latin. Wat je nog nergens hoorde en meestal waren ze de enige blanken. Ze werden getolereerd, dansten tot ze drijfnat waren van het zweet, soms alleen op de dansvloer. Tot het moment kwam dat het moest gebeuren, hij kon het niet spontaan. Hij moest het haar laten weten. Maar hoe, hoe kon hij het haar zeggen. Hij wist, ik speel met vuur. Wanneer ik het haar opbiecht en het is niet wederkerig, haar gevoelens voor mij, dan is het misschien wel einde vriendschap. Op een nacht was hij op weg naar haar. Op de pont over het IJ bedacht hij welke woorden hij zou kiezen. Toen de pont aanmeerde bleef hij aan boord en voer weer mee terug. Wandelde langs de oever van het IJ en bedacht dat; wanneer nú het licht aanging op de 3e verdieping van het Shell gebouw zij – Maya van hem hield. Enkele seconden later ging het licht aan – een electrische stroomstoot schoot door zijn lijf – maar het was wel een verdieping lager. Enkele weken later stond hij weer daar op die plek. Het donkere water met een flakkering van een lantaarnpaal op een steiger. Staarde in het zwartspiegelend lokkende en dreigende water. Hij had haar zijn liefde bekend. Nooit zou hij dat moment vergeten, haar verbaasde felblauwe ogen onder het vlammend rode haar. Haar lach, spottend, sneed door zijn ziel. Jammer voor hem maar meer dan vriendschap zat er echt niet in.
‘En zelfs dat werd nu wat moeilijk’,
had ze er aan toegevoegd.

Hoe had hij zich zo kunnen vergissen. Hij had toch echt gedacht dat ze gek op hem was. Hij voelde zich ongemakkelijk, nee hij schaamde zich. Kon er niet mee om gaan. Fietste s‘nachts door de stad, dronk zich een stuk in de kraag in café Alto, een kleine jazzkroeg in de Leidse Dwarsstraat. Ongemerkt was hij weer aan het IJ beland. Keek in het water, dacht een seconde erover om erin te springen. Het kabbelen van het IJ in zijn gedachten vermengde zich met het geruis van de Middellandse zee.

De kreten van badgasten wat verderop. Jan staarde nietsziend voor zich uit. Zou ze terugkomen? Hij wist dat hij fout zat, overspel, eigenlijk was het niets voor hem. Ergens hoopte hij van niet, het zou een stuk makkelijker zijn. Maar toch, ze was mooi, ze leek aardig, het avontuur lokte. Maar ook die andere kant; zijn geliefde Italië, voor altijd zou hij dit gevoel terugkrijgen. Een schuldgevoel, Italië – synoniem voor ontrouw. Deze kust, een schuldig landschap. En onwillekeurig moest hij glimlachen. Dacht terug aan zijn jeugd, hoe hij – lange haren – rondreed op zijn zwarte Puch. Op de rug van zijn vuile verschoten legerjack de tekst:

DE KINDEREN ZIJN ONSCHULDIG

Het naderbij komende gebrom van een scooter. Hij stelde zijn ogen scherp. Daar om de hoek van het paviljoen, dwars over het gazon, scheurde een lichtblauwe Vespa recht op hem af. Een zwaai, een lach, Birgit. Met grote zwarte zonnebril, wapperend zwart jurkje. Een zwarte remstreep in het groene gras.
‘Je bent terug!’
‘I told you so, are you ready?’
Vijf minuten later waren ze op weg, langs de kust, zuidwaarts. Die eerste vijf minuten moest Birgit bijkomen van het lachen. Zo’n bestelbus, zo had ze Jan niet ingeschat. Eerst moesten ze naar een strand. Volgens Jan waren de stranden in Italië waardeloos. Bijna alles in dit land was goed, het klimaat, het eten en gazomaardoor. Maar die stranden, overal vol. Geen zand te zien. Alleen maar stoelen en parasols en mensen natuurlijk. Overal mensen. En dat voor een land met zoveel kilometers kust. Geen probleem volgens Birgit, je moest het weten, de goeie plekjes. Zuidwaarts, na een uurtje over de E80 nog voorbij Donoratico, stuurde ze hem een klein weggetje op, een olijfboomgaard in.
‘Alla destra, qui, naar rechts hier!’

Het daalde licht richting kust. Eerst nog asfalt, dan puin, een hek door en dan zand. Tot bijna op het strand reden ze. Zover ze kijken konden, rechts en links niemand te zien. Een smalle strook witgeel zand, daarachter een lage rij duintjes. Jan keek verbouwereerd achterom. Triomfantelijk keek Birgit hem aan, schopte haar slippers een eind weg en trok haar jurk uit. In een zwart bikinietje rende ze de zee in, gillend.

Güzelcamli
Het zand wat heel vuil was, stoffig en heet. Het ritme van de rollende golven, het geluid van de stenen, steeds wanneer het water zich terugtrok. Dat kon hij zich goed herinneren. O, als hij, (Ferdi Riedijk, 48 jaar) zich even concentreerde kwam er heel veel terug. Hoe hij daar lag in de schaduw onder de bomen. In de hitte met zweetdruppeltjes op zijn buik. Het bos dat pas ophield vlakbij de waterlijn. Het diepblauwe water en de hemel wat zwarter, de bruingroene bossen met daartussen het gouden strand. In Kodakcolor Gold. Beelden in hoge resolutie schoven langs. Zelfs kleine details wist hij nog. Enorme mieren liepen vlak langs maar lieten hem merkwaardig met rust. Net als het wilde zwijn dat in de struiken scharrelde. Even was hij geschrokken toen hij het dier voor het eerst opmerkte. Tot hij een steen greep waarop het zwijn onmiddellijk achteruit deinsde, dit van mensen gewend. Genietend had hij het grote blik Carlsberg bier leeggedronken om het daarna met een lome zwaai in zee te gooien.

Onscherp in de verte, aan de horizon en blauw het eiland Samos. Zoete naaldbomengeur, Middellandse zeezout, zonnebrandolie, bier. Een windvlaag door het bladerdak. Gedachteloos liet hij het zand door z’n vinders glijden, strooide stuivend zand over zijn buik. Een aangenaam gevoel. Starend naar de zee zonder iets te zien. Het lege bierblik bleef hardnekkig terugkomen op de golven. Opeens, zonder er bij na te denken was hij opgestaan en traag het water ingegaan. Over de gladde stenen tot het te diep werd. Hij dreef op zijn rug, gedragen door het dubbelzoute water. Naakt, zijn zwemboek uitgetrokken en op de naast hem drijvende Teva’s gelegd. Hier wat verder van de oever was het als een spiegel. Glashelder en lauw. Omhoog kijkend naar de groenbeboste heuvels van het Milli Park, met de hoogste top de Dilek. Die grijze rots hier vlakbij was de ingang van de Kanyon.

MILLI PARKI  DELTASI
Hij moest en zou die kloof in. Ook al was hij gewaarschuwd; er zouden lynxen en poema’s huizen. In de volstrekte stilte van de beschaduwde kloof had hij zich die waarschuwing herinnerd. Zijn nekharen rezen van schrik toen hij een geritsel hoorde achter zich. Het was slechts een vogel die geschrokken wegvloog. Zwart, een gele snavel. Hij was doorgelopen met in elke hand een steen. Af en toe wierp hij er één voor zich uit, rollend over de stenige bodem. Lawaai zou de dieren bij hem uit de buurt houden, zo had hij geredeneerd. De opwinding van dat avontuur, de geringe kans op echt gevaar. Nee dan dat andere moment, de schrik, later. Hij had zich volstrekt alleen gewaand. Moeizaam wankelend over de stenen kwam hij het water uit en toen opeens, in de verte een silhouet. In het scherpe licht had hij staan turen. Langzaam kwam het aanzwellen tot het daar was, de schok der herkenning. Dat het waar was, dat het echt zo was. Het was haar; zij, die mysterieuze vrouw. De manier waarop ze haar wilde bos  haar naar achteren schudde, onmiskenbaar. Snel had hij zijn zwembroek aangetrokken. Zij had net gedaan alsof ze niets had opgemerkt. Ze keek slecht gespeeld verbaasd op toen zijn schaduw over haar heen viel. Herkende hem eerst niet of deed alsof. Ferdi sprak haar aan, gokte; in het Engels:
‘Weet je het echt niet meer? ‘
terwijl hij naast haar in het zand plofte:
‘Fotoshoot, Gümuslük……?’
‘Ja tuurlijk wel, ik zag meteen dat jij het was, ik herkende je sandalen!’
antwoordde ze, in het Nederlands met een licht Turks accent.
‘Haha, nou dan heeft er in ieder geval toch iets van mij indruk gemaakt.’
‘Is het nog gelukt met de foto’s?’
vroeg ze terwijl ze de Ray Ban Wayfare op haar voorhoofd zette en hem met toegeknepen ogen strak aanstaarde.

 Workitout
De enige overeenkomst van Yvette met Maya was de haarkleur en dat van Yvette was nog een stuk donkerker. ( Yvette – Yve voor vrienden – Donkersloot, 43 ) Donkerrood, kastanje eigenlijk. En dan wild, in de war, ‘out of bed’. Soms hing het zo voor haar ogen dat Jan voor zijn leven vreesde wanneer zïj reed. Hij waagde het niet daar iets van te zeggen. Licht ontvlambaar. Een dramaqueen kon ze zijn. Ze kon tekeer gaan wanneer iets haar niet zinde.
‘Oh, my God!’
En dat dan drie keer achter elkaar. Daar viel Jan ook voor, hij had voor haar moeten vechten. Hij had haar echt moeten veroveren. Het had lang geduurd voor hij de juiste toon te pakken had. Niet te bepalend maar zeker ook niet te slaafs, te volgzaam. Maar waag het niet iets te doen wat ze niet verwachtte. Kort na hun huwelijk had ze een tijdlang een lichte vorm van anorexia gehad. Voor hen beiden een vreselijke tijd. Door Jan onbegrepen, Yvette vond zich mooi zo, absoluut niet te dun. Gelukkig was het vanzelf over gegaan, als was ze wakker geworden. Wel had ze er een smetvrees aan overgehouden die zo mogelijk nog erger was. Lastig voor zichzelf maar ook voor haar omgeving. En dat was het intrigerende aan haar. Ze had steeds van die perioden. Het was maar tijdelijk, een poos droeg ze bijvoorbeeld alleen zwart, of leed ze dus aan een bepaalde kwaal.
ALLES IS ALTIJD MAAR TIJDELIJK

Wat bleef was haar merkwaardige voorliefde voor heavy metal. Jan had een brede smaak wat muziek betreft, behalve nu net… Juist, hij hield er absoluut niet van. Hij had het geprobeerd, had zich erin verdiept. Was wel eens meegegaan naar een concert. Van Halen, Metallica. Het kon hem niet bekoren, sterker; hij had er een hekel aan. Yvette hield er wel rekening mee, alleen wanneer hij niet thuis was ging de volumeknop echt open. De periode dat ze ook nog gothic was, ging snel voorbij. Daar had Jan wel waardering voor kunnen opbrengen. De kleding die ze droeg was prachtig, een wandelend sprookje, een zwarte fee, mysterieus wezen uit een andere wereld. Al dat zwart doorbrak ze dan weer met veelkleurige Texaanse laarzen. En dat was ze eigenlijk nog steeds voor hem, geheimzinnig. Een stelling van haar: de regel is: er zijn geen regels. Het was altijd afwachten hoe hij haar aantrof wanneer hij thuis kwam. Als ze al thuis was.

Ze runde een eigen bedrijfje: Workitout. Workshops organiseren, dat was wat ze deed. Je kon het zo gek niet verzinnen of Yvette kon er wel een workshop van creëren. Het was een eenmansbedrijfje met een legioen aan oproepkrachten. Ex-cursisten, ex-workshoppers, studenten, vriendinnen. Voor de deelnemers aan een workshop leek het een groot bedrijf, een geoliede machine. Dankzij haar fanatisme, goede voorbereiding en instructies vooraf kwam dat zo over. Haar onafhankelijkheid werd mede door haar niet geringe eigen inkomsten versterkt. Jan een maandje naar Italië? Doen! Gáán joh, goed voor je.

If I were a boy
Het geheim van het stille strand ontdekte Jan later die middag. Loom van het zwemmen en zonnebaden wandelden ze terug naar de auto. Het hek door, een stoffig zandpad, geel oranje, liep tussen olijfbomen omhoog. Een lange lus en daar was een erf met rommelig verspreid enkele lage gebouwen. De boerderij van haar grootouders, die overigens reeds lang vertrokken waren. In de verre omtrek waren hier geen wegen die naar het strand leidden, het pad naar de boerderij was min of meer eigen weg. Zonde dat dit alles al in vervallen staat begon te raken, Birgit haalde haar schouders op. Alle ramen zaten er nog in, de kozijnen verveloos en hier en daar was een dakpan verdwenen. Onkruid groeide tegen de okergeel gestuukte gevels. Een grote beschaduwde veranda met ronde bogen aan de voorkant van het woonhuis, daarnaast een grote en een kleinere schuur. Een blauwe tractor van het merk Lamborghini. Met de grond vergroeide landbouwwerktuigen, rommel overal. Een verzakt laag gebouwtje achter op het erf, voor het varken. Volgens Birgit’s Italiaans Engels:
‘Zie piieeke’

De olijfboomgaard en de verderop gelegen wijngaard werden onderhouden door naburige boeren. Ze liepen verder omhoog, de wijnstokken leken wel dood en eeuwenoud. De oogst al geplukt, de bladeren verkleurd. Onbegrijpelijk dat daar nog vruchten aan kwamen. De grond zo droog, stofwolken dwarrelden op waar ze liepen. Het viel Jan op dat er geen bevloeiingsslangen lagen.
‘Hoe vaak moeten die druiven water hebben?’
‘Nooit, antwoordde Birgit;
‘Deze grond bevat zoveel mineralen en de wortels reiken zo diep, water geven is niet nodig’.

Ze wist er veel van, als kind had ze hier vaak, soms maanden gelogeerd. Nog verder, op een onherkenbaar punt – de eindeloze rijen wijnranken liepen gewoon door – was volgens haar het eind van het perceel. Ze keken om, omlaag, een schitterend uitzicht, de oranjebruin bebladerde wijngaard, de rode daken van de boerderij, grijsgroene olijfbomen en daarachter de oneindig diepblauwe zee. Hierboven waaide een zoute wind. Ze zoenden weer een lange zoen. Ook hun huid smaakte zout. Het droge stro knisperde onder hun verhitte lijven. De contouren van een oude olijfboom toverde mooie schaduwen. Voorzichtig streelden ze elkaars verbrande huid.

Ze haalden hun kleren op van het strand en namen eerst nog een snelle duik in zee. Onder water zwommen ze naar elkaar toe. Het zoute water prikte in zijn ogen, het lichte haar van Birgit zweefde rond haar hoofd in een wolk van belletjes. Ze wandelden terug naar de boerderij en ploften neer op de stoffige stoelen onder het afdak.
‘Wat een perfecte plek is dit, kan ik dit niet kopen?’
Birgit antwoordde dat dat onbetaalbaar zou zijn. Alleen al vanwege de uitzonderlijke kwaliteit van de grond, die zo geschikt was voor de kweek van olijven en druiven. De zoute zeelucht maakte het spuiten van insecticiden overbodig. Prima voor een biologische kweek. En natuurlijk de ligging aan zee met een haast eigen privé strand. Birgit nestelde zich tegen Jan’s borst en hoorde zijn maag knorren. Ze schoot in de lach.
‘You are hungry no? Ik zal wat lekkers opzoeken’.
Ze zocht in haar tas en diepte een sleutel op. Terwijl Jan Birgit in het donkere huis hoorde stommelen alweer druk pratend in haar telefoon, vlogen zijn gedachten. Ongelooflijk, wat een toeval. Dat hij juist haar tegenkwam. Ook hij had zo’n zelfde verleden en hij vertelde het haar. Toen ze terugkwam met een fles wijn en een worst, die ze in heel dunne plakjes had gesneden.

SALSICCIA
Hij had ook veel tijd doorgebracht bij zijn grootouders, uiteraard in heel andere omstandigheden. Een boerderij met veel dieren, koeien en kalfjes, kippen en een varken. De pomp buiten op het erf. Het kleine gele hondje. Ook daar hingen er worsten en hammen aan het plafond – andere worsten, dat wel. Hij vertelde over de donkere paardenstallen, waar ze verstoppertje speelden. O, het was een paradijsje daar, net als hier. Maar anders, de schuren zwart, de weilanden omzoomd met meidoornheggen, in de verte was een kreek met brak water waar de koeien wel uit dronken. Hij zag het voor zich, vertelde enthousiast verder, ook al was het verschil met hier groot, er kwam veel terug. Birgit staarde hem strak aan. Tot zijn herinneringen op waren. Ook dit moment, het leek alsof hij in een film alles meemaakte. De volle verzadigde kleuren van het tafereel. Haar donkere silhouet in tegenlicht, de blikkerende zee daarachter.

Die avond laat kwam Birgits volgende verassing. Weer terug in Livorno gingen ze een wasserette binnen. Een kilverlichte ruimte die ze doelbewust doorkruiste met Jan in haar kielzog. Aan het eind doken ze door het rek met schoon gestoomde kleding. Ze bonsde op een deur, die onmiddellijk openging. Een hoge donker gewelfde ruimte, een lange rij witgedekte tafels waaraan hier en daar mensen zaten te eten. Een geheim restaurant, Jan had er weleens van gehoord, het bestond dus echt. Grote witte lampen hingen laag boven de tafels, witte design stoelen:

LORD YO
en ook verder was alles wit. De kleding van het bedienend personeel en van de galante jongeman die hen bij de hand nam en naar een plekje aan de tafel voerde. Onwillekeurig voelde Jan even aan z’n kontzak naar zijn portemonnee. Dit ging geld kosten, dat was duidelijk. Nog voor ze iets hadden besteld stond er een grote glazen koeler met een etiketloze witte wijn. Het eten was zoals de ambiance, voortreffelijk. Fruta di mare, pasta met vis, inktvis, mosselen. Ondanks dat ze met de andere gasten samen aan één tafel zaten was er toch genoeg privacy. De laaghangende verlichting, de muziek die precies hard genoeg was, een intieme sfeer. Had Birgit de tijd van binnenkomst zo getimed? Iedereen zat op hetzelfde moment aan het dessertijs met een café latte en brandende sambuca.

Wat een toestand, wat een dag. Of ie in een stroomversnelling zat. Wat een belevenissen vandaag. Het leek wel een droom, een film, buiten de werkelijkheid, een visioen. Langzaam dimde de verlichting en aan het hoge gewelf flonkerden heel kleine lichtjes alsof je buiten onder de blote hemel zat. Aanzwellende muziek en als vanzelfsprekend trof Jan zich aan op de dansvloer, hallucinerend vertraagd schuifelend met Birgit in zijn armen.

Surround sound –Beyonce:
‘……………..what I wanted then go
Drink beer with the guys
And chase after girls
I’d kick it with who I wanted
And I’d never get confronted for it.
‘Cause they ‘d stick up for me’.
If I were a boy

 ‘If I were a boy’ fluisterzong Birgit rechtstreeks in Jan’s oor – kippenvel!’

‘I think I could understand
How it feels to love a girl
I swear I’d be a better man.
I’d listen to her
Cause I know how it hurts
When you lose the one you wanted
Cause he’s taken you for granted
And everything you had got destroyed.

If I were a boy
I would turn off my phone
Tell everyone it’s broken
So they’d think that I was sleeping alone
I’d put myself first
And make the rules as I go
Cause I know that she’d be faithful
Waitin’ for me to come home (to come home)

It’s a little too late for you to come back
Say its just a mistake
Think I’d forgive you like that
If you thought I would wait for you
You thought wrong

But you’re just a boy
And you don’t understand
Yeah you don’t understand
How it feels to love a girl someday
You wish you were a better man
You don’t listen to her
You don’t care how it hurts
Until you lose the one you wanted
Cause you’ve taken ………………’.

Scola Ballante Leone
Gierend van het lachen zat Jan achterop de lichtblauwe Vespa bij Birgit. Ze scheurde Italiaans hard door de stad. Langs de boulevard terug naar het centrum. Jan hield zich krampachtig vast met zijn armen om Birgits slanke middel. Over haar schouder keek hij mee, wit haar roffelde tegen zijn gezicht. De witte gevelrij rechts, de diepblauwe zee links met daarvoor de mix van witte jachten en haveloze vissersboten, luxe cruisschepen, vlaggetjes, roestige loodsen, visnetten, het flitste voorbij. Haaks rechtsaf, toeterende Fiats, over zijn schouder daar in de haven, de contouren van een driemaster, was dat de Americo Vespucci? Zonder snelheid te minderen vlogen ze over de smalle kaden van de grachten, gevuld met lichtgroen zeewater. De roze kademuren, steil, diep beneden kleine visbootjes, jachtjes, zeilbootjes. Knalden over de brug Fosse Della Venezia en volgden dan het water om het eeuwenoude fort heen midden in de stad. Tenslotte minderde ze vaart, sloeg een steegje in, Via del Leone en parkeerde de Vespa te midden van een lange rij scooters.

Ze had het al verteld die middag aan het strand, steeds onderbroken door haar telefoon. Dat ze een kleine dansschool had, waar ze streetdance, hiphop, jazzdance gaf maar eigenlijk klassiek was geschoold. Deze periode was de school gesloten, de meeste leerlingen waren op vakantie. Op het kleine privé strand van het hotel hadden ze, elkaar maar half begrijpend in hun gebrekkig Engels / Italiaans, heel veel gepraat. Ze had met een puntige nagel op zijn trouwring getikt en hem met opgetrokken wenkbrauwen aangekeken.
‘What is that means?’
Zonder omwegen had Jan verteld dat hij getrouwd was en hoe de zaak ervoor stond op dit moment. Over zijn schuldgevoel had hij gezwegen. Birgit had geen relatie zei ze en toen Jan doorvroeg bleek dat ze eigenlijk nog in scheiding lag. Separazione en divorced, het duurde even voordat ze elkaar begrepen. Haar leeftijd wilde ze niet zeggen, ze lachte hem plagend toe. Aan de kleine rimpeltjes bij haar ogen te zien kon ze toch wel ouder zijn dan Jan in eerste instantie had gedacht. Gelukkig, geen vijftien, misschien slechts tien jaar jonger dan hij. Ook haar handen verrieden niets, logisch, die hadden niet geleden. Dansen deed je met je benen. Toen ze naar zijn leeftijd vroeg had hij direct geantwoord. Hij was verbaasd over zichzelf, in alles was hij open en eerlijk. Wat was dit, normaal was hij heel gesloten. Hoe lang kende hij deze vrouw. Hij voelde zich volkomen op zijn gemak, had niet de minste neiging zich anders of mooier voor te doen. Vreemd, vond hij, maar ook wel een prettig gevoel dit bij zichzelf te bespeuren. Wel gek dat zij nog wat terughoudend was, ze vertelde wel, maar veel was hij nog niet te weten gekomen.

Jan ging niet mee naar binnen, Birgit wilde dat niet. Hij ging op de kademuur zitten tegenover het pand waar ze was binnen gegaan. Aan de gevel was onder de naambordjes een klein goudkleurig plaatje bevestigd;

Scola Ballante Leone – ballo di jazz / streetdance.
Een bijna wit, lichtroze pand met vier verdiepingen. Zonder uitzondering waren de luiken voor alle ramen gesloten. Een klein onooglijk vissloepje voer achter hem door de gracht en verstoorde de stilte. Met de handen in de zakken keek hij neer op het bootje. De visser stond eveneens met zijn handen in zijn zakken, rechtop, de helmstok tussen zijn benen. Ze keken elkaar recht aan. Het buitenboordmotortje maakte een hels lawaai wat verstomde toen het bootje achter de bocht verdween. Van dat moment, dat het bootje al was verdwenen maar het kielzog nog niet. Daarvan maakte hij een foto. En van het licht wat om de hoek kwam. Hij fotografeerde nog steeds als met een analoge camera, niet digitaal-maar-doorklikken en dan deleten. Hij was zuinig, alleen als hij zeker was, dit wordt goed; klik. De gracht was weer stil, het geluid van de stad bleef achter de hoge huizen hangen.

Hij hoorde een zacht gefluit en keek op. Op de eerste verdieping had Birgit een luik opgegooid en zwaaide en lachte naar hem:
‘Almost ready, sono quasi aspetto!’
Ik kom zo. Oké dacht Jan. Doe maar rustig aan, hij voelde zich raar. Zo kalm en relaxt was hij nog nooit geweest. Tevens ook geweldig opgewonden, het gevoel van: ik lééf. Was dit verliefdheid? Zo lang geleden, dat hij dat was geweest, verliefd. Moest hij dit zichzelf toestaan, laten gebeuren? Of was het een geval van

POG.
Zoals Mart Smeets het eens plastisch omschreef, Plotseling Opkomende Geilheid. Niet te verwarren met, dus verliefdheid. Even nadenken, doe ik hier goed aan? Toen had hij opeens een argument, een excuus. Het was in een flits gepasseerd, dit is het! Ik duik in dit avontuur, dan heb ik meteen voer voor mijn boek. Het voornemen om te gaan schrijven deze weken, viel in duigen maar wie weet kon hij dit, wat er ook nog ging gebeuren, gebruiken.

Napoli
Daar was ze geboren, Birgit, in Napels. Zij (Birgit Salvaterra, 31) kwam zo snel ter wereld dat de taxi die haar ouders naar het ziekenhuis namen te traag was. Op het parkeerterrein was ze er al. De gealarmeerde dokter en het personeel verdrongen zich in de deuropening van de donkerblauwe Alfa Romeo Giulia 1300 super. En zo zou ook haar leven zich voltrekken. In grote haast, met veel foutjes, vergissinkjes en ongelukjes. Maar wel leuk. Birgit hád iets, iets fouts en iets leuks. Ze was onstuimig, levenslustig. Klein, sterk, gespierd, mooi en slim. Intelligent eigenlijk. Op school haantje de voorste, een brutaaltje. Toch niet onsympathiek, door haar ongekunsteldheid, spontaniteit. Haar ouders hadden het niet breed, vader werkte in een veem in de haven. Om de haverklap trok haar vader de bergen in, hij was een klimmer. Daar moest alles voor wijken. In de voorkamer van hun huis had moeder een piepklein winkeltje met lelijke souvenirs, probeerde wat bij te verdienen. Het was in een stille straat. Toeristen kwamen er nauwelijks. In de deprimerende sfeer van betrekkelijke armoede bracht Birgit samen met drie levenslustige broertjes leven in de brouwerij. De stad leed toen al onder een afval probleem. Het leek wel of het zo hoorde. Altijd lagen de straten vol met vuilnis. Het onoplosbare conflict tussen de corrupte overheid en de al even corrupte bedrijven die het vuilnis weigerden op te halen. Als enig meisje werd ze een beetje verwend. Zij mocht op een club. De AGN –Associazione Ginnastica Napoletano. De grootste gymnastiekclub van Napels, de goedkoopste. Kon ze een beetje energie kwijt. En kreeg ze aandacht. Dat wilde ze, aandacht, gezien worden. Jong nog werd ze al opgemerkt, horden jongens achter zich aan. Soms werd er wat gescharreld in de donkere steegjes in de buurt. Toch was ze

HARD TO GET.
Ze keek langdurig de kat uit de boom, ook toen ze van school af was. Een baantje had, verkoopster in de Prada winkel. Af en toe liep ze een modeshow, ze genoot van de catwalk. Tot zich iemand aandiende, geen Napolitaan. Julio, iets ouder dan zij, woonde in Rome en had geld. Mercedes Benz SL 300, beige, cabrio. Binnen drie maanden woonde ze bij hem in Rome, vond een baan als floormanager bij Escada en voelde zich Romeinse. Het duurde niet lang, Julio verdiende op een onduidelijke manier zijn geld en was soms gewelddadig naar haar toe. Ze vond een niet te duur flatje ver weg van het centrum. Deed auditie bij de Nationale Balletschool en werd weer verkoopster, parttime. Een moeilijke tijd brak aan. De zware opleiding, het werk en af en toe de niet aflatende Julio aan de deur. Na diverse verhuizingen, nieuwe liefdes en dito baantjes voltooide ze de klassieke dansopleiding. Na een kortstondig contract aan de Teatro dell’Opera di Roma verhuisde ze weer. Ze wist, als ik nu mijn schepen achter me verbrand, ik stop met klassiek ballet, kom ik er nooit meer in terug. Ze was geen prima donna, danste goed, maar was geen gevestigde naam. Nu niet snel een nieuw contract krijgen was als definitief stoppen. Ze vertrok naar Capri, weer met een duur vriendje. Een luxe leven ving aan op het dure eilandje, een heerlijke verwennerij. Feesten tot het ochtendgloren, drank en pillen. Maar ook waterskiën en duiken. Rond het eiland razen met snelle klassieke Riva’s. Met kleine bootjes in de spannende grotten van de rotspartijen in zee. Tot bleek dat ook deze knaap zich met duistere praktijken ophield. Ze vertrok – vluchtte; ze wist teveel – naar Livorno.

Gümuslük
Ferdi was aan het werk geweest in het kleine dorpje Gümuslük. Romantisch gelegen vlakboven de waterspiegel. Een fotoshoot met bruidskleding. Gek idee natuurlijk. Witte en off-white zijden jurken, heel Hollands eigenlijk in zo’n exotische setting. Tegen de achtergrond van stoffige huisjes met weelderig bloeiende bougainvilleas en met wijnranken overwoekerde afdakjes. Leuk werk, met een kleine crew, een fotograaf met zijn assistent, de art director van BruidenNu, twee lollige meiden van de grootste bruidszaak met rekken jurken. En natuurlijk twee modellen; aanstellers en verwend.

De hele dag had ze hen gadegeslagen, vanachter deze zelfde zwarte bril, die Rayban. Bijna onzichtbaar vanaf haar balkon, wat half verscholen ging onder een enorme druivenrank. Een paar keer had hij omgekeken, gebiologeerd door de hele entourage. Ze bleef onverstoorbaar staren, zat stil als een Boeddha beeld, maar soms schudde ze opeens wild haar donkere bos haar naar achter. Hij voelde haar ogen in zijn nek, hij was wel wat publiek gewend, overal waar ze neerstreken met hun fotocircus trokken ze bekijks. Met alle apparatuur, de lichtparaplu’s, de reflectieschalen en de slordig her en der geparkeerde auto’s, de kofferbakken vol met materiaal brutaal open. Maar dit voelde anders, of keek ze toch niet haar hem? Hij was wat in de war, er niet helemaal meer bij, Hendrik, de art director had hem bevreemd aangekeken, had iets gemerkt, niet wetend wat er was. Nieuwe shoot, de zon was nu laag genoeg gezakt. Ze hoefden niet meer in de schaduw te blijven van de lage gebouwtjes met de bloeiende jacaranda. Bovendien was de fantasie daar wel uitgeput.

Pol, de eigenzinnige fotograaf zag wel iets in badende bruidjes in zee. Uiteraard waren de meisjes die zich verantwoordelijk voelden voor de dure bruidsjurken daar fel op tegen. Pol, overtuigd veganist en verder ook overlopend van allerlei principes kon hen op zijn eigen rustige manier overtuigen. Het werd als het ware nu bijna hun eigen idee. Zo zelfs, dat het gek was dat Pol of Ferdi daar nu zelf niet op was gekomen. Pol droeg vandaag een authentieke Turkse broek, zo’n enorme met een laag kruis. Niemand durfde te lachen. Tot de kastelein van het lunchrestaurantje in gebroken Nederlands zei:
‘Ah, lekker broekie?’
Maar hij had gelijk, inderdaad, met het lage licht wat het water kleurde werd het een sprookjesachtige setting. Voordat de jurken te nat werden, bolden ze op, dreven eerst nog óp het water. De hyper modellen vonden het allemaal best, het kon ze niet gek genoeg zijn. Mocht ook wel, gezien hun gage. Hendrik strooide met complimenten. De locatie en de casting: Ferdi’s idee en ook de keus van deze fotograaf. De teamgeest, übergeweldig, allemaal superlatieven bagatelliseerde Ferdi. Na een lange vermoeiende dag pakten ze de spullen in, dronken nog wat en spoelden voor de zoveelste keer het resultaat terug op de laptops. Hij was zo gaan zitten dat hij goed zicht had op het balkon. En ze bewoog, langzaam stond ze op, een gracieuze gestalte, haar jurk vlamde roodoranje op in het lage zonlicht. Ze stond daar, weer roerloos in de deuropening op de eerste verdieping van het okerkleurige huis en keek. Hoe al het materiaal werd ingeladen, systematisch, routineus. Toen ze tenslotte instapten en hij nog een laatste blik wierp was de deuropening leeg.

Dolmus
Opgevouwen op de achterbank van het kleine Dolmus busje liet Ferdi alles gebeuren. Alle raampjes open en nog was het warm. De geuren en het stof van het Turkse platteland stoven naar binnen. Vermengden zich met die van zijn medepassagiers. Naast hem een lijflucht van een zware man, voor hem een stevige vrouw met dik haar met een frisse zweem van rozenwater. Het voortdurend stoppen na een onverstaanbare kreet van iemand die wilde uitstappen. Of gewoon op een handgebaar van een ander die meewilde. Het doorgeven van geld, verfrommelde biljetjes. Achteloos graaide de chauffeur in zijn dasboard naar wisselgeld, stak het omhoog naar achteren.

Heerlijk, Ferdi voelde zich Turk met de Turken, één. Eerlijk, open, gewoon. Een oudere vrouw met een lange rok, nette beige jas en hoofddoek, stoffige schoenen en een mobieltje aan het hoofd geklemd. Een boerige man in werkkleding met grote plastic tassen met boodschappen. Twee jongens in spijkerbroek met grove zwarte schoenen en keurige overhemden. Alles net iets ouderwets, dan toch weer opeens een jonge vrouw heel elegant in zwarte broek en blouse en een laptoptas. Het busje klom omhoog, het asfalt werd slechter, slingerend de heuvels in. Hier geen afval meer langs de weg. Onduidelijke begroeiing, laag bos. Links kwam de zee in zicht, een stuk lager al, blikkerend in de hete zon.

Onverwacht na een bocht een dorpje. Een paar keer stoppen, uitstappers. Op een pleintje stapte iedereen uit. Ferdi wilde ook uitstappen, maar de chauffeur maande hem te blijven zitten. Ook de chauffeur verdween, nadat hij Ferdi gebarend had beloofd terug te komen. Stilte. Een zanderig plein, een brokkelig betonnen gebouwtje. Natuurlijk duurde het Ferdi te lang en hij stapte uit. Brandend heet. Terug in de schaduw van het busje. Blauwe vloerbedekking rond de voorruit en op het plafond boven de bestuurdersstoel. Foto’s van twee meisjes, zijn dochters? Het losse geld in het dashboard. Ferdi vond de chauffeur achter het gebouw, in de schaduw van een oude boom, rokend met zijn collega’s.
‘Ik kom,’
knikkend en z’n peuk uitdrukkend. Hotsend en botsend daalden ze een steil weggetje af. Half omgedraaid wees de chauffeur hem op bezienswaardigheden, onverstaanbaar pratend. Ferdi begreep er niets van en zag ook niet wat de moeite waard zou zijn om te bekijken. Het belangrijkste; ze naderden inderdaad de kust. Hij zag al een paar boten liggen. Kennelijk was hij goed begrepen. Het was ook mogelijk om je over zee te verplaatsen. Nog een paar dagen langer blijven, even geen Niekje. Lekker alleen, retourvlucht uitgesteld. Hij hield van haar, zijn vrouw, maar ze was zo vermoeiend. Even niet nu, hij hield van zijn vrijheid. Die hij vaak nam, afdwong. En Niekje liet hem. Ze begreep hem, te goed soms, dacht hij.

Een wrakke steiger, waar onregelmatig een vloerplank ontbrak, stak een eindje de zee in met aan beide zijden een boot aangemeerd. Hotsend en botsend sleurde Ferdi zijn in deze ambiance belachelijk aandoende veel te zware koffer achter zich aan. Zwetend in zijn dure Replay jeans en zwarte Calvin Klein shirt. Links, in de schaduw van een dekzeil staarden vier ongeschoren mannen hem aan. Op de rechterboot klom een vrouw in een witte bikini via een trapje uit het water. Hij liet een verkreukeld formuliertje zien en de stoppelbaarden braken open in een vriendelijke lach.
HOZ GELDINIZ
De witte bikini spoelde met een handdouche het zoute water af.

Met een bijl stond de jongste van het viertal in een grote bak achter de kajuit te hakken. Vroeg wakker geworden van de plotselinge activiteit aan dek moest Ferdi weten wat er gebeurde. Grote blokken ijs werden kapot geslagen, waarna treetjes cola, blikjes bier en flessen wijn erin verdwenen. Het etiket viel hem op en hij moest lachen;
KUTMAN
De motor van de Kaptan Yarkan was gestart, een dieselwalm verspreidde zich langzaam laag over het water. Meer spullen werden aan boord gebracht. Courgettes, aubergines, uien, sla, broden. Na de rust van de donkere avond, de stilte van de zwarte nacht, actie! Het dek was nat en glibberig. De zon nog laag, de bergen in de verte blauw, onduidelijk. De houten boot trilde. De bemanning van de andere boot gooide hun tros los, een groet. Ze keken hen na, ze zwaaiden niet. Langzaam gleed de steiger en de andere boot voorbij. De witte bikini bleek op het voordek te liggen. Ze las een boek. Ferdi herkende de omslag; Nieuwe Schoenen.

Genova
Het sonore geluid van de dieselmotor was slaapverwekkend. Jan wierp af en toe een blik opzij, Birgit lag scheef tegen het portier te slapen. Klein was ze zo, op de brede voorbank van de Ducato. Ze waren op weg naar Genua. Birgit moest daar iets onduidelijks gaan doen. Daarna zouden ze doorrijden naar de Dolomieten. Jan had haar zijn liefde voor de bergen opgebiecht en daar had ze gretig op doorgevraagd. Als kind was ze weleens meegegaan, haar vader was een fanatiek bergsporter. Hij had veel nieuwe routes geopend op onbekende wanden.

‘Never heard of Ermanno Salvaterra?’
Nee, nooit van gehoord natuurlijk, maar nu wist hij meteen haar achternaam. Hij moest haar bekennen dat hij nooit zo had geklommen. Hij was meer een bergwandelaar en deed ook wel aan Klettersteigen. Routes op steile wanden die met kabels zijn beveiligd, waaraan je je kunt vastklikken en zo toch redelijk veilig op grote hoogte kunt komen. Een mengvorm van klimmen en wandelen. Oorspronkelijk aangelegd voor soldaten in de eerste wereldoorlog. Hoog in de rotsen konden ze zich verschansen en zo de vijand bestoken. Om makkelijker en snel deze posten te  bereiken waren deze via ferrata’s – ijzeren wegen – aangelegd. In sommige rotsmassieven waren zelfs tunnels gehakt. Het duurde even maar toen begreep ze het en riep:
‘Ah, via ferrata, is that what you means!’
Het besluit was snel genomen, naar de Dolomieten, het was maar 500 kilometer. Een paar dagen daar de bergen in. Meer was er niet afgesproken. Overrompelend snel zelfs. Birgit had even spullen willen halen, verkleden en weg. Het leek wel een vlucht dacht Jan nog.

Toen ze tenslotte naar buiten kwam, dat had toch nog wel lang geduurd, moest hij drie keer kijken. Onherkenbaar was ze nu. Een kuitbroek, verwassen T-shirtje en het haar verstopt onder een oranje verschoten baseball pet. Ze nam een klassieke ballethouding aan, de voeten naar buiten gedraaid, hoofd in de nek en tuurde naar hem vanachter een grote zwarte zonnebril.
‘Andremo?  Lets go?’
Eerst moest de Vespa nog naar binnen. Het brede stuur paste maar net door de deur, hij hielp haar, nieuwsgierig om even binnen te kijken. Een klein zaaltje met een blinkende vloer waar streepjes zonlicht op vielen door de luiken. Hij schoot in de lach, een grote rode koffer met de tekst Cacharel stond naast een oude rugzak. Versleten en vooroorlogs model met draagstangen aan de buitenkant. In de smalle gang een kapstok van een echt hertengewei, met daarop geplakte stickers van Rudolf the Rednosed Rendeer. Weer ging Birgits telefoon. Ze nam snel op en liep de balletzaal in. Galmend klonk haar stem, wel heel heftig nu. Jan floot zachtjes tussen zijn tanden:
‘Phiiieuw, Italiaans temperament’.

Hij sleepte alvast de koffer die heel zwaar was naar buiten. Even later rende Birgit langs naar een Lancia Ypsilon, die wat verderop langs de gracht stond geparkeerd. Een mooi design autootje, beige metallic met zwart dak. Honderden reden er momenteel in Italië.
‘Krijg je deze auto’s cadeau bij een pakje boter?’
vroeg hij Birgit, toen ze naar het hotel reden. Ze begreep het niet. Laat maar, dacht hij. Ze laadden de spullen in de Ducato en kraaiend van plezier verwonderde Birgit zich weer over zijn geliefde vervoermiddel. Toen Jan de overnachting had afgerekend was de Lancia geparkeerd in het uiterste hoekje van het parkeerterrein. Birgit zat, alweer bellend, op de voorbank van de bus.

De diesel bromde rustig door. Telkens wanneer ze uit een tunnel kwamen, lag daar links beneden de blikkerende zee. Eerst, net boven Livorno kreeg je de Alpi Apuane, bergen met sneeuw op de top. Daaronder hele wanden van marmer. Verticaal waar het uitgezaagd was. Witbestoven vrachtwagens op de weg. Jan liet een nieuwe cd, Frank Boeijen, in de cd-speler glijden en zong mee, zachtjes voor zich uit:

‘Het was een onbekende weg
die ik heb afgelegd naar het licht,
op zoek naar het donker
verlangen naar verlangen
uit dat harnas van spijt’.

 Hij keek opzij, Birgit, wakker geworden, keek hem aan met een licht verbaasde en geamuseerde blik. Het refrein, met de volumeknop nu open, de melodieuze bas deed alles in de Ducato resoneren:

‘Heb me lief, heb me lief, heb dit lichaam lief,
bemin mij, bevrijd mij
van het duister in mijn hoofd
mijn straat loopt hier dood’.

 Het volgende stukje tekst kende hij niet goed en neuriede verder. Het laatste refrein zong hij weer uit volle borst:

‘Maar zijn wij samen niet sterker
dan alles wat mij bedreigt?
ik sta klaar voor de strijd,
met als wapen de waarheid
en dat is…

 Heb me lief, heb me lief, heb dit lichaam lief
bemin mij, bevrijd mij
van dat gevoel van schuld
verraad mij met een kus…

 Heb me lief, heb me lief
ik weet meer vragen kan ik niet
maar wij verzoenen ons vannacht
bemin mij, streel mij, wil mij
heb me lief…’.

Naar Trento ga je niet langs de kust. Hij wist dat hij omreed. Birgit wilde persé eerst via Genua. Ze moest daar ergens iets afgeven, het was hem niet helemaal duidelijk. In haar stortvloed van woorden was hij de weg kwijtgeraakt. Het was niet erg, wat maakte het uit. Dit was zo’n mooi stuk, langs de kustweg naar Genua. Fantastisch landschap, steile hellingen, met bossen die door leken te lopen tot in zee. Waar kleine stadjes aan de oever lagen. Jammer, ze zag het niet, ze sliep. Pats, alweer een tunnel in. Krankzinnig ben ik ook, bedacht hij. Dit kan ik eigenlijk niet maken. Dit werd meer dan een vluchtig avontuur, meer dan een slippertje. Zou ik dit kunnen, durven beschrijven in mijn boek? Onwillekeurig moest hij lachen. Hij dacht alweer verder. Hoe moest hij zich profileren, als schrijver. Wat voor type zou hij worden. Een apart, maar wel commercieel interessant figuur. Zou hij een designerbril kopen, zo’n dikke zwarte. En wat te denken van een geheimzinnige tattoo, als Paulo Coello. Bijvoorbeeld een kleine schorpioen op zijn pols, net zichtbaar vanonder zijn mouw. Hij zag zich al op de abri’s in de stad, groot gebracht zoals Tania Windt met De Verhuizing of Jim Huizinga met Onder de Duikboot. Zijn uitgever die hem dwong en van alles regelde, talloze talkshows.

Daar maar even niet aan denken, ook niet aan spreekbeurten en ‘leest voor uit eigen werk’ Hij was geen spreker in het openbaar. Hij was te verlegen. Soms kon hij ook zomaar blozen, waarom wist hij zelf niet. Zucht, de tol van het succes. Hij glimlachte om zichzelf, liet zich te ver meevoeren. Strak in het pak, nee dat stond te ver van hem af. Linnen flodderbroek, hm. Iets te flamboyant. Het liefst droeg hij zijn vaal verschoten oranje of mintgroene jeans. Zwart T shirt en zwarte softshell. Ja dat moest het worden, gewoon zichzelf blijven. Al die schrijvers met hun colbertjes, hij is ánders. Hij keek in de achteruitkijkspiegel in zijn ogen. Zoals hij vroeger al deed. En zich afvroeg – pathetisch vond hij nu – wie ben ik? En hoe zie ik er eigenlijk uit? Heb ik een spiegelgezicht, anders dan in werkelijkheid? Hij herinnerde zich dat hij toen steeds in de spiegel keek, neutraal om te zien hoe de buitenwereld hem zou zien. Ook in de stad keek hij steels in de spiegelende winkelruiten, naar zijn houding, wat liep daar voor man, wat was dat voor iemand, hoe kwam hij over. Snel een blik opzij. Ze sliep weer, haar mond een beetje open. Wow! en Yes! Juichte van binnen en gaf onbedoeld meer gas. Zonder de opvallende zwartbruine ogen had haar gezicht een andere uitdrukking. Onschuldig, bedacht hij.

Wat later dirigeerde Birgit hem dwars door het hectische verkeer in de binnenstad van Genua. Vreemde snelwegen die in grote bogen over en onder elkaar vlak tussen de bebouwing doordraaiden. Twee keer reden ze hetzelfde stuk, verkeerde afslag. Tenslotte middenin in de stad bij de haven aangekomen moest hij stoppen. Ze dook de bus in door de achterdeuren en rommelde in haar koffer. Op zijn vraag:
‘Need help, Birgit?’
werd weer driftig Italiaans gereageerd, hij moest er zich duidelijk niet mee bemoeien. Na een
‘Scusi Jan, please stay there!’
holde ze weg, een klein pakje onder haar arm klemmend, een hoek om, weg. Nou ja, dacht Jan, het zal wel, niets achter zoeken.

Hij keek rond, een enorme ronde havenbaai. In de schaduw van een haveloos blauw vrachtschip. Daarachter aan de overkant lagen vier witte ferry’s. Twee kleine slepertjes sleurden met veel schuim achter zich, een groot zwart cruiseschip de haven uit. Olieachtig spiegelde het water onderaan de kademuur. Plastic zakken, een dode vis en een nog gaaf roze plastic kinderpopje dobberend, de zoute geur van verrot zeewier. Uren zou hij hier kunnen blijven, zomaar kijken. Naar de vormen van de schepen, de bewegende kranen. De geluiden en die geuren! Toch begon hij zich zorgen te maken, ze bleef wel erg lang weg. Af en toe omkijkend naar het straatje waarin ze was verdwenen drentelde hij langs de kade. Het portier van de Ducato sloeg dicht. Hij draaide zich om, op hetzelfde moment trok een auto, weer zo’n kleine Lancia maar dan een zwarte, razendsnel op. Hij holde terug naar de bus. Birgit keek hem neutraal aan, haar zwarte zonnebril weer op, terwijl ze een sigaret aanstak. Toch zag hij dat ze hijgde, haar hand trilde.
‘Are you allright, Birgit?’
Ze knikte, blies rook uit en keek weg:
‘No questions Jan, lets go’.

Nighthawks
Het was al nacht toen hij tenslotte de bus parkeerde. De steil oprijzende rotspartijen waren slechts vage contouren die afstaken tegen de donkere hemel. Door de omweg via Genua was het heel veel verder dan gedacht. In een ouderwets restaurant hadden ze bij invallende schemering wat gegeten. Nog een kleine omweg had hij hiervoor gemaakt. Ze reden onderlangs het Gardameer. Birgit zat de kaart te bestuderen en dromerig had ze herinneringen opgehaald aan haar jeugd. Ze kampeerden daar, ieder jaar op een ander plekje, ergens aan het meer. Met gierende banden had hij de afrit genomen, de laatste die naar het meer leidde: Peschiera del Garda. Birgit prikte in haar pizza rucola met geitenkaas, schoot in de lach toen Jan’s calzone werd bezorgd, reusachtig. Hoe ging hij die ooit opeten? Terwijl ze aten floepten langs het meer steeds meer lichtjes aan. De krekels in de bloeiende oleanders verstomden. Achter de brede weg het meer, het water wat steeds zwarter werd.

En Birgit vertelde verder. Hoe haar vader dan tijdens zo’n vakantie er weer vandoor ging. De bergen in ten noorden van het meer. Om weer iets onbekends te bedwingen, een nieuwe gevaarlijke route. Dagen had hij dan al zitten broeden, over zijn landkaarten gebogen, binnensmonds mompelend. Hoe zij en haar moeder elkaar aankeken. Haar vader was dan haast onbereikbaar, hij was al weg, al dáár. En over de angst vertelde ze, bang dat hem wat overkwam, hij een fatale val zou maken. Jan zei dat hij dat wel herkende. Hij vertelde hoe zijn vrouw hem altijd de ruimte liet. Dat zijn tochten wel niet zo gevaarlijk waren, maar toch. Ook zij had die angst. Had ermee leren leven. Jan zocht in de auto naar een topografische kaart van de Sella Gruppe, het gebied waar ze heen gingen. Sloeg het portier dicht, draaide zich om en zag een gelijkenis met het schilderij Nighthawks van Edward Hopper. Aan de donkere boulevard de verlichte glazen uitbouw van het restaurant waarin Birgit eenzaam nu, aan de bar zat, wachtend, uitdrukkingsloos. Ze staarde naar haar telefoon.

SHIT!
Terug, zijn camera lag in de bus. Wat later dook hij een grote helverlichte en te koud ge-airco-de supermarkt in. Lekkere dingen kopen voor de komende dagen. Een fles rosé, rode wijn, sardientjes, olijven, grappa, pesto, tomaten, eieren, noten, pannini’s, stokbrood, pasta, koffie. En Italiaanse chocolade, bruine en witte truffels met champagnevulling liet hij inpakken in aluminiumfolie tegen het smelten. Ze waren doorgereden, nu naar het noorden. Bij Trento naar het westen, steeds kleiner werden de wegen, omhoog! Predazzo, Possa di Fasso, plaatsnaambordjes van kleine dorpjes die kort oplichtten in het donker. Bij Campitello afslaan, hoger nog. Tot het weggetje zich doodliep bij een hek. Vanaf hier hadden alleen boeren en boswachters toestemming om verder te rijden. Op een officieel lijkend bordje:
ENTRARE PROBITO

Voorzichtig reed hij de bus tussen de bomen en zette de motor uit. Aardedonker en heel stil was het toen ze uitstapten. De lariksen ruisten zacht, een gorgelend beekje, meer was er niet te horen. Bij het schijnsel van de binnenverlichting van de bus dronken ze wijn, uit plastic mokken. Huiverend want het was al fris op deze hoogte. De achterdeuren open latend installeerden ze zich op de matras. Uit de oude rugzak van Birgit kwam een al even oude slaapzak. Dun, het dons wat verklonterd. Birgit voelde eens aan de dikke mummie van Jan maar zei niets. Jan schoot in de lach, hij had nog wel een slaapzak. In de grote kist die tegen de cabine van de bus vast vastgeschroefd vond hij er één voor Birgit. Langzaam vielen ze in slaap, eerst nog luisterend naar de geluiden van de wind die door de bomen streelde.

Ze werden gewekt door het jankende geluid van een kettingzaag. Vlakbij stond een vrachtwagen en een jeep. Bosarbeiders waren verderop bezig meer licht in het bos te brengen, er moesten bomen om. Jan probeerde zich niet te storen aan de inbreuk op hun privacy en concentreerde zich op het inpakken van zijn rugzak. Er moest veel mee nu. Zijn principes van zuinig de rugzak inpakken, niet teveel meenemen, alles zo licht mogelijk gooide hij nu over boord. Hij twijfelde even, z’n North Face mountain broek of? Ach, het was lekker weer en koos voor zijn ouwe bijna witverschoten mintgroene jeans. Toen ze tenslotte op weg gingen en Birgit vrolijk voor hem uit dartelde kreunde hij haast onder het gewicht van zijn rugzak. De Ducato stond al vlug diep onder hen, zo steil ging het bospad omhoog. De lariksen verspreidden een geur die hem nog gelukkiger maakte. Het geluid van de kettingzaag was al lang verstomd. In het donkere schaduwbos viel hier en daar een schuine streep zonlicht, Birgits witte haar lichtte in de verte goud op. Ze wachtte, hij liep door over het steile paadje tot hij vlak voor haar stond. Even groot waren ze nu. Hij dook onder de klep van haar baseballpet en vond haar mond. Ze zoenden tot ze naar adem moesten happen.

De kleur groen was verdwenen, boven de boomgrens. Alles was hier van een bleek oranje, daar waar de zon scheen. De rots die in de schaduw lag, was bleek of grijzig. Dolomiet gesteente. Brokkelig, ruw en droog. Vreemd spul eigenlijk, hoe het was ontstaan is niet helemaal duidelijk. Er bestonden meerdere theorieën over. De meest gangbare was die van oorspronkelijk koraal, wat dus onder de zeespiegel was gegroeid en door tektonische werking, plaat of aardkorstverschuiving omhoog was gestuwd. Birgit liep allang niet meer vrolijk vooruit. Ondanks de zware rugzak ging Jan voorop. Rustig in een gestaag tempo, neuriede één zin, meer tekst kende hij niet:
‘And nothing else matters’,
verrek, dat was toch van Metallica? Af en toe keek hij zo neutraal mogelijk om, waar ze bleef. Toch moest Birgit een goede conditie hebben, dag in dag uit met sport bezig. Streetdance is pure sport. Maar bergwandelen is een andere belasting. Elke stap is anders. Over de ongelijke paden, steil. Soms zelfs een beetje klauteren. Ze liet zich niet kennen, hijgend haalde ze hem steeds weer in. Ze naderden nu de bovenkant van een eindeloze blokkenhelling.

‘Jan, short break there?’
Een prachtig uitzicht ontvouwde zich toen ze op de bergpas aankwamen. Ze ploften neer op een paar grote blokken. Jan klipte het slangetje van zijn waterzak los en reikte het Birgit aan. Gulzig zoog ze eraan en dronk het nog steeds koele water. Ook hij nam een slok, hij kon met weinig toe. Zwijgend keken ze rond. Op de grond lag een verroest blikje tonijn in tomatensaus. Zoals iedere keer was het Birgit die zei:
‘Lets go!’
En weer moest Jan lachen om haar grappige Italiaanse intonatie en zei:
‘Vamos!’

Bivacco Camoscio
Het viel een beetje tegen, hij wilde niets laten merken aan Birgit. Eigenlijk wist hij niet zeker of ze wel goed zaten. Het was alweer jaren geleden, dat hij hier was, nu herkende hij niets. De Sella Gruppe, hij had met een stel vrienden hier een schitterende tocht gemaakt. Een heftige route, dwars door de onherbergzaam uitziende rotspartijen. Wanneer je de over slingerende wegen door de dalen reed zag je de verticale wanden. Wanneer je niet beter wist zou je denken; onmogelijk. Daar kun je niet komen. Tenzij je een heel goede klimmer bent of levensmoe, gek! Zij wisten toen. Wel degelijk waren er routes, dwars er doorheen. Soms een dagmars omhoog, door eindeloze puinhellingen, de spaarzaam aangebrachte markeringen volgend, een verschoten verfstreep op een rotsblok. Tenslotte kwam je bij een massieve afwijzende wand. Het Dolomietgesteente rees loodrecht voor je omhoog. En precies daar voor je hing er dan een stalen kabel. Met een bordje erbij:
SOLO PER ESPERTI

Daar klikte je je aan vast, hoe? Dat probeerde hij nu al enige tijd uit te leggen aan Birgit. Hij wist zeker dat hij deze klettersteig nog nooit had gedaan. Misschien echter was de route die hij in gedachten had nu verder door naar beneden beveiligd. Toen hadden ze eerst een heel stuk vrij moeten klimmen.
‘Alles moet steeds maar veiliger!’
dacht Jan, dat was één van zijn frustraties.
‘No Birgit, we are not going to climb, het is een klettersteig, via ferrata….’.
‘So we not have no rope, that is no dangerous?’
Het duurde even voordat ze begreep wat hij bedoelde met twee karabiners. Allebei aan de kabel klikken, en bij een verankeringspunt van de kabel ze één voor één daar voorbij weer inhangen. Toen ze tenslotte op weg waren, had ze er opeens een hoog tempo in. Ze vloog naar boven. Hij wilde haar graag controleren, kijken of ze het goed deed. Had moeite om haar bij te houden, de zware rugzak trok hem uit balans. Wild klikte ze de geopende karabiners om de kabel, snel! Ritste ze – zoemmmmm – achter zich aan terwijl ze omhoogliep, klom. Hier en daar stak een stuk betonijzer uit de rots. Om moeilijke stukken, waar weinig steun voor de voeten was makkelijker toegankelijk te maken. Jan rustte even uit, met beide voeten op zo’n stuk ijzer staand.

‘Eeh, Jan, that is no good eh!’
klonk van boven. Birgit sprak hem bestraffend toe en liet zien dat ze hoger kon klimmen zonder gebruik te maken van deze hulpmiddelen. Jan schoot achterover in een schaterlach, zijn oog viel op de sokjes die ze droeg; kindersokjes met pandabeertjes. Toen even verder een lange ladder opdoemde, die zelfs enigszins leek over te hangen was het over met Birgits bravoure. Jan moest vlak achter haar klimmen.
‘Timore, timore!’
‘Are you afraid?’
‘Si, I is frightened!’
Ze trilde heftig en had moeite om de karabiner met de draaiklik beweging te openen. Tree voor tree klommen ze hoger. In plaats van zich aan de kabel vast te maken die verticaal naast de ladder was gespannen, haakten ze nu steeds een karabiner aan een traptree. Het ging langzaam, was dus vermoeiender. Tenslotte belandden ze bovenaan de trap op een smalle rand langs de verticale wand. Even rusten. Ook hier liep de kabel door en was het horizontaal wandelen.

Jan had het inmiddels al lang herkend, ze zaten goed. Toen, met die tocht hadden ze noodgedwongen overnacht in een klein hutje. Ze hadden zich vergist in de afstand die ze moesten overbruggen. Het begon te schemeren en het zag er naar uit dat ze de volgende berghut niet meer zouden halen. In het donker dit soort routes doen leek hun niet verstandig. De kleine hut had meteen zijn fantasie in werking gezet. Zijn vrienden hadden hem uitgelachen:
‘Nee, Jan op dit tijdstip komen er echt geen lekkere wijven meer langs!’

Nu schoot dat voorval terug in zijn gedachten. Ze moesten eens weten. Tenminste, als het hutje er nog stond. Anders werd het wel een heel pittige tocht. En een stuk minder romantisch in die grote drukke berghut, een heel stuk verderop.

Toch nog onverwacht na een bocht langs de steile wand naast hen was daar opeens de hut. Een honderd meter lager, half in de daar wat flauwere helling gebouwd. Moeilijk te zien, opgebouwd als het was uit hetzelfde gesteente als de omgeving. Even zoeken naar de sleutel – aan een spijker achter een luikje. Boven de deur een verroest bordje met Bivacco Camoscio. Snel de deur en de luikjes voor de ramen open, wat zonlicht in het kille hutje. Alles was er nog, een bedbak die wel eeuwen oud leek, met natuurlijk de stoffige grijze dekens. Een tafel en twee wrakke stoelen. Een paar planken aan de wand, met stompjes kaars en smoezelige glaasjes. Een versleten speelgoedbeest, een giraffe, kennelijk ooit vergeten, stond op de uitkijk in het raamkozijn. De kleine zwarte houtkachel, ook die was er nog. Zoals altijd, de hut, alles kleiner dan in zijn herinnering. Maar zeker zo leuk, vond ook Birgit:
‘So nice, good ambiente!’

De rugzakken af en neer ploften ze op de ruwplanken bank die buiten tegen de hut stond. In stille verwondering keken ze rond. Recht voor hen gaapte een diepte, hier niet meer loodrecht. Vriendelijk glooiend, kaal, geen begroeiing, geen sprietje gras. Alles in Dolomiettinten, roze oranje rots met grijs. Waar schaduw was bruin of zelfs zwart. Het was nog niet te laat, de zon scheen, reikte nog tot de hut. Ze koesterden zich in zijn warmte. Hij wilde een foto maken, het licht viel mooi laag langs de ruwe wand van de hut waartegen ze zat. Het mocht niet. Echt niet! Jan schepte een beker koel water uit de houten bak, ze dronken om de beurt. Eigenlijk een uitgeholde boomstam, waarin aan de ene kant uit een zwarte slang een razende straal water spoot. Aan de andere kant was een spleet waarin het weer werd opgevangen. Al te lang pauzeren kon niet, er moest hout gekapt. Wanneer de zon achter de berg verdween zou het meteen koud worden. Naast de hut lag een slordige berg hout onder een dakje. Met de bijl werkte Jan zich in het zweet, terwijl Birgit met de restanten van een bezem het hutje schoonveegde. Er lag een aardig bergje gekloofd hout, toen Jan met weer een machtige klap de bijlsteel in tweeën sloeg.
‘Shit, oh dat is balen!’
‘Jan, are you hurt, you have pain no?’
kwam Birgit naar buiten gerend. Lachen weer natuurlijk, hoe hij daar zielig stond met de versplinterde bijlsteel in de hand. Samen droegen ze het hout naar binnen. Met enige moeite kwam het vuur in het kacheltje op gang. Pergolatertje erop voor koffie.

Wat later stond Jan zich met ontbloot bovenlijf op te frissen aan de waterbak toen hij werd opgetild. Voor hij het wist lag hij in de bak, hij deed zich pijn aan de harde rand en het was ijskoud! Eerste reactie; schrik en boos, eruit! Plofte Birgit boven op hem, gillend van het lachen. Proestend en spetterend zoenen.

Met de deur dicht aten ze bij het loeiende kacheltje. Vitello tomato, met pesto en tomaten. Een pan water op de kachel voor de pasta, nog meer olijven en sardientjes daarbij. De pannini’s waren al droog en hard maar met een scheut olijfolie nog lekker. Birgit at alsof ze uitgehongerd was en praatte met volle mond.

‘Ik ben vaak met mijn vader mee geweest in de bergen, maar dat waren altijd dagtochtjes. Ik was altijd zo nieuwsgierig naar een berghut. Te gek om nu hier te blijven.’
‘Dit is eigenlijk niet echt een berghut, meer een schuilhut. Maar wel leuker, zo privé…’.
zei Jan:
‘Ja, ik blijf het leuk vinden, dit is helemaal mijn ding, wat denk je, zullen we morgen een topje beklimmen?’

Waarop Birgit instemmend knikte terwijl ze een grote slok wijn nam. Jan schonk de bekers nog eens vol. Blies een bijna opgebrand kaarsje uit wat op de tafel stond vastgesmolten en stak een nieuw stompje aan. Stapte weer terug in zijn slaapzak, hun natte kleren hingen te drogen aan het plafond.

‘Ik denk dat ik wel iets weet, wat we kunnen doen. Er is een via ferrata die bijna doorloopt tot op de top. Het laatste stuk is dan wat klauterwerk:’
‘Si, si, nooit gedacht dat ik nog eens een berg zou beklimmen!’
Met grote ogen keek Birgit hem aan, het flakkerlicht uit het kacheltje deed ze blinken. De fles wijn was snel leeg, er was nog een volle fles grappa. Birgit checkte af en toe haar telefoon, maar Jan wist; hier was geen bereik.

De Waarheit
Het regende in Amsterdam. De bladeren waaiden in hoog tempo van de bomen. De ruitenwissers van de witte Audi TT Quattro konden het net bijhouden. In een traag tempo reed Ferdi door de smalle Utrechtse straat, er zat een tram voor hem. Gehaast overstekende voetgangers, brutale fietsers en een trage vuilnisauto.

iPHONE 3G s
Geïrriteerd draaide Ferdi met een kleine slipbeweging over de tramrails de Herengracht op. Wat verder in de bocht van de gracht schoot hij even later de kleine privégarage in van zijn bureau. Gehaast liep hij buitenom en rende de paar treden op naar de statige voordeur. Hoogglans grachtengroen, bijna zwart. Een blinkende koperen plaat met Brandname HP & Perry ernaast. Erboven in fraaie letters ‘De Waarheit’. Lastig dat je niet binnendoor kon. Aan de andere kant, hij mocht niet klagen. Om op dit peperdure stukje Amsterdam je eigen parkeerplek te hebben, niet gek. Deze chique herenhuizen waren natuurlijk niet ingericht met garages, hij had wat kunnen ‘regelen’. Ritste de sleutelkaart door de gleuf en de zware deur zwaaide open. Even wachten tot de glazen tochtdeur openschoof. Jo-Ann, de intenswitte secretaresse staarde hem aan en maakte een geinig Amsterdamse opmerking. Ja, dat is waar ook. Met dit weer was het een beetje gek. Zijn Carrera zonnebril droeg hij standaard op zijn hoofd. Een soort diadeem, hield tegelijk zijn modieus wat te lange haar in toom. Nam met twee treden tegelijk de trap.

‘Goeiesmorges!’
klonk uit een openstaande deur die hij passeerde op de gang.
‘Deze morgen!’
riep hij terug. Niet te geloven, daar moest hij dan mee werken. Hoe lang geleden was dat al, Jiskefet, nog steeds. Irritant! Hij sloeg de deur – met opschrift: director –  van zijn kamer dicht. Checkte de verwarming, het was een beetje kil hier. Leuk zo’n groot pand maar het was niet te verwarmen. Een beetje bureau van naam zat nu eenmaal in de grachtengordel. De regen kletterde tegen de hoge ramen. Hij tikte de pc aan, wat stond er op de agenda? De mailbox, postvak in; een heel lange rij mailtjes. Onmiddellijk rinkelde de telefoon, Jo-Ann:
‘Ferdi, koffie? Wat ben je bruin!’
‘Graag schoonheid, zijn de cd’s al binnen?’
‘Van BruidenNu bedoel je?’

Hij kwam rechtstreeks terug van Schiphol, was na de fotoshoot in Turkije nog een paar dagen gebleven en nu benieuwd naar de resultaten. Die middag al zou er een bespreking zijn.

ALLES HAD ALTIJD HAAST.

Het was een ongeschreven wet, ruim van tevoren kon niet. Deadlines halen. Andere opdrachten moesten wachten want er moesten deadlines worden gehaald, zodat die andere opdrachten……… Na een snelle scan van post en mail liet hij zich bijpraten in de “Living’ zoals ze het noemden. De voormalige keuken op de begane grond, nog nagenoeg intact. Zoals die pakweg honderd jaar geleden gebruikt werd. Met uitzicht op de binnentuin. Grote kastanjebomen hadden nog blad, de wind had er hier bijna geen vat op. De account executive, de art director, de copywriter en de jurist van Brandname. Grote titels voor vier man personeel en Jo-Ann natuurlijk. Ach ja, je moest wel een beetje meedoen. De klanten, als ze hier op bezoek kwamen moesten de indruk krijgen dat het een groot bureau was, dat er een heel bedrijf school achter al die deuren met imponerende namen. Meer koffie, één nieuwe opdracht, een campagne voor cafeïnevrije espressopads. Kijken of ze die binnen konden halen, ze waren ook al bezig met Noonlight, een nieuwe Amerikaanse keten van koffietenten. Verder de voortgang van alles wat liep. Oké. Iedereen trok zich weer terug in zijn kamer.

Jo-Ann streek plagend over Ferdi’s glad geschoren kaken. Gisteren had hij zich nog laten verwennen in een Turkse hammam. Een echte, in een donkere eeuwenoude koepel. Met massage, Raki en scheerbeurt nadien. De barbier had zijn mes eens extra aangezet. Ferdi had standaard een vife-o’clock shadow die hij zorgvuldig op lengte trimde. Nu werd hij zo diep geschoren dat hij ervan bloedde. Na de relaxende werking van sauna en massage, plus de nodige Raki was het kleine beetje bloedverlies meedogenloos. Hij ging onderuit; viel flauw.

Net toen hij dacht het nog even uit te stellen zijn vrouw te bellen, telefoon:
‘Ferdi, Niekje’.
‘Ok. Jo-Ann, geef maar door’.
Ze belde zelf:
‘Lieverd, je bent er al, waarom bel je niet even, alles goed, slecht weer hé? Ik wilde de stad nog in, maar dat kon niet want Janine belde want je weet toch dat leuke hondje van hen, dat moest geopereerd aan een hernia en ik had zoiets van jij belt wel even wanneer je geland bent. Maar goed je bent er, hoe laat…………’.
Ferdi hield de hoorn even in de lucht en zuchtte diep. Hij trok zijn jas aan en liep naar beneden.

‘Brandname HP & Perry, goedemorgen, met Jo-Ann?’
Zoals zij het kon zeggen, die hele mond vol. Ferdi wachtte ongeduldig op haar in de hal.
‘Weer voor jou; Niekje’,
zei ze, de hand op de hoorn houdend. Hij wenkte geagiteerd, ophangen! Hij hielp Jo-Ann in haar jas en gehaast liepen ze de gracht af. Het regende nog een beetje maar de vlagerige wind stond geen paraplu toe. Linksaf de Leidse straat in. Jo-Ann haakte haar arm in de zijne:
‘Je ruikt lekker, een soort van Turks! Nog leuke dingen gedaan?’

Precies op tijd schoof er een tram voorbij, ze stapten in. Reden zwart een paar haltes mee tot Hotel Americain. In de uiterste hoek zat hun lunchafspraak te wachten, in uniforme krijtstreep pakken, witte hemden, donkere das.
‘Kijk ze zitten, die dikdoeners. Ik ben er zó klaar mee, ik heb het zó gehad met hen, we zullen ze eens een poot uitdraaien’.
zei Ferdi zacht terwijl ze hun jassen afgaven aan een stijve ober met een lange witte voorschoot. Na de begroeting aan tafel, de stevige hug en het handenschudden, het lachen, het traditionele ijsbrekende koetjes en kalfjes praten dacht Ferdi:
‘Ik háát het, o wat háát ik dit toch….’.

Ferdi zag er zelf ook piekfijn uit. Showy, een beetje bekakt, maar toch net met die artistieke schwung. Hij droeg zijn broeken Jort Kelderiaans kort, zijn hemden extreem slimfit. Zijn schoenen weliswaar oud en afgetrapt maar echte Jodphur’s, hoge oranje suède met elastiek aan de zijkant. Daarom ook mocht hij Jo-Ann zo graag. Ze paste precies bij hem qua stijl. Haar blanke huid contrasteerde prachtig met de zwartfluwelen jurk, één schouder vrij latend. Geen sierraden, alleen een grote zilveren broche met een glinsterende blauwe steen. Het haar nu in een donkerrode spoeling, Greta Garbo look. Gekke zwarte Jan Jansen sandaaltjes met hoge hak.

Eigenlijk ging het verder, het was liefde, hij hield van haar. Maar ook, het was hoog spel. Gevaarlijk. Ze had hem in haar greep. Eenmaal was hij te ver gegaan. Een warme zomeravond, ze hadden lang gewerkt. Weer een deadline, pizza’s laten bezorgen. Wijn was er altijd in overvloed in huis. Hij keek mee over haar schouder naar de pc. Opeens zoende hij haar in de nek, onder haar haar, toen zwart. Ze had zich omgedraaid, hem vurig teruggezoend terwijl ze hem vol in het kruis greep. Voor ze het wisten worstelden ze zich uit hun kleren en bedreven woest de liefde. Op het kale parket van de hal. De volgende dag werd er niet over gesproken, er was nooit meer een woord over gezegd. Stilzwijgend had hij haar salaris verhoogd. Soms was hij bang van haar. Eénmaal, toen hij opbelde vanuit het buitenland had ze opgenomen met:
‘De Waarheit, goedemorgen……….’.

Streisand
In alles was Niekje hyper. Beetje té. Té is nooit goed. Wel bij Niekje. Niekje (Niekje Steuvels, 43) was een schat. Die het goed bedoelde. Trouw aan haar man. Ferdi die dat verdiende, vond ze. Hij werkte hard, te weinig thuis maar ja. Trouw aan haar principes, want die had ze. O, wat was ze principieel. En fanatiek. Ze wilde de aarde redden, aan haar zou het niet liggen. Ze was gevormd door haar ouders. Hippies toen en nog, aangepast maar toch! Vegetarisch was ze ook, of bijna. Ze was geen consument. Bescheiden in gebruik. Hoe minder je koopt, hoe minder je verbruikt, van de grondstoffen van de aarde. Kaas, hoezeer ze er ook van hield, was ze minder gaan eten. Teveel Co2 uitstoot. De fabricage ervan dan. Ze had een groentetuin, bij hun woonboot, een wilde want ook onkruid kreeg van haar een kans. Brood bakte ze zelf. Ze was vaste klant bij de reformwinkel. Te voet haalde ze de boodschappen. Ze had geen fiets, geen auto, zelfs geen rijbewijs. Wel veel lidmaatschappen en abonnementen.

De Kleine Aarde –Nivon –  Op Lemen Voeten – Greenpeace – Grasduinen – Natuurmonumenten – De Vara – Wilde Kokkels – D’66 – De Volkskrant – AVVN Hobbytuinders – IKV Max Christi – HP De tijd – De Vrijdenker – Kleintje Muurkrant – Amnesty Int. – Zeekracht windenergie –Staatsbosbeheer – Unicef – De Groene Amsterdammer

Toch was ze, anders dan je nu zou vermoeden een mooie vrouw. Een natuurlijke schoonheid, niet opvallend. Zonder make-up, of althans zo leek het. Eenvoudig gekleed maar met gevoel voor kleur. Juist die rechtlijnigheid was wat Ferdi aan haar bond. Hij had dat nodig, die rust, dat zelfverzekerde, dat standvastige. Alleen, ze was zo druk, ze praatte zoveel. Omdat ze zich met zoveel dingen bezig hield en dat allemaal met Ferdi wilde delen. Die het echter niet zo interesseerde. Die genoeg had aan zijn eigen dingen. Niekje nam daar geen genoegen mee, ze moest en ze zou!

Deze morgen was Niekje wakker geworden met – zoals meestal – een muziekje in haar hoofd. Ze wist al, dit was haar song voor vandaag. Dit zou ze hummen, al of niet hardop vandaag. Bij het werk in huis, of in de groentetuin. Bij het boodschappen doen kostte het haar dan moeite stil te zijn. Anders werd ze vreemd aangekeken door de mensen. Het muziekje van vandaag was van één van haar favoriete zangeressen, Barbara Streisand, eigenlijk leek ze wel een beetje op Streisand. Ferdi had het haar weleens gezegd. Een etentje in een chic restaurant, kaarslicht in haar ogen. Eerst was ze beledigd geweest.

‘Nee, ik meen het, weet je wel hoe mooi ze kan zijn die Barbara. Als je haar van een bepaalde kant  bekijkt, met de goeie belichting’.

Niekje was mooier nog, met een gewone neus.
‘Om te huilen zo mooi’
zei Ferdi. Zachtjes zingend was ze in huis bezig, beetje schoonmaken. Met stoffer en blik, stofzuigen deed ze liever niet.

‘Shadows falling, baby, we stand alone
Out on the street anybody you meet got a heartache of their own
(It oughta be illegal)
Make it a crime to be lonely or sad
(It oughta be illegal)
You got a reason for livin’
You battle on with the love you’re livin’ on
You gotta be mine
We take it away
It’s gotta be night and day
Just a matter of time
And we got nothing to be guilty of
Our love will climb any mountain near or far , we are
And we never let it end
We are devotion
And we got nothing to be sorry for
Our love is one in a million
Eyes can see that we got a highway to the sky
I don’t wanna hear your goodbye
Oooooooooooeeeeh!’

Sex Sells
Het was nog vroeg maar Jan was alweer wakker. De zon scheen heel laag door de kleine raampjes naar binnen. In schuine stralen waarin vele stofjes dansten. Birgits witte haar lag als een aureool om haar slapende hoofd. Hij keek naar haar, beet op zijn pen en peinsde. Pakte zijn camera en maakte onhoorbaar een foto. Licht, daar ging het hem om. Sfeerfoto’s, tegenlicht, situaties. Tegen beter weten in probeerde hij weer wat te schrijven aan het manuscript, zijn kleine schrijfblokje lag voor hem op tafel. Hij had nog geen duidelijke verhaallijn. Vaag had hij iets in zijn hoofd, een idee. Het moest gaan over een groep mensen met geld, nieuw geld. Die het gemáákt hadden, celebrities. Of mensen die dat wilden zijn. Met een stel hoofdpersonen geïnspireerd op bijvoorbeeld Beckham en Posh. Met intriges, ruzies, een moord.

Het mooiste zou natuurlijk zijn als zijn boek een schandaal zou veroorzaken. Meteen publiciteit. Ook negatieve reclame is reclame. Misschien moest hij een ‘bekende Nederlander’ de grond inschrijven, beledigen. In één keer zou hij bekend zijn. Zoiets zou toch zelfs te regelen zijn, gewoon afspreken. Joh, jij krijgt zoveel procent, ik breng een roddel – we verzinnen iets – over jou naar buiten. Een kort geding. De volgende avond bij Paul & Witteman. Dan gaat de meter lopen. Ja dat was het, een thriller. Met een beetje seks. Sex Sells. Ook als titel, of bestaat die al? Jammer dat hij niet meteen kon googlen hier. Hij huiverde, het was koud, de kachel was uitgegaan. Zonde om haar wakker te maken, geen geluid maken. Beter zijn fleece maar aantrekken en kijk, zijn broek was inmiddels droog. Onwillekeurig moest hij glimlachen toen hij terugdacht aan de “wasbak speciaal” van gisteren. Hoe lang was dat geleden, dat hij zulk soort gekkigheden uithaalde? Dat zou hij bij Yvette niet moeten proberen. Dagenlang zou ze boos blijven. De giraffe was uit het raamkozijn gevallen, voorzichtig zette hij hem naast het kussen bij Birgit. Kloof weer op zijn pen. Nu nog een plot verzinnen. En een goede openingszin, dat scheen heel belangrijk te zijn. En mooi, zoals bij films, vond hij een open einde. Dat zou kicken zijn, wanneer hij een goed boek kon schrijven met een open einde. Dat de mensen zich bleven afvragen. Hoe het zou aflopen. Hoe het zou kunnen zijn…..

De top was dichtbij, de Sasso Platto. Dit laatste stuk was niet moeilijk. Birgit dacht er anders over. Van het moment dat de klettersteigkabel ophield was ze onzeker. Bang zelfs. Jan moest op haar inpraten om haar door te doen gaan. Het was een prachtige dag, er was wat bewolking. Van die geruststellende wolkjes die aangeven dat het ook mooi blijft, de hele dag. De via ferrata die ze volgden was niet zo spectaculair. Eerst vanaf Bivacco Camoscio moesten ze een stuk terug over de route die ze gekomen waren. Een gebutst en verschoten geel bordje was aan de rotswand bevestigd.
SENTIERO DIFFICULTO

Over de horizontale band, bij de ladder aangekomen die ze toen beklommen nu rechtdoor. De band werd smaller, verdween als het ware in de wand maar met enkele stalen treden liep de route verder. Tot ze in ander terrein kwamen, ruwer, met grote blokken. Even een steil stuk tot het vlakker werd. Ze gingen als het ware de hoek om en kregen overzicht. Een enorme puinkom strekte zich voor hen uit. Werkelijk aan alle zijden glooiden hellingen omhoog. Waar ze uitgeklommen waren was een soort trechter. De enige leek het. The way out. In stille verwondering stonden ze te kijken.
‘What do you think, Birgit, isn ‘t beautiful?’
‘Si, it is beautiful’,
antwoordde ze, maar ze kon zich voorstellen dat er mensen waren die dit absoluut niet met hen eens zouden zijn. Een volledig kale puinkom. Alleen steen, maar dan in alle mogelijke tinten oranje, bruin, grijs. In de koele schaduw namen ze een slok, wachtten tot de hartslag enigszins tot bedaren was gekomen. Jan speurde ondertussen naar markeringen, hoe zou de route verder lopen? Welke van de omringende toppen was de Sasso Platto? Opeens klonk geruis, werd harder, gerommel. Een kleine steenlawine aan de overkant groeide uit tot een behoorlijke storting. Hoog erboven waren wat stipjes te zien, de veroorzakers hiervan; gemzen. Jan wees Birgit erop. Ze was verbaasd dat ze zich vergist had. Nu pas werden de echte dimensies van dit hoog gelegen dal duidelijk, groot. Alles leek kleiner en dichterbij dan het in werkelijkheid was. Elk referentiekader ontbrak.

Een voorzichtige zonnestraal kwam om de hoek van het massief. Belichtte en profiel Birgit’s huid. De kleinste donshaartjes, haar preciesgoede neus, haar lippen die ze steeds bijhield in een zacht oranjerood. Dat zachte alles wat mooi afstak tegen de harde lijnen van het Dolomietkalk. Jan deed alsof hij wat speelde met zijn camera maar maakte stiekem een schitterende close-up. Met de kaart erbij trachtten ze te ontdekken of de top van de Sasso Platto te zien was. Het werd niet helemaal duidelijk. Gewoon maar op pad. Eerst nog even insmeren, de zon stond inmiddels hoog, van enige schaduw zou nu geen sprake meer zijn.

‘Wait, Jan, ook je nek!’
Een royale kwak zonnecrème belandde in Jan’s nek.
‘Ho ho, niet zovéél,’
lachte Jan, hij hield helemaal niet van dat gesmeer. Hij dook in elkaar, Birgit sprong op zijn rug, probeerde crème in zijn haar te smeren. Giechelend stoeiden ze tot ze vielen en zich bezeerden op het ongelijke pad. De kom helemaal doorsteken duurde lang. Het was lastig terrein, de markeringen volgen makkelijk, echter soms waren de blokken heel groot. De tussenliggende spleten ook en die moesten springend genomen worden. Birgit sprong er elegant en moeiteloos overheen. De markeringen leidden uiteindelijk tot aan de voet van een rechte wand en omhoog. Pas na een dertig hoogtemeters hing er opeens een kabel. Een oude roestige. Hij hing ook wat slapjes, niet zo strak gespannen zoals ze inmiddels gewend waren. En Birgit verwondde zich aan een gerafeld uiteinde waar wat losse stukken ijzerdraad uitstaken. Voordat Jan zijn EHBO-kit tevoorschijn had gehaald plakte Birgit er zelf een pleister op. Uit het kleine overvolle toilettasje wat kennelijk ook nu mee moest. En weer schoot Jan in de lach, het was een kinderpleister.
MICKEY MOUSE

Toen de kabel na nog een stevig half uurtje klauteren ophield wist Birgit het opeens niet meer. Of ze wel zo nodig door moest. Op die top.
‘No, Jan, dit is ver genoeg. Ik vind het hier ook mooi’.
‘Ja maar, dit is niet de top. Wat zal het zijn, misschien nog honderd meter’.

En die laatste meters waren min of meer horizontaal, de top was amper hoger dan waar ze zich nu bevonden. Er stond echter een kruis dat de echte top aangaf. Wat het eng maakte was dat het een smalle graat was. Een kam met aan beide kanten diepe afgronden. Die kam was niet simpelweg beloopbaar. Het was de top van een eindeloze stapeling van rotsblokken die ongeordend hier boven eindigde. Smaller kon het niet blijven liggen. En daaroverheen klimmend moest je uitkijken bij elk volgend blok of dat wel vast lag en bleef liggen. Jan wist al, hier zou hij van genieten. Dat fantastische gevoel van hoogte, die diepte, leegte onder je. In wankel evenwicht. Hij ging voorop, steeds omdraaiend en aanwijzingen gevend waar vast te pakken, waar te staan.

Peet
Vrijdagochtend, weer zo’n grijze waaidag. Met een dreunende slag viel de deur achter Ferdi dicht, hij zwaaide nonchalant naar Jo-Ann en nam met twee treden tegelijk de trap naar zijn kamer. Zijn gebruikelijke gang naar de knop van de centrale verwarming stokte. Op het grote lege bureau lag naast zijn laptop een dikke envelop. Met zijn jas nog aan las hij de afzender en wist genoeg. Loeff & Van Der Have, advocaten. Dus toch, de schoft! Peet ging hem een loer draaien. Dit ging heel veel geld kosten. Peter Dirkxs, zijn ‘vriend’. Oud studiegenoot met wie hij Brandname had opgezet. Pionier van het eerste uur. Door het vuur zouden ze gaan, voor elkaar. Bloedbroeders. Samen gedroomd, plannen gemaakt en plannen verwezenlijkt. Honderd ideeën per uur. Partners voor het leven. Rijk zouden ze worden, rijk en beroemd. Op afroep, altijd beschikbaar. Jaja, tot Peet opdroogde. Had hij genoeg verdiend? Moest hij, Ferdi, de fucking kar alleen gaan trekken? Er kwam al lange tijd niets zinnigs meer van Peet. Had hij nog een enkele keer een idee, was het gepikt.

Al tijden had Ferdi hem de hand boven het hoofd gehouden. Hem uit de wind gehouden, niets laten merken aan de anderen. Tot Hendrik het hem voor de voeten gooide. Natuurlijk wisten ze ervan. Peet liep er de kantjes af. Dat kon niet onopgemerkt blijven. Kwam soms dagen niet op kantoor. Hij bracht werkelijk niets meer in. Ook de accountant had een opmerking, een voorzichtige vraag over declaraties van dhr. Dirkxs. Ferdi wist het, declaraties, ja en ook dat Peet een geweldige snoeper was. Het witte poeder, dat kostte veel geld, het koste hem zijn gezondheid en nu ook zijn carrière bij Brandname HP & Perry. Twee maanden terug had Ferdi hem ontslagen. Hij had zich eerst moed ingedronken. Een flinke Cuba Libre, met goeie rum en nog één. Even laten inwerken en toen een telefoontje naar Peet.
‘Peet, als je straks even hebt?’

Drie zinnen had hij gezegd, toen Peet voor hem zat, je moest het kort houden had hij weleens gelezen, kort en zakelijk.
‘Peet, zo gaat het niet langer, Brandname moet verder, door.’
En toen na een lange ademhaling:
‘Je bent ontslagen’.

Na een korte stilte was Peet in een bulderlach uitgebarsten. Hoe kwam hij daarbij? Hoe zou dat nou toch kunnen? Brandname was immers net zoveel van hem als van Ferdi! En dat was waar, slordig en onnadenkend als ze beiden waren – artistiekelingen – hadden ze verzuimd dat goed te regelen, er stond niets op papier. Toch had Peet daarna geen voet meer in “De Waarheit’ gezet. Er was geen contact meer geweest, bijna begon Ferdi te geloven dat hij van hem af was.

Tot op een avond hij een telefoontje kreeg. In het waanzinnige restaurant Lute Suites in Ouderkerk aan de Amstel, vlakbij zijn woning. Ze kwamen hier vaker, speciaal voor Niekje maakte de kok dan iets vegetarisch culinair. Het was al wat later, ze hadden heerlijk gedineerd. In de loungebar met zicht op de nachtelijkflonkerende Amstel dronken ze nog een droge witte. Toen hij begreep wie hij aan de telefoon had verstijfde hij. Peet, duidelijk dronken, amper verstaanbaar. Hij stond op en liep een eindje weg, de telefoon verkrampt aan zijn oor. Dattie nooit en nooit van hem af zou komen, dattut veel geld ging kostten en dattie dingen wist. En zong met dronken stem amper verstaanbaar:
‘Jo-Ann, Jo-Ann, Jo-Ann………… ‘.

Courgette
De enige luxe die Niekje zich veroorloofde was een paard. Als klein meisje had ze haar ouders gek gezeurd om een paard. Dat het eigenlijk onbetaalbaar was voor haar ouders kon ze niet weten. Toch mocht ze uiteindelijk op paardrijles in de stoffige manege in de wijk. Haar vader ging steevast mee en moedigde haar vanaf de tribune aan. Harder, kom op, in galop! Vaak had ze een sloom paard wat slechts met grote moeite in een drafje was te krijgen. Eenmaal met Ferdi getrouwd was het vlug geregeld. Op een mooie zondag nam hij haar mee naar een paardenpension vlakbij. In een ruime box stond een glanzend zwartbruin paard,
ZORRO.

Met lieve ogen keek het paard haar aan. Ze voelde het, ze waren voor elkaar voorbestemd en ze aaide hem over zijn zachte neus. Ferdi had het goed voor elkaar. Voeren, mesten, roskammen, hoeven uitkrabben, alles werd gedaan. Ze hoefde alleen zelf op te zadelen en hup, rijden maar. In een rijbak buiten als het mooi weer was, maar het kon ook binnen. Vele keren was Ferdi mee geweest. Hij vond het fijn om te kijken hoe ze reed. Maar ook het paard vond hij mooi, zei hij. Net zo mooi als een mooie vrouw. Hij genoot van de vormen van zo’n paard. Hoe sierlijk die achterbenen bijvoorbeeld, net een vrouw op hoge hakken. Een paard, eigenlijk kon het niet, vond Niekje. Als je keek hoeveel kostbaar voedsel zo’n paard opat. En hoeveel mest zo’n dier produceerde. Co2 hoeveelheden! Het leek of er nog meer mest uitkwam dan dat je er gras, hooi en Biks instopte.

Ferdi was weer een paar dagen weg, naar Doha nu, in het Midden-Oosten. Ze zat in haar stoel bij het ronde raam en staarde over de Amstel. Straks als de zon wat warmer was, dan ging ze de tuin in. Schoffelen, eens kijken of er een courgette zat aan die grote plant. Daarna ging ze even naar Zorro. Nee, ze ging niet rijden vandaag. Even in z’n glanzende ogen kijken, dicht bij hem zijn, contact maken. Ze had het nog druk, er was nog veel te lezen.

 Qatar
Na de bijna te kille aircogekoelde vlucht voelde de natte warmte in de slurf wel lekker. Het was slechts een voorproefje van de echte buitentemperatuur. Als een kudde schapen werden de passagiers van vlucht NE 327 de hal uitgedreven naar een gereedstaande buitenmodel bus. Verwonderd keek Ferdi om zich heen voordat hij instapte. Wat laagbouw in de verte en aan de andere kant, achter de bus het niets, het volstrekte Niets. Een trillende horizontale leegte. Met daarboven een zon die hem, samen met de zinderende hitte een stekende hoofdpijn zou kunnen bezorgen. Veel tijd om te staren naar de woestijn kreeg hij niet. Een witte handschoen duwde hem voort.

‘Ik ga toch echt een foto maken’.
dacht Ferdi, twenty-four-seven had hij een kleine digitale camera op zak..
‘No, no, no, keep moving, please!’
De strak geüniformeerde politieman compleet met Arabische tulband en zwarte baard keek hem nors aan.
‘Bekijk het toch, theedoek!’
zei Ferdi en drukte af, in het wilde weg, richting woestijn. In de volle bus worstelde hij zich tot bij het raam, wilde persé wat van de omgeving zien. Moest daartoe een stuk schoonwrijven, de ramen waren zwaar beslagen, het vocht droop er vanaf. Ook hier weer die te koude airco. In de hal wachtend op zijn koffer een immens groot tv scherm waarop gruwelijke beelden van de oorlog in Afghanistan. Direct daaronder een Burberry shop geheel gevuld met een variant van de B-ruit in roze. Zijn shirt, met hoog Hugo Borstgehalte plakte meteen aan zijn rug, wat een enorm vochtige warmte hier, dacht Ferdi en verwonderde zich over deze geheel nieuwe sfeer. Alles in woestijnkleur net als het vliegtuig van Qatar Airlines wat al een voorbode was geweest. Merkwaardig, alle werkauto’s hier op de airport waren ook in de beige-grijze kleuren. En nog gekker, zonder uitzondering waren ze groot en van het merk BMW.

Die avond in het hotel in Doha verveelde Ferdi zich. De fles rum die hij taxfree kocht moest hij inleveren bij de douane. Ook al zo’n stoïcijnse tulband drager:
‘You ‘ll get it back when you leave, sir!’

Hij was gespannen voor de belangrijke bespreking morgen, er hing veel vanaf. De koffieketen was afgeketst. Er moest dringend geld komen of een nieuw account, liefst een grote naam. Als je er één of twee had, kon je makkelijker ergens binnen komen. En hij moest van Peet af, kost wat kost. Hij had alcohol nodig om zich te ontspannen. Bij de maaltijd in het hotel was ook niets te krijgen, water, frisdrank of thee. Stom verbaasd had hij de kelner aangekeken, bij deze kon er wel een glimlach af. Al die religies, gek werd je ervan. Principes zijn er om overboord te gooien. Eén ding was prettig hier, roken kon nog. Iedereen rookte hier.
‘Tell saint Peter at the golden gate, that you just hate to make him wait’.
neuriede hij zachtjes, een oud nummer van Commander Cody’s lp:
LOST IN THE OZONE

en stak nog een Marlboro op. In de koele donkere avond had hij rondgewandeld in de buurt van het hotel, bang om te verdwalen. Het was allemaal veel minder luxe dan hij zich had voorgesteld, het hotel viel tegen, een 70-er jaren sfeertje. De kamer was immens groot, de badkamer en het balkon ook, maar alles zo gedateerd. Bruine meubels, een vierkante meters groot maar versleten Perzisch tapijt op de glimmende tegelvloer. In de badkamer geel licht op de gele tegels en de wat groezelige gele badkuip. Ook de omgeving van het hotel viel zwaar tegen, enkele andere hotels en kantoren, een grote weg langs een enorm parkeerterrein. Hij had zich al zien wandelen langs een paradijselijke boulevard aan de Perzische Golf. Wilde van de gelegenheid gebruik maken, zwemmen of op z’n minst het water te voelen van deze zee. Op zijn conto bijschrijven, overal ter wereld gezwommen, in elke zee, rivier of baai. Hij kon de kust nu niet eens vinden. In de taxi hierheen had hij de zee gezien, het moest vlakbij zijn. Jo-Ann had haar werk niet goed gedaan, wat was dit opeens? Ook al zo vreemd, ze moest persé een paar dagen vrij. Ze wist dat wanneer hij op pad was, niet op kantoor, zij geen vrij kon nemen.
‘Dus ik kan geen vrij krijgen, dat weet je heel zeker?’
had ze gevraagd, op hem neer kijkend terwijl ze over zijn bureau leunde.
Ze moest weer naar dat verrekte Londen. Wat moest ze daar toch.
‘En jij moet naar Doha, dat weet je ook zeker? Niet naar Turkije, naar….?’
Ze had een veelbetekenende stilte laten vallen, wist ze iets?

Terug op de troosteloze kamer klapte hij zijn zilveren Apple open, even de mail bekijken. Internet was traag hier. Misschien wat aan zijn manuscript bijschrijven. In de plane van Qatar Airlines had hij uren naar zijn scherm zitten staren, er kwam niets bij hem op. In de black box, de darkroom van zijn gedachten had hij rondgespeurd. Er moest nog een lekkere chick in, maar hoe, wat hoerige chickies. Best geinig, dacht hij nog, dus dit is het:
WRITERS BLOCK

Tot het scherm zwart werd, accu leeg. Blasted shit! Niet alleen nog geen pagina aan zijn manuscript toegevoegd, ook De Lijst kon hij niet bijwerken. De Brandname poot van zijn bedrijf was meer dan werk. Een tic voor namen had hij. Een hardcore verzamelaar. Het zat in zijn genen, overal, de hele dag zag hij namen. Niet alleen logo’s op bedrijfspanden en vrachtwagens. Ook verkeersborden, opschriften, verwijzingen, slogans:
SPAANSE POLDER ZUID P VAN NELLE
KEES BAK’T ZELF
LIFE IS FOR SHARING
GEWOON DOEN
IN TOUCH WITH TIME
SLUIT JE AAN
LIVE YOUR LIFE
En natuurlijk logo’s; feitelijk zijn vak. Ook die verzamelde hij al jaren:
VISA
VERSACE
VOGELS
VÖGELE
VOLVO
WACOM
WALMART
WELCH’S
WINDEX
WOOD & WASHI
WYETH
Zelfs graffiti, overigens de pest voor de stad volgens hem. Maar ook een onuitputtelijke bron van inspiratie. Duizenden had hij er verzameld, een lange lijst, keurig op alfabet. Misschien kon hij er weer een nieuwe merknaam uit destilleren.

SHARM
SLAG
SLAMMN
SMAS 2
SM  X ENND
STARSSHIP
SSSSS  T
SYMEN

Onderweg schreef hij ze op in een klein boekje, in de auto mompelde hij voortdurend in een dictafoon. Hier in Qatar was niets te vinden, aan Arabisch had hij niets. Verder alleen de overbekende internationale merken, had hij al. Met een blikje fris naast zich installeerde hij zich op bed, laptop op schoot. Met een klikje opende zijn mailbox. Meteen verstijfde hij van schrik, tussen de vele mails viel er één op, een bericht van Niekje, onderwerp
‘Yeliz’.

Het openen van de mail zelf ging traag, maar toen las hij haar bericht in één oogopslag. Een enkele zin:
‘Ferdi, kun je me even uitleggen wie dit is?
Zie bijlage’.

Het openen van de bijlage duurde nog lager. De foto verscheen stukje voor stukje op het scherm. Bij de eerste strook wist hij al wat hij te zien zou krijgen. De foto van de opdringerige fotograaf op de boerenmarkt in Kusadasi. Yeliz om zijn nek hangend, lachend. Hoe ging hij dit uitleggen, hoe kwam Niekje aan die foto? Hij had hem zelf niet eens gezien. Had hij nog een telefoonnummer van Yeliz? Filty shit! Ook dat nog. Kon hij er net nog bij hebben. Had ze de foto opgestuurd? Expres had hij zich nergens over uit gelaten, vaag gebleven. Hoe kwam ze dan aan zijn adres. Natuurlijk, hij speelde met vuur. Een slippertje in Verweggistan, wat maakt dat nou. Een seconde dacht hij aan Jo-Ann, verdomme, had die vuile chick hem verraden? Maar hoe kon dat, zij wist ook van niets. Dan viel zijn oog op Facebook – nieuw bericht. Ooit had hij zich aangemeld bij Facebook. In de Volkskrant had hij een artikel gelezen; Mailen is voor ouderen. Facebook, Whatsapp. Dát was het nu. Twitteren, daar ging hij niet aan beginnen. In zijn drang om bij te blijven had ook hij een Facebook profiel aangemaakt. Ongeduldig wachtte hij tot hij door kon klikken op het bericht. Wachtwoord, klik, klik, Yeliz -Güzelcamli,  Facebook, 327 vrienden, 82 foto’s voor vrienden, bericht, klik hier om te lezen. Oh, filty chicken shit! Bericht:
‘Hai lieve Ferdi,
 ik zou je nog de foto sturen.
Dank voor de fijne tijd.
Is het goed gekomen met de fotoactie?
Kom je soms nog deze kant op?
XX Y

Ypsilon
Na een lange vermoeiende dag bereikten ze tenslotte weer hun onderkomen. Het was mooi geweest, helemaal waar Jan van hield. Birgit had meer ontzag voor de prestaties van haar vader gekregen, meer begrepen van wat hem had gedreven. Ze zagen het hutje weer liggen, het voelde bijna als thuiskomen. Al pratend in hun mengelmoes van Engels en Italiaans namen ze de laatste makkelijk meters over de horizontale band.
‘Home sweet home’.
‘Ah, ik zal blij als ik weer thuis ben. Ik doe niets meer. Is er nog iets op tv vanavond?’
‘Ik ga eerst lekker in bad’.
‘Met de krant zeker?’
‘Mag je eerst weleens wat aan je Italiaans doen!’
‘Nee hoor, jij gaat alles voor me voorlezen’.
‘Ja duuuh, heb ik geen tijd voor, ik moet weer pasta maken’.
‘O, ik dacht dat je moest bellen’.
‘Bellen?’
‘Ja, opbellen’.
‘Opbellen?’
‘Ik bedoel, telefoneren’.
‘O, hoezo, telefoneer ik zo vaak dan? Ik heb al dagen niet gebeld’.
‘Is je telefoon leeg?’

Na de eerste dorst gelest te hebben met het koele water uit de bak wilde Birgit koffie.
‘Jan, prego, wil je de kachel aansteken?’

Ja, inderdaad, helemaal vergeten. De bijl die gisteren gebroken was. Er lag nog wel wat gekliefd hout naast de kachel maar er was absoluut onvoldoende om een avond te stoken. Wilden ze nog iets te eten maken en het een beetje behaaglijk hebben vanavond, dan was er te weinig. Hout sprokkelen hier onmogelijk. Jan keek op zijn horloge, hoe laat was het. Hoeveel tijd nog voordat het donker werd. Hij droeg een Suunto, een enorm horloge, zijn status symbool. Hoogtemeter, kompas, gps, alles zat erop. Er zat niet anders op dan dat hij of zou afdalen tot het bos om hout te zoeken, of het bijltje uit de kist in de Ducato ophalen.
‘Voor ik terug ben is het donker, één uur afdalen, een kleine twee uur terug…….’.
‘Niente no problema, ga maar, doe voorzichtig’.

De benzinebrander opstarten ging vlugger en na een mok koffie begon Jan aan een snelle afdaling. Goed inschattend, geen fouten makend daalde hij zo snel mogelijk af. Af en toe ongezekerd aan de kabel nam hij de via ferrata. Steeds die karabiners open en dicht klikken zou teveel tijd kosten. Hij was vrolijk. In tijden was hij niet zo vrolijk geweest. Hij neuriede zelfs of zong al hijgend zachtjes voor zich uit, één van zijn favoriete nummers van Tom Waits:

‘Well, I wish I was in New Orleans, I can see it in my dreams,
Arm-in-arm down Burgundy,
a bottle and my friends and me
Hoist up a few tall cool ones, play some pool and listen
To that tenor saxophone calling me home
And I can hear the band begin
“When the Saints Go Marching In”
And by the whiskers on my chin,
New Orleans, I’ll be there
I’ll drink you under the table’

Hier wist hij een heel stuk tekst niet en neuriede tot hij weer bij het refrein kwam: 
And I wish I was in New Orleans,
‘cause I can see it in my dreams,
Arm-in-arm down Burgundy,
a bottle and my friends and me
New Orleans, I’ll be there’.
 

Lager, in het bos kon hij af en toe een afsnijder nemen, daar waar het pad een lange slinger maakte ging hij rechtdoor tussen de bomen door naar beneden. Afdalend kon hij snel zijn, tijd winnen. Terug omhoog zou meer moeite kosten. Waarom maakte hij zo’n haast? Snapte het zelf niet, kon niet langzamer. Wilde snel terug, naar haar. Voelde een vreemd soort ongerustheid. Hij wilde haar niet te lang alleen laten, daarboven in de verlatenheid. Hij holde bijna naar beneden. Soms glijdend en slippend over de stenige bosgrond. Geconcentreerd. Onverwacht nog was daar het hek waarachter de Ducato stond. Toch even op adem komen, de opgezochte bijl in de hand. De werkauto’s waren weg. Diepe sporen in de bosgrond daar waar met bomen was gesleept. Hij liep een stukje terug, bleef aan de grond genageld staan. Daar, onder de bomen wat verderop, stond toch nóg een auto. Een zwarte Lancia Ypsilon, zo’n zelfde als in die Genua.

Poëzie
Van een koele schoonheid was ze, Jo-Ann. Die nieuwste trend van blank zijn, een bleke huid, dat kwam haar goed uit. Zij (Jo-Ann Vandersteen, 36) werd nooit bruin. Haar huid was heel mooi – zonder één ongerechtigheidje – en werd door haar gekoesterd. Vanaf haar kinderjaren al gebruikte ze
OIL OF OLAZ

Nooit iets anders. Een perzikhuid. Een jonge perzikvrucht die nog aan de boom hing. Silky skin. Ondanks haar jonge huid zag ze er wel uit als haar leeftijd. Rijp. Zware make-up, zwarte ‘60er jaren bambi ogen, donkerrode lipjes model Blondy. Het ging verder, ze wás zoals haar uiterlijk, onderkoeld, afstandelijk, zelfbewust. Cool wilde ze zijn. Misschien ook was ze een tikje saai. Leefde in een kleine wereld. Ze noemde zich een happy single, single was ze, maar ook happy? Geen relatie, ze had nooit liefde gehad. Alleen die speciale band, onuitgesproken verbintenis met Ferdi. Haar leven speelde zich af tussen de vier muren van Brandname HP & Perry en thuis, een klein penthouse in Amstelveen. Ze onderhield geen contact met haar familie, behalve met haar zus, Nikky die in Londen woonde. De vakanties bracht ze steevast bij haar door. In Londen, in the City voelde ze zich vrij, anoniem. In de kleine vriendenkring van Nikky, een internationaal gezelschap van expats en enkele echte Londenaren was ze inmiddels opgenomen.

Met één van hen, Simon onderhield ze een regelmatige briefwisseling. Niet per mail, ze schreven nog echte brieven. Toch zag ze hem niet op alle bezoekjes aan haar zus. Jammer wel, maar ze was te trots om dat Nikky te zeggen. Ze schreef Simon dan over de dingen die ze had ondernomen in Londen. Innig gearmd wandelden ze door de stad, op zoek naar de nieuwste hotspots. Nikky woonde in Knightsbridge, Sloane Street om de hoek bij Harvey Nichols. Centraler kon niet. Toch waren ze beiden gewoon geboren in de Pijp, Amsterdam. De 1e Jan van der Heijdenstraat. Toen was het nog allesbehalve een hippe buurt. Ze schaamde zich, als kind al, soms te moeten bekennen waar ze woonde. Engels had ze gestudeerd, niet afgemaakt. Ze wilde geld verdienen, weg uit dat arbeidersmilieu.

Na diverse baantjes was ze Ferdi tegengekomen. Hij had haar een baan aangeboden toen hij voor zichzelf begon met Brandname. Klein begonnen, nog zonder HP, die waren er later bijgekomen, Hendrik en Peet. Waar dat Perry voor stond, niemand wist het. Een idee van Jo-Ann, klonk goed vond ze, een beetje Engels, sophisticated.

Ze maakte gedichten, moderne, op haar manier. Ze schreef ze met sierlijk handschrift in een leeg dummyboek. Soms had ze opeens inspiratie, het vloeide zomaar uit haar pen.
Ik zit
tussen de heuvels
van tijd
en luister
onder de wijde populieren
die de uren wegruisen
en huiver
van de
geeuwende afgrond
dat dal daar
en peins
en ik
wik
en ik weeg
en overweeg
en ik
concludeer
dat ik toch nog van je hou

 Op een stille avond in haar penthouse schreef ze, denkend aan Ferdi, denkend aan Simon:
Als dan eindlijk
d’oogleden vallen
verschijnen wijde grijze
vlakten waar grote
blauwe blokken
zich verschuiven
onder een hemel
strak als een T-shirt

 als ‘kje dan eindlijk
heb laten vallen
waar ik fluistrend
uit het blok m’n hok waarin ik zat
lang na jouw laatste woord
de rotzooi achter latend stijg ik op
naar andere lokkende lokken

 – misschien vind ik daar wat jij niet was

Fritata
Ze waren nog maar net aan de afdaling begonnen toen het plotseling dichttrok. Of er een gordijn werd dichtgeschoven. Uitzicht nul, mist. Deze tweede dag waren ze weer naar boven gegaan. Tijdens Jan’s bijl ophaalactie had Birgit de kaart bekeken en bedacht dat het wel leuk was om in de hut aan de andere kant van het massief te gaan lunchen. Prima idee, temeer omdat het eten bijna op was. Min of meer de route van gisteren volgend. Terug naar de enorme puinkom, waar nog een andere doorgang bleek te zijn, was een eenvoudige route en verderop kon de klettersteigset in de rugzak blijven. Op het zonnige terras van Rifugio Roccia Aumento was het niet druk. Deze hut was niet te bereiken voor dagjesmensen, te ver vanaf het dal. De gasten die daar overnacht hadden waren inmiddels verder getrokken, of bezig met een dagtocht. Te vroeg ook nog voor nieuwe gasten, de waard en zijn familie zat buiten aan de lunch. Voorzichtig was er geïnformeerd waarvandaan ze kwamen met hun kleine dagrugzakjes. En ze werden gewaarschuwd:
‘Het wordt vanmiddag slecht weer’.

Daar zag het absoluut niet naar uit en Jan en Birgit namen alle tijd. Aten hun heerlijke fritata, Italiaanse lunch. Een groot koel glas Birra Peroni erbij, nadien hadden ze voldaan achterover geleund, elkaar glimlachend in de ogen kijkend. Een oranje kater draaide zacht miauwend om hun benen en belandde tenslotte bij Birgit op schoot. Liet zich knorrend door haar liefkozen. Jan zag het tafereeltje aan met een warm gevoel van binnen.
‘Als je niet beter wist, zou je denken dat hier een lang getrouwd stel zit’.
had Jan gedacht. Toch flitste Yvette weer even voorbij. Gek eigenlijk, hij held zielsveel van Yvette en nu dit met Birgit. Kennelijk kon het, van twee vrouwen houden. Er was ruimte voor. Voelde hij zich schuldig? Eigenlijk niet eens, op dit moment, merkwaardig, die mengeling van schuldgevoel en geluk. Net of het hem niets kon schelen. Die tinteling die het hem gaf, die opperste staat van opwinding. Honderd procent verliefd. Niets was nog belangrijk. Een groot gevoel van onschuld. De verliefden zijn onschuldig – las hij ooit eens. De stofjes in zijn hersenen, ze verkleurden alles, zijn zelfbeeld, de wereld en de werkelijkheid. Zelfs Birgit kon hij niet goed zien. Niet objectief. Hij besefte het en liet het gaan. Dompelde zich volledig onder. Wie ze werkelijk was, haar verleden en haar toekomst. Hun toekomst, hij zou wel zien.

Hij was hier, op zijn plek. Waar hij zich thuisvoelde. Zo rond de 2500 meter. Heerlijk. Met een luide miaauw! worstelde de poes zich opeens los uit Birgits armen en sprong weg. Jan checkte zijn hoogtemeter. Feitelijk een barometer. Hm. 2550 meter nu. Ze waren gestegen, deze hut lag op 2478 meter. De luchtdruk was dalend, had die waard dan toch gelijk?

Niet was wat het werkelijk was.
De werkelijkheid – wie weet die?
Wat is waar en waar is de waarheid, wie vertelt hem?
Een verhaal in een verhaal,
een leugen om bestwil
om liefde
leven en dood
De werkelijkheid  – wie weet die?
En wat is waar;
als zelfs de hoogte kan fluctueren?

Onweer
Dat die waard gelijk had bleek al vlug. Eenmaal op de terugweg nam het geluk een andere wending. Er kwam een grijze mist omhoog. Opeens en snel. Jan had Birgit nog gewaarschuwd;
‘Altijd een fleece en regenpak meenemen in de bergen!’
‘Si si, zei mijn papa ook altijd’.

Toch was ze eigenwijs geweest, het was mooi weer en ze had het niet gauw koud. Jan had het zo gelaten, verwarrend dat Italiaans, caldo en freddo. De temperatuur daalde snel en nu had ze niets warms om aan te trekken. Het regenjack was wel winddicht maar niet warm. Jan offerde zich op, op een plekje uit de wind trok hij zijn fleece die hij net had aangetrokken weer uit.
‘Grazie, je bent lief!’
Inwendig vervloekte Jan zichzelf, mutsen, handschoenen, alles had hij bij zich, in de bus in het dal. In een hoger tempo nu daalden ze af. De kom weer in, nauwgezet de markeringen volgend. De mist werd dikker en het werd echt zoeken naar de volgende verfstreep. Stilte. Het was al stil in deze kom, gisteren en ook vanmorgen. Geen geluid van de wereld kon hier doorklinken. Nu sloot de deken van mist echt alles af. Jan was er niet gerust op. Dit zag er niet goed uit. Er klonk een onheilspellend gerommel, zacht. Onweer, nog ver weg leek het.
‘Ai, tempesta, onweer!’
hoorde hij Birgit roepen en keek om. Het duurde even voordat ze in beeld kwam in de dikke en snel voorjagende mist. Dat was niet best, als er één ding wat je niet wilt meemaken in de bergen is het onweer. Wat zeiden ze ook alweer, als er echt een onweersbui boven je zat? Niet schuilen onder een overhang? Of juist wel, maar dan niet te dicht bij de wand? Of als er geen schuilmogelijkheid was op je hurken gaan zitten en je zo klein mogelijk maken, weg blijven van graten en grote vlaktes? Nou, een lekkere plek hier, beschut tussen allerlei grote toppen maar wel middenin een vallei zonder een plek om te schuilen.

Toch, hier was het beter dan op de band met de stalen klettersteigkabel. Daar was het nu nog gevaarlijker, de kabel fungeerde dan als een bliksemafleider. Ze hielden elkaar vast, besluiteloos, waarheen, verder of terug? Een lichtflits en nog één, verblindend fel, direct gevolgd door een krakende donderslag die rondsloeg tussen de bergwanden. Toen de echo wegstierf kwam er een ander geluid aan, een ruisen. Het werd sterker en sterker, kwam dichterbij door de ondoordringbare nevel. Regen. Een waterval stortte zich loodrecht neer. De stortvloed doorweekte hen in een ogenblik. Regenbroeken droegen ze niet, het water liep langs hun benen zo hun schoenen in. Hij voelde Birgit huiveren in zijn armen. Een paar dreunende onweersexplosies. Razendsnel volgden de knetterende ontladingen elkaar op. Jan vloekte binnensmonds, wat een stommiteit! Na een korte stilte leek de volgende onweersklap verder weg. Toen kwam het water. De omliggende flanken vingen de regen op en voerden het in sneltreinvaart af. Het gutste naar beneden, hele rivieren stroomden naar omlaag, stenen en rotsblokken meenemend. Ze konden het niet zien maar wel horen, boven het lawaai van de regen uit. Het onweer rommelde van hen weg, gedempt achter de wanden van de kom.

Hier was Jan altijd bang voor geweest. Dit mee te maken. Een heftige weersomslag. Hoe de verdroomde schoonheid van het berglandschap in een oogwenk kan veranderen in een hel. Het ruwe terrein van grote rotsblokken waar ze zich bevonden was nu hun geluk. Het water zocht zich met groot geweld een weg door de vele spleten onder en langs de stenen. Naar het laagste punt van de kom. Met schrik bedacht hij, dat is de trechter waar wij heen moeten. Die toegang geeft tot de band die naar onze hut leidt. Even plotseling als de bui was begonnen werd het ook weer droog. De regen trok verder, het geruis verdween. Een ander geluid werd nu hoorbaar, het stromende water. De mist die vreemd genoeg was blijven hangen tijdens de bui leek nu nog dikker te worden, door al het vocht wat in het dal was verzameld. Het werd nog kouder, hun adem maakte wolkjes. Tijdens die korte heftige bui waren ze blijven staan. Elkaar als het ware in evenwicht houdend op het grote blok. Voorzichtig gingen ze nu weer op pad, de rotsen waren glad. Toen – eerst haast nog onmerkbaar, Jan voelde het al, was er al bang voor, het werd nog erger – veranderde de mist in een heel fijne ijzel.

Hard Rock Café
Huiverend koud was het toen Jo-Ann buiten kwam. Uitgang Euston Road had Simon gezegd. Daar zou hij op haar wachten. Het was even zoeken in het grote onoverzichtelijke station Kings Cross / st. Pancras. Natuurlijk was ze hier vaak geweest, een paar haltes verderop stapte ze altijd uit, dat was vlakbij bij Nikky’s huis. Na de grondige verbouwing van het station hadden Nikky en zij hier een glas champagne gedronken. Op de eerste verdieping, boven de treinen was een lange champagnebar. Alle mogelijke verbindingen naar Londen had ze uitgeprobeerd. Vliegen, met de boot, vanuit The Hook, Oostende, Zeebrugge, zelfs de hovercraft vanuit Calais.

Tot ze de trein ontdekte, door de tunnel. Ideaal, één keer overstappen in Brussel. En dan natuurlijk hier op St. Pancras voor de underground. Deze uitgang kende ze nog niet. Uit het niets stond Simon voor haar. Een uitgestoken hand, een aarzelende zoen. Ze voelde zich ongemakkelijk, Nikky wist hier niets van. Simon had haar zomaar, onomwonden geschreven dat hij meer wilde dan schrijven. Hij wilde haar Londen laten zien. Alsof Londen nog geheimen voor haar had! Ze zou bij hem logeren. Ze had haar twijfels, voelde er niet veel voor. Tot; de volgende dag op kantoor logde ze in, uit gewoonte, op Ferdi’s Hyves. Trof het bericht aan van Yeliz. Wat was dit, wat had tie uitgespookt daar in Turkije? De schoft, dat kon hij niet maken naar Niekje toe en ook niet naar haarzelf. Wráák, ze wilde wraak op die ontrouwe lul. Ze had er niets mee te maken, maar het voelde of hij ook haar ontrouw was geweest. Onmiddellijk besloot ze, het is duidelijk, ik gá! Ze schreef Simon terug, een paar zinnen; wanneer? Nu, amper een week na zijn brief stond ze hier. Simon pakte haar koffer op:
‘Lets bring ye suitcase to my place first’.

Na de onvermijdelijke kop thee kreeg ze een rondleiding in zijn kleine appartement. In Belgrove Street, op loopafstand van het station met een klein stadsparkje voor de deur. Engelser kon niet, bloemetjes op de muur, op de bank en zelfs de badkamer – lichtgroene badkuip – was decorated van onder tot boven.
COSEY

Ze namen de Victoria Line naar Hyde park Corner. Vlakbij aan Piccadilly Arcade bleek Simon gereserveerd te hebben in The Hard Rock Café. Ze passeerden de rij wachtenden voor de deur waar ze werden toegesproken door een indrukwekkend getatoeëerde figuur;
“Can I see your reservation, mate?”
Goed en wel binnen bekende Jo-Ann dat ze dit vreselijk vond. Not my cup of tea. De muziek stond heel hard. Na een snelle dronk, red wine and a pint of bitter stonden ze weer buiten. Simon wist wel iets. Over Piccadilly met aan de ene kant het donkere park waar in de verte Buckingham Palace oplichtte liepen ze richting Green Park. Romantisch gearmd. Bij het statige The Ritz leidde Simon haar de draaideur door. Oei, The Ritz Hotel! Het was echter een kortere weg naar de ernaast gelegen Italiaan. Strak vormgegeven, mosgroen, bruin, zilver en zwart. Alleen Italianen en het eten, wat perfect was en de vonk die oversloeg tussen de twee penfriends en ook die was fel en hevig.

Wyandotte
Vandaag had Niekje geen melodietjes in haar hoofd. Er was geen plaats voor, teveel gedachten, zorgen. Geen boosheid, eerder bezorgdheid. Niekje was eigenlijk nooit boos. Toch moest ze het nu wegdrukken, zo’n raar berichtje uit Turkije. Wat had dat te betekenen? Ze had een blind vertrouwen in Ferdi, hij zou dat nooit beschamen. Maar ergens diep van binnen was er nu een stemmetje dat waarschuwde. Let op Niekje! De hele nacht had het door haar hoofd gespookt. Toen ze wakker werd dacht ze – wat was er ook weer? Oh ja – Ferdi, Turkije. Resoluut was ze opgestaan, na een snel ontbijt sloot ze zorgvuldig de woonboot af. Eigenlijk had ze haast maar deed toch wat ze altijd deed, eerst een rondje door de tuin. Knipte hier en daar een takje af. Streek langs de bladeren van de jasmijn en de lavendel. Het kruidentuintje wat eigenlijk toch teveel in de schaduw lag. En er groeide nu wel heel veel gras tussen de slaplantjes. Ze keek nog eens om naar de woonboot; Woonark De Waarheyt. Hoe die daar vredig lag. Hoe het
OREGON PINE
al mooi verouderde, verkleurde. De strakke lijnen vormden een mooi contrast met de vloeiende vorm van de oude aak waarop hij was gebouwd. Een drijvende Mondriaan. Lang, plat en dun. Een blinde wand, een glaswand van vloer tot plafond. Een platform rondom, aan de waterkant een groot zwevend terras net boven het water. En aan de kopse kant een speels rond raam, haar lievelingsplek. Ze gaf de kippen, witte Wyandotten, die om haar heen scharrelden, met scheve kopjes bedelend, nog wat te eten. Praatte met ze. Ze antwoordden, schor. Boris, de oranje kat kreeg nog een aai. Omkijkend naar Boris die haar nakeek ging ze op weg. Naar de manege, ze zadelde Zorro op. Zacht hinnikend, binnensmonds bijna had hij haar begroet. De zon scheen laag over de polder. In de verte de bewegingen van dalende of opstijgende vliegtuigen, Schiphol was vlakbij. Soms kwam er een vliegtuig over, laag, meestal dalend.

Zorro was eraan gewend. Het was vroeg en stil op de weg tussen de lege weilanden. In de heldere lucht een patroon van witte condensstrepen. Ze waren verschillend van dikte. Het gaf haar rust, de beweging van het rijden, de warmte van het paardenlijf, het geluid van zijn hoeven. Af en toe klopte ze hem geruststellend en liefkozend op de hals. Het paard reageerde met z’n oren draaiend en een zachte bries. De leren leidsels losjes in één hand. Ferdi verdween uit haar hoofd. Turkije en die lachende vreemde vrouw vergat ze. Bestonden niet meer. Het traag ritmisch hoefgeluid was haast hallucinerend. Niekje was vrij. Haar mind was open en weer blij. Een geluksgevoel doorstoomde haar. Warme benen, de beweging van bekken, heupen en rug als een massage. Hoog te paard zat ze, op drie meter boven de grond zweefde ze voort.

Kooking-shop
Al rijdend installeerde ze nog de handsfree, instrueerde de Tomtom, alweer bellend zocht ze op de radio naar nieuws- en fileberichten. Het moest wel snel, want Yvette was weer te laat. Of eigenlijk niet te laat, maar zo strak op schema dat ze geen vertraging kon hebben nu. Waarom zou je te vroeg weggaan, stond je daar maar te wachten. Die tijd kon ze beter gebruiken. De laatste afwerking aan haar make-up deed ze altijd al in de auto. Vrouw; kon meer dingen tegelijk. En lippenstiften kon ze desnoods nog met haar ogen dicht. Tevreden bekeek ze het resultaat in de achteruitkijkspiegel. Onrustig trommelde ze met haar handen op het stuur, de nagels lang en vierkant met een witte rand.

Ze was op weg naar Purmerend, voor weer een vette kluif. Een bedrijfsfeestje. Het kader van een bedrijf wat iets deed in de IT business – wat, was haar nog steeds niet duidelijk, maar datdoetterniettoe – wilde eens iets leuks. Samen, de bedrijfscultuur naar een hoger plan. De samenhang, de discipline, de collegialiteit, de neuzen dezelfde kant op, dat geneuzel. Nou, ze zou ze krijgen. Een opdracht van een paar jaar geleden, een stadspeurtocht had ze even gecheckt, beetje aangepast. Daar waren ze alvast een uurtje mee zoet, in kleine groepjes, door loting bepaald. Goed voor nieuwe contacten, verhoudingen onderling. Dan een lunch in Het Hoedje Van De Koningin. Altijd leuk, van een oude vriendin van haar, streek ze nog wat provisie op. Na de lunch de bus in van De Snelle Vliet, werden ze gedropt bij de Sloterplas. Afhankelijk van het weer lagen er waterfietsen of een oud partybootje klaar. Voor de echte workshop; koken. In partycentrum Aan de Overkant. Onder leiding van enkele profikoks werd een vijfgangenmenu bereid. Alles had natuurlijk wat sturing nodig en die meiden, de crew, moest Yvette nog even checken. Waren ze er, hadden ze het niet vergeten / verslapen / geen dubbele afspraken / eeeeh, ikwistutnie……

Ze zat achter een slak in een beige Chrysler, een ouwe, die nog Daewoo heette. Hier kon ze er niet voorbij, tot op de invoegstrook, plankgas. Hup meteen gooide ze de zwarte Nissan Qashgai ernaast en direct op de linkerrijbaan. Op de achterbank ritselden de goodiebags over elkaar. Ha, ze had ze een poot uitgedraaid. Die grijze muizen van de PV.
‘Misschien leuk om na afloop iedereen nog een goodiebag mee te geven – gaan ze met een goed gevoel naar huis – krijgen is altijd leuk’.
‘Helemaal eens’.
hadden ze gezegd. Toen ze de globale offerte zagen trokken hun bekkies wel wat samen, maar het zou zeker resultaat hebben. Het bedrijf zou er later de vruchten van plukken. Yvette glimlachte, dacht aan de goodiebags, waren nog over van een andere projectje. Had er nog iets bijgedaan, een monstertje, lekker luchtje voor de vrouwen. Een antirimpelcrèmepje voor de mannen. Zag er allemaal goed uit, kostte haar niets. Ja een beetje lobbyen, beetje netwerken.

Al rijdend pakte ze haar witte Blackberry:
‘Ja hoi, met mij, Yve
Hoe is het schat, ben je een beetje blij vandaag?
Wat? Ja…..
Ja…..,
Ja…..,
Ja ik heb ook zoiets van……
Ja, lekker boeiiuh!
Okeee, zie je zoooo,
Hihi dooeeiiiiiii’.
Ze gaf nog eens gas bij. Alle drie de meiden gecheckt, het liep op rolletjes. Straks allemaal hetzelfde shirtje aan; WORKITOUT – KOOKING – SHOP.

Remmen, hard afremmen, uitvoegen. De stem van de Tomtom;
‘Einde afrit links na honderd meter weer links’.
Klein weggetje nu, polder. Telefoon. Radio zachter.
‘Ja hoi, Yve hier…………..’.
Een klap. Een dreun, een groot zwart paard op de motorkap, glasgesplinter, gehinnik. Een flits van een seconde voordat ze het zag, de angst in een paardenoog de witte duisternis van de airbag.

Ijsgoot
Ze zaten in de val. Ze moesten snel zijn. De goot waardoor ze moesten afdalen om op de band te komen zou onbeklimbaar voor hen worden. Als die steile afdaling verijsd zou zijn, alle rotsen onder een ijspantser, konden ze het vergeten. Dan had je een pickel nodig, beter nog een ijsbijl, ijsschroeven. Stijgijzers onder je schoenen. Touw. Zonder die materialen was het uitgesloten, levensgevaarlijk! Om de goot te bereiken voordat alles onder het ijs zat moesten ze snel zijn. Door de gladheid van de rotsen konden ze niet opschieten, bovendien ontstond er nu hier ook al een ijslaagje. Zelfs zonder ijzel zou het haast onmogelijk zijn de goot af te dalen. Jan probeerde zich een voorstelling te maken van het watergeweld wat zich daar nu doorheen perste. De kom stroomde leeg en dat zou nog wel een paar uur duren. Voorzichtig gingen ze verder. Veel werd niet gesproken, Birgit was bang, Jan ook. Wilde niets laten merken. Bleef uiterlijk kalm. Zijn gedachten gingen op topsnelheid, welke mogelijkheden waren er. Nu ging het erom. Hoe dit te overleven. Het was nu al heel koud. Birgit liep aan één stuk te rillen. Konden ze nog voor donker de hut bereiken? Moesten ze terug naar Rifugio Roccia Aumento? Dat was sowieso verder, weliswaar stijgen. Makkelijker dan dalen. Nee, te ver.

Hij stak zijn hand uit naar Birgit, een grote stap op een volgend blok. Ze had opeens een paar rode wollen handschoentjes aan, nou ja, tenminste iets. De mist was inmiddels dunner geworden. Er was wat zicht, in de verte kon hij de nauwe spleet in de wand ontwaren. Het hield op met ijzelen, de mist verdween, loste op, de toppen rondom kwamen in zicht. Jan durfde nog niet al te opgelucht adem te halen. Deed zijn capuchon af en sloeg het laagje ijs van zijn jas. Birgit keek hem vragend aan. Ze waren nog niet thuis.

Cathedral
‘Cambridge’,
had Jo-Ann geantwoord op Simon’s vraag, welke stad ze wilde zien.
‘En Winchester, daar zou ik weleens heen willen en Southampton, Bath en Bristol, Newcastle. Maar eerst Cambridge. En dan ook Sheffield en o ja Brighton, dat lijkt me ook zo leuk’.
Zo vaak in Londen geweest, nog nooit daarbuiten. Slechts de wegen van de diverse Ferry’s en luchthavens naar Londen kende ze. En ze vond het leuk!
‘Oh, yes I like it Simon, ik heb een geweldige tijd, England is my favorite country’.

Of het kwam doordat ze met hem was of omdat ze zich gewoon thuis voelde in het enigszins andere wereldje dat Engeland is. Ze wist het niet en ze ging er ook niet over nadenken. Wat wel een feit was, Simon maakte werk van haar. Hij aanbad haar, was ouderwets galant, hielp haar in haar jas, hield deuren open. Ze genoot! ’s Ochtends heerlijke ontbijtjes, het kon haar niet Engels genoeg zijn, scrambled eggs, tot en met de sausages en de white beans, alles at ze op. ‘s Avonds steeds een ander verassend etentje in één van de duizenden restaurants die Londen telt. En de liefde natuurlijk. Oh wat was ze in love. Heerlijk, ze gaf zich helemaal, liet het over haar komen. Ook al was Simon niet zo knap, niet De Man Van Haar Dromen, hij was charmant, gevat en: zijn lichaam was gorgious! De badkamer moest opnieuw behangen worden; nieuwe bloemetjes, zo’n waterballet was het geweest.

Cambridge hadden ze in één dag afgewerkt, vroeg met de trein vertrokken. Uitputtend de vele kerken, universiteitsgebouwen, bruggetjes en grachtjes bekeken. In een overvol, te midden van het collegevolk, eeuwenoud pubje genoten ze. Van teveel champignons, van teveel onduidelijke te bruine saus en vet vlees, van het donkerbruine interieur en van elkaar. Pas laat waren ze terug in Londen, met een moderne trein waarvan de stoelen bekleed waren met een ‘oud’ stofje; helemaal Jo-Ann’s. Het beviel. Het beviel hen beiden zo goed. Simon nam een paar dagen vrij. Hij was archivaris bij Hampstead Heath Superintendents Office, Archway Road. Dit hoog op een heuvel gelegen park, nog in Londen, Hampstead Heath, kende Jo-Ann tot haar verassing nog niet. Simon genoot dat hij haar iets nieuws kon laten zien. Hij wist zeker dat ze – al beweerde ze van wel – Londen niet kende. Niet echt. De enorme, middeleeuws aandoende lift die hen vanuit de Underground naar het park tilde, volgens Jo-Ann:
‘Spooky’.

De volgende dag moest Simon haar alleen laten, something urgent op kantoor. Genoeglijk nestelde zij zich in een grote fauteuil met uitzicht op het stadsparkje. Omzoomd door geparkeerd blik, daarbinnen het bekende beeld van kuierende mensen. De stilte viel haar op, geen geluid van buiten drong hier door. Een vreemde hangende klok tikte. Daarnaast een geborduurd nursery rhyme:
Three blind mice
see how they run
they all run after the farmers wife
who cut of their tales with a carving knife
you ‘ve never seen such a thing in your life
as three blind mice

 Ze glimlachte om de tekst en keek weer naar buiten, nadenkend. Om zich wat meer op haar gemak te voelen in het vreemde appartement liep ze naar de keuken, wat te doen; ja, thee zetten. Black tea, in een grote pot onder een theemuts met rode rozen. In gedachten verzonken staarde ze uit het raam, wat uitzicht bood op grauwe achtergevels met allerlei uitbouwtjes. Wat later, weer terug in de stoel diepte ze haar boekje op uit haar tas. Ze schreef:
in mijn gedachten is’t
weer opgelaaid
nou ja
opgelaaid : smeult
vonken vonk en vonkjes
zo’n vonkje dat
omhoog waait
dwarrelend vonkje
niet wetend naar waar
rechts of links of links
net als je wilt zeggen; kijk dat vonkje daar”
en wijzen is het al uit

En even later bij de tweede kop thee schreef ze in één keer, het vloeide uit haar pen:
zacht kloppend bloed
voelen stromen
rustig deinen op
golvend ademhalen
fluistrend luistren

woelen door
weeldrig kastanjebruin
verzinken in
chocolad’ogen

Hoe groot was haar geluk toen Simon de volgende dag zijn auto uit een garagebox van een huizenblok verder haalde, een
TRIUMPH HERALD CABRIO.
Een donkergroene met zwarte linnen kap uit 1971. Dat gaf, al zou ze het nooit toegeven, de doorslag. Op slag was ze stapel. Op Simon, op de Herald en op Simon met z’n Herald. Ook al bleek later dat hij de kap nooit open deed. Vlug diepte ze een shawl uit haar tas en nog voordat ze instapte had ze hem in een Grace Kelly look om haar hoofd. Off they went; up into the countryside! Simon, tweed jasje over een grove trui, brede gele corduroy broek en oude versleten autohandschoentjes. Jo-Ann dompelde zich onder in Brits geluk! Ferdi was uit haar hoofd verdwenen, totaal. De Waarheit, Amsterdam, zelfs haar geliefde appartement, Amstelveen, ze had er niets meer mee. Winchester werd ontdekt, de beroemde Winchester cathedral, het enorme tafelblad van Round The Table. Het kleine ondiepe riviertje, Itchen dat door de stad slingert met de stil in de stroom staande vissen.

Ze hield van alles, de vreemd rode baksteen van de rijtjeshuizen. Een witte pub eenzaam in het glooiend heuvelland. Romantisch landschap, lage vriendelijke heuvels, de smalle diepe wegen omzoomd met heggen en muurtjes. Ze reden langs de havens van Portsmouth, bezichtigden het oude fregat de Victory van Lord Nelson. Met de rood geschilderde dekken, dan viel het bloed niet zo op. Giechelend verliefd sloten ze achteraan bij een gegidste groep. De verstoorde blikken die ze kregen negerend. Om het standaard grapje van de gids; de crew kreeg een oorlam, per day, per head, perhaps, kregen ze de slappe lach. Die avond in The River Rat Cellar & Kitchen namen ze alweer ieder hetzelfde menu, nu; Slow Cooked Moroccan Spiced Lamb Shoulder with Herbed Couscous. Simon legde zijn hand op de hare en vroeg:
‘Why actually, don’t you stay here, Jo?’
Jo-Ann legde beheerst haar vork neer, probeerde het althans. Haalde diep adem en keek Simon langdurig aan. Razendsnel gingen haar gedachten. Amstelveen kwam langs, Ferdi, Peek, haar zus in Londen; die wist nog steeds van niets. Eigenlijk was het tijd, hoog tijd om te veranderen. Haar hart sloeg over. Ontslag. Ja, ze ging ontslag nemen. Ze kreeg het plotseling warm en een blos vloog over haar bleke wangen.
‘Simon, well….. why not!’

Ze wrong haar hand los, verontschuldigde zich, moest even haar neus poederen. Op het Ladies Toilet viste ze de roze met zilveren Samsung uit haar tas. Tikte in; contacten; W. Op het schermpje verscheen: Waarheit – Opties: bellen? Met de punt van haar keurig gemanicuurde, bloedrood gelakte nagel tikte ze op: Oké.

Retaj Al Rayyan
Gestoken in een off-white ultradun katoenen tropenkostuum slenterde Ferdi het hotel in waar zijn afspraak was. Kijk, dit zag er beter uit, enorm, hoog, glanzende marmeren vloer, een bruisende fontein in het midden. Zacht groen verlichte receptiebalies. Achterin de lobby met lage witleren banken en een kleurige bedoeïenentent als decoratie. Hierin nam hij plaats, hier was zijn meetingpoint. Niet veel later voegde zich een gezelschap mannen bij hem aan tafel. Enkelen in traditionele kaftan, anderen in lichte zomerpakken al dan niet met zwart/witte tulband. Een sjeik die onbekend wenste te blijven had het idee opgevat om het opraken van zijn olievoorraad voor te zijn. De hotelbusiness moest het gaan worden. Naar het voorbeeld van het hotel waar ze zich nu bevonden moest er een keten worden opgezet.

Na het inleidende gesprek kwam één van de duidelijk minder belangrijke mannen naar voren en reikte hem een klein pakje aan. Een geschenk van de sjeik. Vormelijk, niet wetend of hij dit al of niet nu moest uitpakken nam Ferdi het aan. De hotelketen moest ook in Europa worden opgezet. Retaj Al Rayyan, daar kon men in Europa niets mee. Brandname HP & Perry moest daar de goede naam voor creëren. Een naam die in het nuchter Europa de sfeer van het Middenoosten zou oproepen. Zonder negatieve associaties. Wel de luxe, de warmte en de romantiek.
THE BEST OF BOTH WORLDS

Ferdi wist dat dit de klapper zou kunnen worden. Hier zat het grote geld, hij rook het. In één klap zou hij uit de zorgen zijn. Misschien wel de laatste klus. Als dit lukte was hij klaar. Ondanks de koude airco en zijn dunne pak zat hij te zweten. Probeerde hij cool te zijn. Spitsvondig te antwoorden, verrassend creatief uit de hoek te komen. Plotseling iets geheel anders aan te boren. Probeerde een grap, hoe lag de humor hier? Ja, ze lachten, met veel goud en jackets. Hij liet zijn laptop dicht. In deze ambiance zou de PowerPoint presentatie belachelijk over komen. In geen verhouding tot de locatie en de omvang van de opdracht. Enkele liters hete en zoete thee later nam men afscheid, met stevige behaarde handdrukken en lichte buigingen. Ferdi nam nog even plaats terug in de tent. Hij moest het laten bezinken. Hier hing veel vanaf. Had hij een goeie indruk gemaakt? Ongetwijfeld zou hij niet de enige zijn die was benaderd voor deze opdracht. Een gedienstige ober wilde nogmaals een thee inschenken. Ferdi vroeg om
‘Something stronger?’
Waarop hij tot zijn verbazing naar de bar werd verwezen. Daar ontwaarde hij een grote verzameling sterke drank, op smaak diffuus verlicht. De barkeeper met indrukwekkende zwarte snor schonk met grote vaardigheid een Cuba Libre in. Ondertussen opende Ferdi het kleine pakje. Een kistvormig doosje met daarin een luxe etui met gouden logo.
GUCCI
Hij klapte het open en een fraai horloge met roodgroene metalen polsband glansde in zijn satijnen binnenhoes.
‘Holy shit!’
mompelde Ferdi, dat begon goed. Hij zette het glas aan zijn lippen en verslikte zich haast toen hij een hand op zijn schouder voelde. Betrapt?
‘Sir, heeft u nog een moment voor mij?’
Eén van de onopvallende mannen uit het gezelschap was teruggekomen. Een misprijzende glimlach speelde om zijn paarse lippen toen hij het opengeklapte etui zag. Op een vingerknip van hem zette de barkeeper razendsnel een Bruichladdich whisky neer. Met zachte hand leidde
‘Mehmet is my name’,
Ferdi naar één van de banken achterin. Een lange sigaret werd uit een pakje geschut.
MOZN
noteerden Ferdi’s hersenen. Een lang verhaal werd over hem uitgestort. In slecht Engels wat Ferdi niet goed begreep. Hij luisterde ook eigenlijk niet. Hij was al met namen bezig, Brandname, hotels, een hele keten langs Europese kusten. In alle hoofdsteden. Gucci, de rum, de onbekende sjeik, alles tuimelde over elkaar in zijn hoofd. Nog een pakketje werd hem overhandigd. Verbaasd, niet begrijpend keek Ferdi Mehmet aan. Hij maakte een beweging om het te openen. Bezwerend legde de man zijn bruine handen erop. Nee dat was niet de bedoeling. Meenemen, niet uitpakken. Weer die vingerknip naar de kastelein in de verte, nog een glas werd bezorgd en verdwenen was mister Mehmet. Hij kiepte de Cuba Libre achterover, de pakketjes in de laptoptas en zweefde naar buiten.

De vochtige warmte van Qatar was iets verminderd, er waaide een droge wind. Een wind die naar zand smaakte. De takken van de palmbomen zwaaiden wild heen en weer. Hij besloot eerst maar eens een stuk te lopen. Wat lichaamsbeweging was goed. De geest eens wat laten doortochten. Hm, wat voelde hij zich goed. Strakke hoogbouw, soms zelfs mooi te noemen. Goed plaveisel op brede trottoirs. Geluidloos langszoevende Amerikanen en dan toch ook weer een pruttelend vrachtwagentje of zelfs een ezelskar. Telefoon – Jo-Ann:
‘Hey Jo, Fer hier, hoegaattie?’
‘Eh. Well. Oké, Ferdi, ikkeeeh..’
‘Volgens mij zitten we warm, ik voel het, dit gaat goed worden, héél goed!’
‘Ferdi?’
‘Ja, whatsup, Jo?’
‘Ik neem ontslag’.
‘Wat? Wat?’

Die nacht was hij als een bezetene in de weer. Tot in verste diepten van De Lijst doken namen op. Werk! Dollars! Maar goed dat hier geen sterke drank voorradig was. Tussendoor nam hij nog een besluit. Fuck-it! Hij beantwoordde het Facebook bericht van Yeliz. Ze moest hem bellen, op zijn andere nummer. De nieuwste gadget die hij meteen had toegepast. Twee telefoonnummers op één mobiel.

Redding
Birgit was gevallen. Al voor de derde keer trouwens, Jan ook bijna, het was heel glad. De ijslaag was dun maar keihard. Soms was er geen andere mogelijkheid, je moest over die hele grote blokken. Er was geen enkele structuur op de rots waarop je schoenzolen houvast zouden hebben. Nu had ze zich echt pijn gedaan. Jan had al gemerkt, ze was niet kleinzerig. Nu was ze hard gevallen en tegelijk weggeschoten, in de smalle spleet tussen twee blokken in. Jan hoorde het achter zich gebeuren. Nog voordat ze een kreet kon geven was hij bij haar. In een vreemde spagaat lag ze half in de spleet, tegengehouden door één been. Ze kreunde:
‘Ow, la testa mia’.

Haar hoofd en haar rug deden pijn. Voorzichtig, zelf ook wegglijdend probeerde Jan haar er uit te trekken. Naast haar zittend zodat hij met zijn voeten steun vond aan het andere blok kon hij haar naar boven schuiven. Ze was hard gevallen, een rauwe plek op haar achterhoofd was zichtbaar in het witte haar. Toen hij voorzichtig haar rug betaste gilde ze van de pijn.

Hij had haar achter gelaten. De aluminium reddingsdeken die al jaren onderin zijn rugzak zat kwam nu van pas. Voorzichtig had hij haar erin gewikkeld. Troostende woordjes mompelend. Daarna naar een kleine nis in de wand gesleept, lag ze tenminste een beetje beschut. Hij ging spullen halen, was zo terug! Probeerde haar duidelijk te maken dat dit de enige oplossing was. De nacht zien door te komen, morgen zou hij naar de berghut gaan. De waard kon een reddingshelikopter bellen. Hij ging de slaapzakken halen, zonder zouden ze zeker bevriezingen oplopen. Wat kon hij anders? Hun telefoons hadden geen bereik hier. Er zou na dit weer en op dit late tijdstip van de dag zeker niemand meer langskomen. Hulp was op dit moment niet mogelijk. Eigenlijk had hij bij haar moeten blijven, haar bijstaan, af en toe wat laten drinken. Kon niet. Hij moest! Hij was gaan hollen. Over de gladde, natte en hier en daar nog beijzelde rotsen. Keek af en toe om. Daar lag ze, klein, een kostbaar zilveren pakje. Naarmate hij dichterbij de nauwe doorgang tussen de rotsen kwam werd de krachtige stroom die zich tussen de rotsen doorperste wilder. Een woeste waterval stortte zich uit de opening. Moest hij daardoor afdalen? Angstig en aarzelend klikte hij zich aan de klettersteigkabel. Snoerde zijn jack zo dicht mogelijk, capuchon strak. Hij moest door, Birgit redden, de adrenaline kolkte door zijn lijf. Voorzichtig klom hij omlaag. De eerste twintig meter spoot het water in een grote boog van de wand weg. Toen kreeg hij de volle laag.

Het kille hutje voelde warm aan, zo koud had hij het. Geen droge draad meer aan zijn lijf. Koortsachtig kiepte hij de rugzak leeg, gespte de banden los, maakte hem zo groot mogelijk. Propte er snel een deken in, de slaapzak in het compressiezakje. Koplampje, de brander, water en een pannetje. Alles wat hij maar bedenken kon wat nodig was om de nacht door te komen moest mee. Wat was dat? Een schaduw flitste langs het raam en het leek of hij voetstappen hoorde. Liep daar iemand? Birgit? Naar buiten, keek rond, niemand. Wat was dat? Had hij het zich verbeeld? Hij kreeg het gevoel dat hij niet alleen was. Dat er iemand naar hem keek. Gehaast terug naar binnen, zoeken, heb ik alles?

PLOK!
Kippenvel, hij schrok weer. Een vreemd niet thuis te brengen geluid. Deur dicht, op weg. Hollend. Hijgend. Op een drafje over de smalle band, rakelings langs de verticale afgrond. Stootte met de dikke rugzak tegen de wand, struikelde. Nog voordat hij bij het klettersteigstuk aankwam moest hij stoppen. De schemering viel nu snel. Zoeken, waar was dat lampje gebleven? Op routine nu klimmen, sneller. Wild gooide hij de karabiners om de kabel. Rukte ze weer los, vloekte wanneer het soms niet snel genoeg ging. Sloeg stukken over, klom ongezekerd steil omhoog. Dit was weer de goot, de waterval was duidelijk veel kleiner geworden. Nu omhoog klimmend kon hij kiezen, koos de minst natte kant. Toch stroomde af en toe het water rechtsreeks zijn mouwen in. Doorweekter dan hij al was kon niet.

Hij had de terugweg door de woedende stroom overleefd, dit zou ook wel gaan. Aan de zijkanten hadden zich lange ijspegels gevormd, spookachtig glinsterend in het licht van het koplampje. De steilte nam af, hij gooide de karabinerset om zijn nek en rende rinkelend verder. Daar, daar was de nis. Maar waar was ze? Birgit? Zoekend keek hij rond. Het was bijna donker nu. Was het hier? Was dit de nis? Ja, hier lag een stuk aluminium folie, een stuk van de reddingsdeken. Scheen verder met de koplamp. Daar, vier meter lager ze. Bewegingloos. In een rare houding. Hij slaakte een kreet, een oerkreet, pure angst. Ongeloof. In een paar seconden was hij bij haar en wist het. Dood! Haar hoofd in een plas bloed. Hoe kon dit? Vol ontzetting voelde hij aan haar pols, rammelde haar door elkaar. Vloekte, riep haar naam en huilde. Schreeuwde wanhopig om hulp, om God, om Yvette. Was ze gevallen? Voorzichtig draaide hij haar om. Zag een groot gat in haar achterhoofd.
‘Neeeeeee!’

Bijl
De droom, de film was veranderd in een nachtmerrie, een horror. Van het eerste moment dat ze was gevallen handelde hij op de automaat. Zijn gelukzalig zwevende gevoel was in één ogenblik omgeslagen in pure paniek. Een paniek die hij met alle macht onder controle wilde houden. Niet verder doordenken, doen! Stap voor stap. Ze was gevallen, gewond. Slachtoffer zo comfortabel mogelijk wegleggen. Hulp halen of alarmeren; onmogelijk. Dus materiaal halen om de nacht door te brengen. Nieuw: slachtoffer overleden; slachtoffer bergen. Hoelang zat hij daar, met Birgit in zijn armen. Spookachtig oplichtend in zijn ledlight. Bloed inmiddels overal. Bloed stinkt. En het plakt. Hij wist haar die steile vier meter weer naar boven te krijgen. Ze was een licht poppetje maar nu was ze lood en loodzwaar. Hij had bijna de hele nacht nodig om haar in de hut te krijgen. Hoe hij dat in hemelsnaam voor elkaar kreeg kon hij zich niet herinneren. Was niet voor te stellen. De adrenaline, de angst stoomde uit zijn oren.

Een grauw ochtendlicht viel door de kleine ramen. Hij had kennelijk toch even geslapen. Een seconde duurde het, toen ging zijn eerste blik naar het levenloze pak naast hem, helemaal ingesnoerd in een slaapzak. Onmiddellijk een golf van walging. Misselijk was hij, ziek! Wat een verschrikkelijke gebeurtenis. Was het zijn schuld? Zijn plan was om alles te vertellen hoe het gegaan was. Hij zou de deur van de hut afsluiten en de autoriteiten in Campitello gaan inlichten. Ongetwijfeld zouden ze hem vasthouden. Lang, er zou een onderzoek komen. Hij zou beschuldigd worden. Duizelig en stijf stond hij op, zijn natte kleren kleefden aan zijn lijf. Uitgeput als hij was van de zware tocht was hij zo neergevallen. Alle handelingen tot nu toe deed hij automatisch. Pas nu brak de volle ernst van de situatie tot hem door. En hij werd bang. Bang voor de confrontatie, met Yvette. De politie, alles, iedereen.
CARABINIERI

Wat had hij gedaan? Hij wankelde de hut uit. Frisse lucht. Buiten steunde hij tegen de muur van de hut en rilde van de ochtendkou. Wiste zich het zweet van het gezicht. Onmiddellijk begonnen zijn hersenen te werken. Hoe kom ik hieruit. Zijn gedachten vlogen. Wat ga ik vertellen. Hij liep doelloos een eindje van de hut weg. Draaide zich om, peinzend. Dan viel zijn oog op de houtstapel. Daar, op het hakblok stond zijn bijl. Vastgeslagen in het hout. Zijn eigen bijl. Dichterbij gekomen, op de achterkant van de bijlkop zat bloed. Opgedroogd bloed met daarin een pluk lichtblond, bijna wit haar.
PLOK!

Silandro
Het was weer nacht en weer sjouwde hij met zielloze lichaam van Birgit, naar beneden, naar de bus nu. De hele dag had hij nodig gehad om enigszins bij zijn positieven te komen. Ook om lichamelijk wat te herstellen. De zware inspanning, de dood. De gevaarlijke tocht over glibberige rots, hij verkeerde in een soort schock. Ze was vermoord, dat was duidelijk. Met zijn eigen bijl. Hoe zou hij ooit zijn onschuld kunnen bewijzen? Er was iets met haar. Iets crimineels. Langzaam waren dingen op hun plaats gevallen. Het pakje in Genua, de vele telefoontjes. Die zwarte Lancia, het moest allemaal verband houden met elkaar. Nu begreep hij, haar scooter moest naar binnen, haar auto ergens anders geparkeerd. Moord, ze was vermoord. Ongelooflijk, waar was hij in beland? De gedachte dat ze misschien zelfmoord had gepleegd was ook bij hem opgekomen. Maar moord, met een bijl! Wat een afschuwelijke dood. Wat had ze gedaan? Wist ze iets? Was ze daarom met hem meegegaan? Een vlucht, dat was het, niets anders. Zijn gedachten tolden en tolden maar door. Was hij bedrogen, was het allemaal gespeeld? Nee, ze was echt gek op hem geweest die paar dagen. Eén ding was duidelijk, hij moest hier weg. Birgit ook. Sporen uitwissen. Vlug, stel dat er iemand kwam. En hem hier ontdekte met een lijk. Deze dagen was hier werkelijk niemand geweest. Het seizoen was over. Maar toch. Hij verstopte Birgit een eindje de helling op achter de hut. In het puinveld achter een groot blok. Hierboven met de harde ondergrond was alles alweer droog. De hut snel ontruimd, alle spullen naar de bus gebracht. Met afgewend gezicht had hij de bijl losgewrikt, de aanblik van de bebloede bijlkop kon hij niet aanzien. Hij had hem in een slaapzakfoedraal gepakt en in de buurt van de bus verstopt. Terug bij de hut liet hij het hakblok de helling afstuiteren. Met toenemende snelheid stortte het naar beneden, met steeds grotere sprongen verdween het uit het zicht. Alles in de hut wat ze mogelijk hadden aangeraakt deed hij af met een ouwe lap. Klopte met de deur dicht eens flink de grijze dekens uit; een nieuw stoflaagje over alles. Toen pas ging hij even zitten. Voelde zijn moeheid, doodmoe.

Hij had niets meer gegeten sinds de lunch gister bij Rifugio Roccia Aumento. Oh, no! De waard en zijn familie, daar waren ze gezien, samen. De waard had hen zelfs nieuwsgierig bekeken. Die kon getuigen. En de bosarbeiders, die hadden ongetwijfeld de bus gezien. Een witte bus, Nederlands kenteken. Dat viel op. En weer werd hij misselijk. Er was niets meer te eten hier, hij kon ook niet eten. De hele dag bracht hij bij de hut door, wachtend tot het donker werd. Ziek van ellende, de wanhoop nabij. En spijt, hij had haar hierheen meegenomen. Maar ook, was het wel zijn schuld, wat had ze misdaan dat ze vermoord moest worden? Het maalde maar door in zijn hoofd. Maar wacht eens even. Kennelijk waren ze (?) hen gevolgd vanaf Genua hierheen. Hadden ze een goed moment afgewacht. Die zwarte Lancia, toen hij onverwachts opeens afdaalde voor zijn bijl. Daar had hij voor het eerst onraad geroken. Er verder geen acht opgeslagen. Maar dan had hij Birgit alleen gelaten. Waarom hadden ze niet op dat moment toegeslagen. Moest het op een ongeluk lijken, of ze gevallen was? Maar waarom dan die bijl in het hakblok. Demonstratief. Om hem angst aan te jagen? Dat was niet nodig, hij was doodsbang. Nu helemaal, nu pas realiseerde hij zich, kwam uit zijn verdoving. Moest hij ook dood? Zij konden niet weten dat hij niets wist. Dat Birgit hem niets had verteld. Ze waren dus al die tijd in de buurt geweest, hen waarschijnlijk al die tijd geobserveerd. Onwillekeurig keek Jan om zich heen. Sloop de hut uit en verstopte zich tussen de grote blokken in het puinveld boven de hut. Het duurde lang, die rest van de dag. Sinds hun aankomst in de hut was hier niemand geweest. Ook nu niet, Jan hield constant de omgeving in de gaten.

Tenslotte vond hij het laat en donker genoeg en daalde af met zijn lugubere last. Soppend door het nog natte bos. Duizelig van voedselgebrek kwam hij bij de bus. Paste Birgit precies in de grote kist. Zocht de bijl op en verstopte die, samen met zijn vuile kleren in de kist. Keerde de bus, wég. Wég van hier. Verdoofd, diep in gedachten reed hij naar de grote weg. Geheel vanzelf was hij op weg naar het noorden, richting huis. Hij moest Birgit kwijt. Waar, hoe ging hij dat oplossen? Zijn telefoon bliebte, er was weer bereik. Een sms’je:
‘Jan, waar zit je,
ik neem een paar dagen vrij,
haal je me op in Milaan?
XX Yve’.

Het is niet waar, nee, niet nu! Het zweet brak hem uit. Alsof hij koorts had. Nu, dit berichtje vanuit de andere wereld, zijn echte wereld, bracht hem terug bij positieven. Ook dat nog. Op een onverlichte parkeerplaats stopte hij de bus. Het berichtje was al twee dagen geleden verzonden.

Jan was inmiddels al ver van de plaats des onheil. Zoals in een film, bedacht hij, voortdurend in zijn achteruitkijkspiegel kijkend. Werd hij gevolgd? Eerst reed hij in het wilde weg, zonder plan. Weg, weg van die plek. Toch reed hij uiterst voorzichtig, stel dat hij aangehouden werd door de politie. Een bestelbus is interessant om even binnen te kijken. Wat vervoert meneer? Het liefst was hij meteen het land uit, hij durfde echter niet de grens over met zijn vrachtje. Bolzano voorbij, richting Merano, logisch zou zijn dan naar Innsbruck.

Bij een benzinestation bestudeerde hij een toeristische wegenkaart. Hij zocht een stil gebied. Nam lukraak een afslag en toen weer. Een lange rechte weg. Hij ging harder rijden, steeds zijn spiegel checkend. Achter hem bleef de weg leeg. Na een bocht gooide hij de Ducato met bandengepiep om en reed terug. Niemand. Zucht, hij werd niet gevolgd. Reed een stuk verder over een kleinere weg tot Silandro en daar vond hij wat hij zocht. Een meertje, een spaarbekken en een kleine waterkrachtcentrale. Verboden toegang, alles omzoomd door hekwerk, toch waren er jongens aan het vissen. Met grote buizen vanuit de bergen erachter kon het meertje van water worden voorzien. Ingewikkelde stuwtjes en kleppen konden het waterniveau regelen in het meertje en het bekken. Hij reed weer terug naar de grote weg, zette de bus in een uithoek van de parkeerplaats bij een wegrestaurant. Niet opvallen. Hij wachtte tot het donker was, checkte zijn telefoon. Voicemailbericht:
Yvette aan Jan:
‘ Jan – Yve hier waar zit je toch,
heb je geen bereik daar
of heb je je telefoon weer niet stand-by?
Luister, ik heb een ongeluk gehad
en ik ben een paar dagen vrij,
ik heb even geen klanten enne….
ik moet er even tussenuit.
Ik vlieg morgen naar Milaan.
Eeh, morgen, dat is dus donderdag.
Ik land om kwart over twee.
Pik je me op dan?
Laat nu even wat horen,
want ik heb al geboekt,
ik vlieg morgen al.
Ik heb geen hotel dus ik hoop wel dat je er bent ja?

OK? Doei!’

Slotervaart
Nog een ‘spare’ dag had Ferdi Jo-Ann laten reserveren. Toen ze er nog was. Hij miste haar nu al. Ze was er altijd geweest. Betrouwbaar, kon alles, deed alles voor hem. Hoe vaak had ze hem uit de put geholpen. Had ze op het laatste moment een ingeving gehad. Reddend. Met haar koele afstandelijkheid zag ze dingen beter, helder. En, met haar gebeeldhouwde gezicht, ze was prettig om naar te kijken. Hij was graag bij haar in de buurt. Hij zou haar missen. Het deed pijn. Maar ach, was alles niet altijd slechts tijdelijk? Hij was nu hier, nog één dag, voor het geval dat…. Je wist maar niet wat zich voordeed. Hij gebruikte deze dag om zich te oriënteren. Stel dat er meer in zat. Dat hij ook de campagne of de huisstijl aan zich kon binden.

Met een taxi liet hij zich door Doha rijden. Langs de beste hotels van de stad, vroeg de chauffeur te wachten terwijl hij even binnenging. Bij het Retaj Al Rayyan rekende hij tenslotte af. Zelfverzekerd slenterde hij, zonnebril in het haar, alles in zich opnemend het hotel in. Zette zich aan de bar waar de barkeeper zonder enig blijk van herkenning hem een Cuba Libre voorzette.  Hij nam de lift naar boven en inspecteerde alle openbare ruimten.

REAL ESTATE GYM
De gym, de spa, het dakterras met zwembad. Ja, het ging bij hem leven. Hij kwam in the mood. Het kwam hem voor dat hij de buit al binnen had. Moest als het ware moeite doen om niet nu al met geld te smijten. Spenden. Nam een taxi, nu naar de kust, tikte de chauffeur op de schouder, slowdown!

Telefoon – een onbekende stem.
‘… dinges van het Slotervaart Ziekenhuis, spreek ik met de heer Riedijk?’
‘Eeh ja, daar spreekt u mee???’
‘Meneer Riedijk, uw vrouw heeft een ongelukje gehad en ik bel u om te vra’
‘ Een ongeluk hoe is het met haar wat is er gebeurd?’

Fucking hell! Hij vroeg de chauffeur naar zijn hotel te rijden en nu snel! Wat was er gebeurd? Wat nu weer! Hij moest terug, kijken of er een eerdere vlucht terugging. Meer informatie had de verpleegkundige hem niet kunnen geven. Over de toedracht, wat er gebeurd was wist hij niets. Niekje was er slecht aan toe. Wat had hij haar verwaarloosd, geen tijd, geen aandacht. Hij belde naar Niekje’s vriendin Janine. Zij kon hem meer vertellen; Niekje was met Zorro geschept door een auto. Ze had inwendige bloedingen en kneuzingen, een gebroken been. Ferdi had doorgevraagd, hij had het gevoel dat er meer was. Dat Janine wat voor hem verzweeg. En inderdaad. Ze was niet bij kennis, in coma. En Zorro? Zorro was afgemaakt. Ferdi omklemde het koele staal van de roodgroene armband. Verward gaf hij de taxichauffeur een krankzinnige fooi.

Haastig pakte Ferdi zijn koffer in. Retaj Al Rayyan was opeens verdwenen. In zijn hoofd dreunden twee namen NiekjeZorroNiekjeZorro. Er was geen plaats meer voor andere namen, of logo’s. Het was geregeld, een vlucht eerder, weliswaar niet rechtstreeks. Hij moest overstappen in Londen maar hij was wel twaalf uur eerder thuis. Niet vergeten de fles rum op te halen straks op de airport, daaraan dacht hij wel. Zijn luchtige tropenpak verwisselde hij voor een dunne jeans en polo, makkelijker om te reizen. Geen tijd om het netjes in de koffer te pakken. Een vreemde bobbel in het jasje viel hem nog op. Het pakje van Mehmet. Het drong het niet tot hem door; de tekst op een adressticker:
Please deliver;
Mr. Salvaterra
Corso Maurizio Quadrio
Genova Italy

Alitalia
‘Hé, shit Jan, neem die telefoon op!’
mompelde Yvette zacht voor zich uit. Hoe vaak had ze al gebeld, zijn voicemail ingesproken? Echt weer wat voor hem. Gaat weg en is dus ook weg, reageert nergens meer op. Ze belde nog één keer, het kon nog, straks in het vliegtuig moest de telefoon uit.  Ongeduldig zwaaide ze met de boardingpass. Wuifde naar de geblondeerde grondsteward dat de telefoon zó uit ging. In de holklinkende slurf, net voor ze naar binnen ging; contact!
‘He Yvette, Jan hier – geruis –  je komt naar Milaan begrijp – geruis’.
Yvette draaide om en worstelde zich tegen de stroom instappende passagiers in. In een bocht was er meer ruimte.
‘Jan, waar zit je toch man, waardeloos zeg.
Ik heb een ongeluk gehad en altijd als, wat?’
‘Geruis -ben je er, hoe laat – geruis’.
‘Als ik je nodig heb ben je er niet’.
‘Ophalen, maar ik kan niet op tijd zijn – geruis’.
‘Wat?’
‘Tot morgen!’

Dit keer geen drie keer, maar wel tien keer ontsnapte het haar, woedend, tandenknarsend, hoofdschuddend:
‘Oh my god’.
Zodanig dat de passagier naast haar voorzichtig informeerde of er iets niet in orde was. Op slag was ze rustig en antwoordde. Dat ze er even tussenuit moest, even op adem komen. Dat ze iets vreselijks had meegemaakt. Een ongeluk, nee gelukkig niet gewond, zij niet. Wel het paard en de berijdster. En haar nieuwe auto, total loss. En ze liet zich weer even gaan:
‘En altijd wanneer ik mijn man nodig heb is hij er niet. Niet eens te bereiken. Ik moet nu maar zien dat ik de nacht ergens doorbreng in Milaan, hij kan me pas morgen ophalen!’

Nu ze eraan terugdacht, het viel haar nu pas op, Jan was niet alleen onverstaanbaar geweest, hij had weer gesproken met zijn Marcello Mastroianni stem.

MP3
En weer moest hij de Ducato aan de kant zetten. Als om zijn verdriet te koesteren, te intensiveren had hij een nummer van Joan Baez opgezocht in zijn MP3 speler:

‘Show me the prison, show me the jail
Show me the prisoner, whose life has gone stale
And I’ll show
you, a young man,
With so many reasons why
there but for fortune, go you or I……mm.mm

Show me the alley, show me the train
Show me the hobo, who sleeps out in the rain
And I’ll show you, young man,
With so many reasons why
there but for fortune, go you or I, mm.mm

Show me the whiskey, that stains on the floor
Show me the drunkard, as he stumbles out the door
And I’ll show you, young man
with so many reasons why
there but for fortune go you or I, mmm,mm

Show me the country, where the bombs had to fall
Show me the ruins of the buildings, once so tall
And I’ll show you, a young land
with so many reasons why
there but for fortune go you and I, you and I’.

Joan Baez, met die speciale stem, ze herinnerde hem aan zijn jeugd. Hoe hij toen een onbereikbare liefde voelde voor haar. Die mooie vrouw met dat gipsy uiterlijk, haar deels Mexicaanse roots. Hij huilde, nu voor het eerst, nadat de vreselijke klus was geklaard, hij had Birgit gedumpt. Nee, hij had haar zachtjes, voorzichtig en liefdevol te water gelaten. Door het gat in het hek was hij het donkere terrein van de waterkrachtcentrale op gegaan. De slaapzak nog verzwaard met stukken beton die hij vond. Geluidloos was ze langs de schuine muur het water ingegleden. Even bolde de slaapzak op door de verzamelde lucht voordat hij verdween onder het wateroppervlak. Het donkere water met een flakkering van een schijnwerper aan de overkant. Het zwartspiegelende lokkende, dreigende water.

Een seconde dacht hij weer aan toen, die nacht aan de oever van het IJ. Vlug keerde hij zich om en verdween in het donker. Met in zijn hoofd het beeld van Birgit onder water. Precies als een paar dagen geleden in zee, met belletjes en zwevend haar rondom haar hoofd. Misschien voor altijd op de bodem van het meertje, misschien werd ze ooit vermalen door de turbine. Hij griezelde bij de gedachte en gruwde van zichzelf. Hij snikte van verdriet, van spijt en ook van opluchting. Alleen haar koffer, rugzak en de bijl, die moest hij nog kwijt.

Met een trilling startte de diesel. Hij moest zich vermannen.
‘Herpakken’,
zei hij tegen zichzelf:
‘Zoals de Belgen zeggen’.

Maar hoe kon hij dit ooit vergeten, verwerken. Hij moest het zien te deleten, uit zijn geheugen krijgen. Yvette verweet hem vaak vergeetachtig te zijn. Behalve dan in dit soort dingen, situaties, gebeurtenissen. Alles stond als herinnering voor altijd bij hem vast. Help! Als hij er maar geen trauma van kreeg. Steeds zag hij de gapende wond, het bebloede witte haar, rook hij die stank, die afschuwelijke mengeling van bloed en parfum. Langzaam reed hij verder. Gevaarlijk, niet oplettend, te diep in gedachten. Een enorme vermoeidheid overviel hem. De emoties maar ook de inspanning. De vele kilometers die hij had afgelegd, heen en weer. Het sjouwen met het lichaam van haar waar hij in die korte tijd zo gek op was geworden. Hij had tijd nodig om te herstellen. Hoe kon hij Yvette nu onder ogen komen. Ze kende hem, ogenblikkelijk zou ze merken dat er iets mis was. Eén goede nachtrust moest hij hebben. Een bad, schone kleren. Op dit moment landde ze in Milaan. O, wat verlangde hij naar haar. Yvette, Yve. Yvetje. Gewoon bij haar zijn. Er was niets gebeurd. Veilig. Alles vergeten, wegstoppen, diep. Niets aan de hand.

Lecco
De koffer, de rugzak van Birgit en de bijl was hij al kwijt. Geluidloos was alles langs de glooiende muur van een klein stuwmeer gegleden. Diep, zelfs de plons was niet te horen.

Hij moest de bus nog schoonmaken, hij wist hoe vies Yvette van alles was. En hoe scherp haar reuk. Hing er nog een bloedgeur in de bus of zat dat in zijn neus? Op een stil parkeerterrein sliep hij de laatste uurtjes tot het licht werd. Toen haalde hij de grote kist leeg en maakte alles grondig schoon. Trok andere kleren aan en bij een pompstation waste en schoor hij zich. Enigszins toonbaar weer moest hij nu op zoek naar een hotel. De weg slingerde langs het Comomeer. Kleine stadjes en dorpjes waren er genoeg. Hij zocht een hotel wat niet te klein was, hij wilde onzichtbaar blijven, niet opvallen. Na weer een bocht schrok hij, heel even. Een seconde, toen was hij er voorbij. Er stonden twee politieauto’s en aan weerszijden van de weg carabinieri. Met de hoge petten en roodgestreepte broeken. Ze wuifden hem verder met hun lange gummistokken, dóórrijden!

En door reed Jan, hij kon niet meer stoppen. Hij had geen oog voor de schoonheid van de omgeving. Moest zich concentreren, had teveel gedachten. Langzaam werd hij ingehaald door een lange rij vrachtwagens. Ze reden heel dicht op elkaar. Een vreemde gewaarwording. Het duurde even maar toen drong het tot hem door, ze stonden op een trein. Steeds maar verder rijden, tot het stadje Lecco. Parkeerde daar de bus aan de rand van het meer. Hij pakte zijn laptoptas, vulde die met kleren en ging op zoek. Eerst koffie en wat eten. Ha, hier zat hij. Op een vriendelijk pleintje, onder een grote boom. Alsof hij vakantie had, alsof er niets was gebeurd. Hongerig viel hij aan op de lunch. Halverwege de middag, een keurige tijd om in te checken. Hij vond een hotel wat precies voldeed aan zijn wensen.
DON ABBONDIA

Een oud gebouw aan de Piazza Era, wat bestond uit meerdere panden die aan elkaar verbonden werden door lange gangen. De wanden letterlijk behangen met schilderijen. Hij volgde het vriendelijke meisje wat hem de kamer wees, de vloer golfde. De kamer bood uitzicht op het meer en op de spoorlijn daarvoor. Hij sloot de luikjes en de dubbele ramen op het moment dat een trein langzaam en oorverdovend voorbijdaverde. Prompt was het stil, deur op slot, hermetisch. Haastig trok hij zijn kleren uit en liet zich in het volstromende bad zakken. Probeerde alles kwijt te raken, de afgelopen dagen, de verliefdheid, de angst en het verdriet.

Cuba Libre
Aan boord van Woonark De Waarheyt. Gedachteloos had Ferdi op PLAY gedrukt;
Zacht klonk Tom Waits;

‘Well I don’t mind working
cause I used to be jerkin off
most of my time in the bars
I been a cabbie and a stock clerk
and a soda fountain jock jerk
and a manic mechanic on cars
It’s nice work if you can get it
now who the hell said it
I got money to spend on my gal
but the work never stops
and I’ll be busting my chops
working for Joe and Sal.

And I can’t wait to get off work
and see my baby
she said she’d leave the porch light
on for me
I’m disheveled I’m disdainful
and I’m distracted and it’s painful
but this job sweeping up here is
is gainfully employing me tonight

Tom do this Tom do that
Tom, don’t do that
count the cash, clean the oven
dump the trash oh your lovin
is a rare and a copasetic gift
and I’m a moonlight watch manic
it’s hard to be romantic
(sweeping up over by the
cigarette machine
sweeping up over by the cigarette machine…)

I can’t wait to get off work
and see my baby
she’ll be waiting up with ……………….’.

 Ferdi luisterde niet, hij hoorde het niet. Weer die snaterende eend. Mateloos irritant. Die wel. Al te vaak werd hij gestoord, uit zijn concentratie gehaald. De stilte in de grote ruimte, zo zonder Niekje werkte hem op de zenuwen. Ook als ze er wel was kon hij zich niet goed concentreren. Met haar altijd drukke gepraat en bruisende ideeën. Een overlopend vat, borrelend, zoveel plannen, liefde en goede bedoelingen. Gek werd hij er soms van. Dat altijd klaarstaan ook. Voor anderen. Maar nu, nu ze er niet was, dat werkte toch niet. Hij zat in haar stoel, voor het ronde raam. Checkte weer even zijn Facebook, geen bericht uit Turkije. Keek over het kabbelende water zo de polder in. Diepte, perspectief. Met ritme, de donkere streepjes van de slootjes. Onverwacht hier en daar een wilg, een bosje. Verder, daarachter, de contouren van een huis, een boerderij of een vermoeden daarvan. Slechts een kwart van zijn blikveld nam dit in, de rest was lucht. Grijze lucht met vuile wolken. Jagend. Doorsneden door dalende vliegtuigen. Ook met een zeker ritme, regelmaat. Soms lieten die een verwaaiende, uitdijende condensstreep achter. Een patroon schrijvend in de lucht. Lager, recht voor hem zwommen twee woerden hard achter een vrouwtje aan, snaterend.

Dit alles zag Ferdi niet, het ontging hem volledig. Lusteloos, haast op de automatische piloot had hij zijn die dag verzamelde tags en brands verwerkt. Op alfabetische wijze in De Lijst.
GRATIS, MAAR NIET GOEDKOOP
LUCCS
13 UC
ZAPP

Veel was het niet, hij was over de hem bekende wegen gereden. Hij had alleen een kleine omweg naar het ziekenhuis genomen, uitstel, moed verzamelen. Hoe zou hij Niekje aantreffen? Ver weg was hij, denkend. Aan alles. Somber staarde hij voor zich uit.

De oneindige verbeelding. De herinnering, de fantasie-die film -álles kun je zien in je hoofd,wat je ooit eerder zag, een boek, tv, een film of werkelijk een woestijn op een vroege morgen, onscherpe beelden en kleuren van een kermis (geluiden!)vrouwen, afwijzend, koel, afstandelijk, of vrolijk en hartelijk. Verleidelijk. Oesters, dampende gebakken aardappelen, vis, vis op je bord, zwemmende vis met kille ogen. Beelden van overstromingen, na een aardbeving, brand en oorlog, gestapelde lijken. Alles heb je gezien en opgeslagen.
Meer dan je weet.

Nu probeerde hij te schrijven aan zijn manuscript. Wat moest hij verder, alles kon hij bedenken. Er kwam niets, hij zat in een vacuüm. Hij zat vast in zijn gedachten. Terwijl hij los was, vrij en los van alles. Bevrijd. Zijn vrouw, kwam ze terug? Zijn bedrijf; op losse schroeven. Jo-Ann? Gone with the wind. Peet? Hahah! Zijn manuscript? Waardeloos. Zinloos eigenlijk, hij kreeg er geen eind aan gebreid en hij zou toch geen uitgever zo gek krijgen…. Hij had zich vastgeschreven; moest het een happy end worden? Jan en Yvette weer samen. Een romantisch rendez-vous ergens in Italië? Moest hij nog één of andere maffiabaas ten tonele voeren, spannende achtervolging, Jan die ternauwernood ontsnapt? Of nee, misschien moet Yvette te grazen worden genomen. Door een vergissing, een verdwaald schot, voor Jan bedoeld vangt zij op? Hmm, hij kwam er niet uit. Zijn gedachten maalden. De schemering viel over de polder. Het groen werd langzaam zwart. De knipperlichten van de vliegtuigen begonnen op te lichten in de duisterende hemel. Hij zag zichzelf weerspiegeld, verlicht door het scherm van de laptop in het ronde raam.

Je zit in jezelf opgesloten als in een duikerpak verstikkend beklemmend als bedolven onder een lawine als in een ingestorte gletsjerspleetbegrip, je zoekt begrip, liefde. Liefde, het is er, in ruime mate, wat zeg ik, in overweldigende mate. Je houdt van alles, van haar, je vrouw, van mooie dingen, een mooie auto, une voiture,een vergezicht, een goed glas, je houdt van een paard, van het leven, de stilte van de eenzaamheid, van een avond drinken met vrienden en lachen, van zweet onder een schroeiende zon, van de koelte van een donkere hemel, je kunt gelukkig worden van een goeie Franse film in een leeg filmhuis. Begrip zoek je en ruimte.

Hij klapte zijn laptop dicht, definitief, het was uit. Kappen ermee. Dan maar geen schrijver worden. Weg met dat manuscript. Ferdi liep naar de bar, de afscheiding bij de keuken. Schonk een flinke bodem Brugal rum in, Cola erop tot het overbruistte, liet er een koudplakkend ijsblokje inplonzen. Staand en starend weer voor het ronde raam dronk hij het gulzig leeg. Plukte zijn Carrera uit zijn haar. Ging terug, schonk een tweede in, hetzelfde patroon. Voor hij een slok kon nemen schrok hij van de rinkelende telefoon. Met een klap zette hij het glas neer en haastte zich om op te nemen;
– Het ziekenhuis, hij moest snel komen, Niekje…. –

Langzamer nu dronk hij het glas leeg, bedachtzaam etaleerde hij het lege glas op de bar, naast de fles Brugal. Ging naar buiten, liep om de Ark heen, de deur open latend, over het drijvend, zwevend platform van hardhout met antisliplaag.
BANKIRAI

Hij huiverde van een plotselinge windvlaag. Liep door tot aan de achterzijde, aan de waterkant. Het donkere water met een flakkering van een lantaarnpaal op de weg. Staarde in het zwartspiegelend lokkende en dreigende water.

In Woonark De Waarheyt ging een telefoon, heel lang klonk Ferdi’s ringtone:
‘There was a time
when nothing would laste
there was a time
I held on to the past

I would walk on water..……………………….’.

 Naschrift:
Op een parkeerterrein in het Italiaanse plaatsje Lecco werd een witte Fiat Ducato onbeheerd aangetroffen. De bus had een Nederlands kenteken. Van de eigenaar ontbrak elk spoor.

 

 

%d bloggers liken dit: