Bolver Luigi Revisited

P1030350

Een half mensenleven geleden gingen we ook samen op pad. Pakweg een jaar of twintig waren we. Net als toen is ook nu de rugzak weer zwaar. Die ouderwetse spullen, katoenen tent en dergelijke. Nu is alles lightweight en toch nog zestien kilo, touw en klimmateriaal, kleding voor alle weersomstandigheden. Alleen de stijgijzers wegen al meer dan een kilo. ‘Ping’. Een sms’je: hij zit al in de trein: mijn broer Rienk.
“Ik zie je zo!”

Ruim op tijd, om de City Nightline naar München niet te missen, zijn we in Amsterdam. Pianomuziek, daar speelt iemand op een vleugel. ‘Play me’ staat erop en ‘talent gezocht’. Geweldig. Op zoek naar eten dwalen we door de hal. Ik krijg een kortingsbon in de handen gedrukt. Frites met snack voor de halve prijs. Buiten schijnt de zon. Als ouwe hippies eten we, net als vroeger, zittend op de grond tegen een brugleuning. Op het stationsplein wordt een lekke fietsband gerepareerd door een andere fietser, op zijn stang staat; ‘www.flattire.nl’. Schitterend.

City Nightline is bepaald geen Thalys. Schokkerig zet hij zich in beweging, krakend en piepend en bij elke boom stopt hij en soms lang. Ik toon Rienk de topo van de Ilmspitze, de moeilijke verticale klettersteig die vrijdag op onze planning staat. En van de enorme topografische kaart Stubaital 1:50.000 kopieerde ik slechts het stukje dat wij nodig hebben, van de hut naar de Habicht. Het past nu op nu een A-viertje. De slaapstoelen slapen niet echt lekker. Achter me zit een man met slaapapneu. Enkele minuten houdt hij zich stil om dan plots met een luide snork zijn ademtekort in te halen. Steeds als ik bijna wegsukkel schrik ik dan weer wakker. In mijn toestand van half waakdromen dringt langzaam tot me door dat we in Keulen zijn gestopt. Op het perron schijnt een moderne zwerver met een felle ledlamp in de vuilnisbakken. Een kleine rat scharrelt tussen de rails. Met een ruk trekt de trein zich weer in gang en ik zie de reusachtige Dom, spookachtig verlicht. De neonreclame van Saturn doet talloze ruggen van opgestelde treinstellen roodglimmen in de diepte.

Plotseling zijn we in München. We hebben ruim de tijd om over te stappen. Maar ik zie dat we met flinke vertraging zullen arriveren. We haasten ons over het enorme perron, de rugzakken schuddend op de rug. In de moderne luxe trein naar Innsbruck hebben we ook weer gereserveerde plaatsen. Het meisje naast me heeft pech met haar bril, het heel kleine schroefje verdwijnt in haar decolleté. Wonderbaarlijk genoeg weet ze het te traceren. Met mijn Zwitserse zakmes kan ze de bril weer repareren. Bij het overstappen naar de lokale boemel vergis ik me, ik bestel een grote koffie. Die blijkt van Amerikaanse ‘refill’ proporties te zijn en ik moet de helft laten weglopen tussen trein en perron. Heerlijk, eindelijk een lege trein. En gek, we rijden langs de Brenner, die hoog boven ons de dalen kruist. Ik raad Rienk aan de wc te gaan bewonderen; science fiction! In Steinnach am Brenner is de bus net weg. Reizen is wachten. Mij best, ik ben weer helemaal in de reismodus. Zoals vroeger, toen wij liftend rondtrokken met een vaag reisdoel. Tegen de verwachting in is het droog en we zitten onderuit op een bankje, eten wat, lekker in de zon. Ik moet mijn rugzak nog redden, een achteruit rijdende bus plet op een haar na de gesp van de heupband. Een nogal essentieel onderdeel.
“Hier eruit?”
Ja, de buschauffeur gebaart naar ons in zijn spiegel. Hij zet ons precies af bij het pad naar de hut. Guter Kerl! Van 1242m. omhoog, naar de Innsbrucker Hütte op 2369 meter. We starten om 12.20 u., arriveren om 15.45 u. en zijn daar zeer tevreden over. Meer dan 1100 meter stijgen in nog geen drie en half uur, op een eerste dag. Ondanks de pauze en de VSB’s (very short breaks) en die laatste zijn noodzakelijk om de hartslag wat tot bedaren te krijgen. Minder blij zijn we met het weer. De motregen verandert in regen op het laatste stuk bij de hut. Het pad wat al glibberig is, licht vol met stront van de kudde geiten die we tegenkomen. Buiten stampen we de schoenen schoon en binnen uitdruipend, stel ik ons voor aan de waard:
“Toonder und Toonder, wir haben reserviert”
“Ah, glücklich, Sie sind da, die Hütte ist lehr”
antwoordt de waard.
“Aber warum dann, dass Wetter ist doch gut!”

De toon is gezet, gezellig, welkom! We krijgen Lager acht am Ersten Stock. Wij stevenen per abuis door naar de tweede verdieping. Zien daar geen nummer acht en nemen dan maar onze intrek in slaapzaal achttien. Dat blijkt dus niet goed, maar de waard vindt het prima. Een bedbak met negen slaapplaatsen, Rienk installeert zich uiterst links en ik helemaal rechts. Er komt verder niemand bij, lekker de ruimte! Rienk repareert het raam wat eerst niet dicht kan, het lekt nogal op een matras. De deur sluit ook niet maar met de punt van zijn Wanderfreund is dat zo verholpen. Verdere gasten blijken later allen op de eerste verdieping te worden ingedeeld. Snel opwarmen in de Stube. Er staat een pendule die steeds als hij slaat, heimwee opwekkende herinneringen oproept aan het huis van onze grootouders; precies dezelfde klank.

P1050102Klokslag om acht uur staan we buiten. De hut heeft schitterend uitzicht op de omringende bergen. Daar is echter weinig van te zien, verhuld door de bewolking. Op naar de Habicht 3277m. Al snel komen we in de eerste sneeuw, waaronder de markeringen zich schuilhouden. Het wordt steeds moeilijker het pad te vinden. Door de lichte inzinkingen schatten we het steeds juist in. We maken de markeringen sneeuwvrij, makkelijk alvast voor de terugtocht. Gestaag gaan we door, de sneeuwlaag wordt dikker en de mist om ons heen ook. Het terrein wordt lastiger tot er opeens toch een kabel hangt. Het is nevelig, zwaar bewolkt, uitzicht nihil. De kabel stopt. Pittige stukken klauterwerk.
“Er sluipt twijfel binnen, Rienk,”
roep ik hem toe. Er was veel neerslag voorspeld maar het is nog steeds, bijna, droog. Doorgaan. Een massief van rechts doemt op, hoger en smal zo lijkt het. Dat is naar de top denken we. Zoeken naar markeringen. Toch stijgen we snel, als Rienk zijn hoogtemeter checkt. Na de top van deze helling is er een soort zadel naar een volgend massief. Aan beide zijden steil aflopend. Hoe diep is niet te zien door de wolken. Behoedzaam steken we over. Oh nee, hier nog meer sneeuw. Dan een steiler stuk waar weer minder ligt. Opnieuw een kabel, strak gespannen. De kou van het staal dringt door mijn handschoenen. Van links komt nu een nieuw massief, vaag zichtbaar in de nevels. En daarachter weer een. Dat is de top, besluiten we.
“Het valt altijd tegen in de bergen”.
Het is niet de topgraat. Nogmaals doemt een volgende punt op in de mist. Echt een spits en er waait een koude wind, hier zal het zijn. Wat hoger zien we het al, nee dus. Links ervan torent nog een grijze massa omhoog. Je zou er haast moedeloos van worden, gewoon maar blijven gaan is het devies. We draaien er links omheen en opeens stuit ik weer op een kabel. Een scherpe hoek om een rotswand. Na een paar meter sta ik opeens oog in oog met een enorm kruis. Dertig meter boven me.
“Het kruis!, de top!”
brul ik naar Rienk. Eenmaal daar is het snel een extra jack aan,de vlaggen van de GGE en de NKBV uit de rugzak en een vlak plekje zoeken voor de camera. Dat valt allemaal niet mee, er is geen horizontale plek te vinden, de wind buldert en is ijskoud. Snel weer weg daar, er is toch totaal geen uitzicht. We dalen achteruit klimmend een eind af en staan opeens voor een tegenligger. Jong en snel, die ons bedankt voor het voetspoor dat hij makkelijk kon volgen. Lager is de sneeuw wat weggesmolten. Vinden met moeite een plek voor een pauze: eten! Overal steenslaggevaar, nat en winderig.

De waardin heeft gehoord dat we de Habicht deden:
“In dieses Wetter?”.
Is het bewondering of was het misschien niet zo verstandig? Het regent inmiddels voluit en we weten wat dat betekent voor morgen. Geen Ilmspitze. De klettersteig, schwierig, met loodrechte passages en lastig klimwerk. En inderdaad, er ligt zelfs wat sneeuw de volgende dag. We ontbijten op ons gemak, hebben geen haast. Er rest ons slechts een afdaling, terug naar Gschnitz. En dan door naar het dorp Trins voor de volgende overnachting. Regenpak aan en dalen. Glibberen door de vieze schapenstront, vermengd met sneeuw. Lager alleen maar meer nattigheid en afdalen en verder dalen. Een zo gelijkmatig doordalen dat mijn bovenbeenspieren het bijna niet meer houden. Ik moet steeds vaker stoppen om even de benen te strekken. Stretchen! Er staat twee uur voor de afdaling en dat halen wij – ik met pijn – ondanks het glibberen. Ik weet hoe het werkt, die eerste dagen heb je spierpijn. De derde dag is het ergst, daarna neemt het af, tot het zelfs helemaal verdwijnt. Beneden regent het ook. Verderop is de bushalte. Over een uur komt de bus. We schatten in dat het een uur lopen zal zijn naar de overnachtingsplek. Een vakantiewoning die we voor een nacht hebben gehuurd. Lopen dus. En dat voelt dat goed. Wat loopt dat eigenlijk lekker, asfalt. Een herstelloopje.

En wat zijn we gelukkig. Een heel huis voor ons alleen. Met een droogrekje voor al onze natte zooi. Goretex jas, broek en schoenen. En die schoenen staan in drie lagen Snoseal. En nog natte voeten en schouders. Het lijkt alsof hier de kachel brandt. Met echte bedden en schone dekbedden. Een warme douche en een stapel handdoeken. En wifi, die werkt! Wat een luxe en spotgoedkoop. Ben ik blij dat we niet nog een tentje moeten opzetten met dit weer. Rienk, de purist, had dat nog voorgesteld. Die avond vallen de mannen binnen. Aad en Edmar ‘apten ‘ al enkele malen dat hun aankomsttijd weer was verlaat wegens nog meer ‘Baustellen’. De meegebrachte en enorme schaal Lasagne wordt in de oven geschoven. Tevens is er een giga hoeveelheid tiramisu. Alles wordt weggewerkt, flesje wijn erbij. Ik slaap, net als nog veel langer geleden, samen met mijn broertje in bed. We maken een foto, dit moet ‘ons moeder’ zien!

Op hetzelfde terras als tien jaar geleden, in San Martino di Castrozza, nemen we een cappuccino. We voelen de enorme massa van het massief boven ons. Een paar honderd meter verder rijst het op, kolossaal. Ongelooflijk dat we daar straks zullen klimmen. Vijftien honderd meter hoger dan dit terras, waar de cappuccino koud is en de mooie serveerster koel. Volgens mij is ze niet gelukkig. Voorafgaand aan die vorige tocht schreef ik toen deze brief aan mijn metgezellen;

Ik weet niet hoe het met jullie is, maar ik héb toch een zín in een grote cappuccino op het terras in San Martino di Castrossa! Túúrlijk, al dat gelóóp in die bergen is best leuk. Maar de spanning van het aankomen daar, het er weer zijn, de eerste aanblik van De Wand, het thuiskomen. De wetenschap dat je er aanstonds intrekt, een jaar sinds je er was, een jaar gewacht, maanden plannen gemaakt, weken naar uitgekeken, die laatste dagen die niet voorbij gingen. Nu dan, nu is het zover. De opwinding. En die opwinding dan maskeren door nonchalant door het dorp te sjokken. Het moment suprème even uitstellen door nog op een terras neer te vallen. Eerst rondkijken in het dorp, Italiaanse winkels, een leuke bakker, een etalage vol met Italiaanse grappa, twee mooi-Italiaanse vrouwen, geparkeerde Italiaanse auto’s, bergsportwinkels met gele Italiaanse bergschoenen, hoeden en petten en wandelstokken en ansichtkaarten, mountainbikes te huur, kledingzaken die altijd gesloten lijken te zijn, hé, alweer een lekker wijf, en steeds die Wand boven de gevels.

 Landerig onderuit zakken en je koffie nippen, lachen, rondkijken, commentaar leveren, door mekaar praten. Tenslotte met gespeelde tegenzin de rugzak van de grond sleuren en omgooien. Op de tast wat riempjes aan- of lostrekken. Hé, wat voelt dat goed, verderop stiekem in een spiegelende ruit checken hoe het eruit ziet. Het ziet er goed uit. Aparte vent, cool, relaxed en cool. De kleertjes zijn oké, de kleuren goed, zonnebril, waar komt die kerel vandaan? Zal wel een klimmer zijn, zie hem lopen.

Traag oversteken, niet kijken, die auto stopt wel, hoewel? Het dorp uit, een stil straatje door, het gaat al omhoog, even een wolk voor de zon, dit is het laatste huis, nee, dáár is het laatste huis.
We zijn weg!

Zo ging het toen en zo gaat het nu weer. Stoer lopen we met onze zware rugzakken door het dorp. Alleen gaan we deze keer op weg naar het kabelbaanstation. Edmar en ik zullen die nemen, Edmar voelt zich helemaal niet lekker. We kiezen voor de lichtere variant. De tocht over de Alti Piano, de hoogvlakte, is vrij vlak. We noemen dat: ‘langs de hoogtelijnen’. Van het station boven is maar twee uur lopen naar Rifugio Pradidali 2278m. Rienk en Aad nemen het pad, waar drie en half uur voor staat. We springen in een rond bakje voor acht personen, zwaaien naar het duo beneden. Op Col Verde 1965m. stappen we over in een grote gondel. Proppen ons erin. Hij staat vol met dagjesmensen. Boven bij het kabelbaanstation, Rosetta 2700m. is het nog drukker. We banen ons een weg tussen de toeristen door en gaan langzaam op weg. Eerst langs Rifugio Rosetta Predotti 2582 m. waar we over enkele dagen zullen verblijven. Amper tien minuten onderweg ga ik onderuit, klap achterover. Gelukkig dempt mijn rugzak de val, gênant! Bij de hut neemt Edmar zijn eerste rustmoment. Wat verderop nogmaals. Hij is echt niet lekker. Al toen hij van huis vertrok was hij niet in orde, maar hij wordt nu steeds zieker. Griep? Steeds vaker ploft hij opeens neer, hij zweet en is misselijk. Tot dusver is het terrein redelijk eenvoudig. We komen nog steeds groepjes over de vlakte dolende dagjesmensen tegen. We zijn twee en half uur onderweg en ik zie een wegwijzer naar de hut; een uur. We zijn dus nog maar op de helft. Het terrein wordt lastiger, sterk hellende platen en steile afdalinkjes, ‘hoogtelijnen’. Hier zijn we alleen, niemand meer te zien. Het gaat steeds langzamer. Ik bied herhaaldelijk aan Edmar’s rugzak een stuk verder te sjouwen maar dat weigert hij. Ik heb alle tijd om om me heen te kijken. Heel ver weg, achter ons, is het massief te zien waarvoor we hier zijn. De laatste dag  zullen we de Bolver Luigi, een moeilijke klettersteig doen. Tien jaar geleden was dat ook het plan. Een nachtelijke sneeuwbui verhinderde toen het plan. De afdaalroute door een steile geul deden we wel. En daar heb ik nu goed zicht op. Er ligt bijna geen sneeuw, en zelfs dat zal over een paar dagen wel zijn verdwenen. Het is een wonderlijke omgeving, dit plateau. Golvend en omringd door rotsformaties en verder weg, de massieven van de diverse Dolomieten gebieden. En verder weg nog, bergen waarvan de silhouetten me bekend voorkomen, maar die ik toch niet kan benoemen. Er zal vast een appje zijn, waarmee ze met je smartphoontje te herkennen zijn. Het is ergens wel genieten maar ook maak ik me zorgen. Ik was er niet blij mee, dat de anderen ervoor kozen om niet met ons mee, met de gondel te gaan. Enerzijds begreep ik het wel, maar ik hoop dat dit hier niet gekker wordt.

Edmar is onzeker. Nu, na de zoveelste afdaling, waarbij ik mijn hart vasthoud, zie ik eindelijk, heel diep onder ons, de Pradidali hut. Dat massief daar rechts, dat is Cima Immink. Genoemd naar de Nederlandse Jeanne Immink. Zij klom hier al in de pionierstijd van de eerste beklimmingen. Het duurt lang voordat Edmar bij me is. Al die tijd tuur ik naar de hut. Het lijkt of die twee heel kleine stipjes mensen zijn. Als ik weer kijk, zijn ze verdwenen. We dalen opnieuw een stukje af. In de diepte zijn de stipjes terug en ze bewegen onze kant op. Ik hoop dat ze het zijn, Aad en Rienk. Wat later hoor ik, echoënd, mijn naam. Oef!

Rifugio Pradidali 2278m. Ik herken de hut. Alhoewel hij behoorlijk uitgebreid is en vernieuwd. Al het donkere hout is nieuw en licht. Rienk wilde haast maken, we gaan vooruit met Edmar’s rugzak. Hij beloofde het leuke meisje dat bedient, op tijd onze etensbestelling door te geven. We proppen ons in het piepkleine kamertje met twee stapelbedden en amper ruimte voor de rugzakken. De volgende dag passen we het plan aan, gaan eerst La Fradustra beklimmen. Edmar blijft een dag in bed om te herstellen. We stijgen de kom uit, weer terug naar de Alti Piano.

Het massief wat rechts oprijst is de achterwand van onze berg. We volgens een nauwelijks herkenbaar pad door enorme puinkommen. Lijkt ons korter dan de omweg via de bordjes. Lekker struinen, dwars door. De zon schijnt en het is eindelijk eens lekker weer, hoewel niet warm. Er is uitzicht en het is prachtig. Voor zover kale vlaktes en puinhellingen mooi kunnen zijn. Ik zing:
“Puin, puin, puin, het is een wonder wat je allemaal met puin kan doen”.
Steeds moeten we opnieuw verder naar links om op de graat naar de langgerekte topgraat te komen.
“Het valt altijd tegen in de bergen”.
De toch wel steile resten van de gletsjer kunnen we niet bereiken. We trekken in een wijde boog er omheen. Plotseling staan we oog in oog met een kleine geitenbok. Hij is totaal niet schuw en mekkerend achtervolgt hij ons. Wanneer we tijdens een pauze de energierepen opentrekken wil hij mee eten. Hij wil ook een Sultana. Ik laat hem niet te dichtbij komen, die hoorns zijn keihard. In Nepal heb ik kennis gemaakt met de hoorns van een gems. Toen ik hem wilde aaien gaf hij me een keiharde beuk tegen mijn scheenbeen, zo hard dat ik dagenlang met pijn liep. Eenmaal op de topgraat is het lastig te bepalen wat de eigenlijke top is. Hij is lang met kleine verheffinkjes. Ik blijf lekker zitten, terwijl Rienk en Aad nog verder doorgaan naar een ander puntje. En weer kijken we naar de overkant. Helder zicht over de Alti Piano naar de ‘Matterhorn van de Dolomieten’: de Cima delle Pale, 3184 m. en de Cima delle Vezzana, 3192 m. Plots valt er een streep zonlicht, precies op het rode stipje daar. Het Bivacco Fiamme Gialle 3005m. Als we daar eens konden komen, dat zou de bekroning zijn van deze week. Weer terug in de hut is de zon al achter de steil oprijzende massieven verdwenen. Dan maar binnen, een grote Weissbier! Het knotje haar van het vriendelijke meisje in de hut, blijkt uit een enorme bos krullen te bestaan. We zijn het erover eens dat het los, haar gezicht nog leuker maakt. Volgens mij is het een meisje dat Suzy heet. Aad vindt haar meer een Laura. Deze krulletjes geven haar gezichtje een engelachtige uitdrukking:
“Het is een engeltje”.
We buigen ons over de kaart. Morgen iets geheel anders. Een dagje klettersteigen. Via Ferrata optima forma! Vlakbij de hut begint de VF Porton, daarna doen we de VF Velo heen en weer en dan vanaf de pas over de Sentiero Attrezata Nico Gusella terug naar de hut. We bestellen nog een liter heet water voor koffie en thee. Dan nog een grote bier. We hebben diepzinnige gesprekken over politiek, vrouwen en milieu vraagstukken en lossen diverse wereldproblemen op. Een van ons haalt zijn Schnaps en pinda’s van boven. Die nacht dromen bergbeklimmers van een klein Cupidootje, dat met krulletjes, pijl en boog en blote billetjes boven hen zweeft.

De nieuw aangeschafte klettersteigsets en handschoenen aan, helm op en gaan! Shit, we moeten eerst een stuk dalen. Een schuivende puinhelling af, een kloof in. Ja, dat is waar ook. Ik weet het nog, toen daalden we hierin af van de andere kant, in mistige omstandigheden. En ook dat we dus nu het eerste stuk naar de kabel vrij zullen moeten opklimmen. Al snel winnen we hoogte en zijn we gewend aan de nieuwe karabiners. Ze geven een goed gevoel. We hebben het advies van de NKBV opgevolgd. Met de hernieuwde inzichten op gebied van veiligheid. We beschouwden onze sets als verouderd en hebben nu allen het Y systeem, waarbij allebei de karabiners dienen te worden ingehangen. De kabel stopt, hij houdt gewoon op. Zoek het verder maar uit. Hoe kom je deze kloof uit. Werkelijk alles zit los. Waar je je voet ook zet, alles dondert naar beneden. Een rotsblok ter grootte van een doorzonwoning heeft zich klemgevallen tussen de wanden. Omzichtig klimmend schuifelen we omhoog. Ik denk langs rechts mogelijkheden te zien. Rienk ontdekt plotseling links een stuk kabel. Ik steek over langs zeer wankele blokken. Edmar die me heeft gevolgd ziet dat niet zitten. Durft niet meer te bewegen. Ik doe de rugzak af en klik hem aan de kabel. Klauter een paar meter terug en gooi hem de snel aan elkaar geknoopte schlinges en prusiktouwtjes toe. Het touw ligt in de hut. Tenslotte komen we boven in de poort. De werkelijke gigantische insnijding in de rotswand. Herinneringen komen steeds terug. Hoe ik me toen vergiste in afmetingen.

Even later schiet ik keihard in de lach. Edmar is blijven zitten, op de pas, onder die poort. Wij zijn met z’n drieën de VF Velo ingedoken. Even heen en weer tot de Rifugio Velo della Madonna in beeld zou komen. Ik vond het echter op een mooi plekje echter al ver genoeg en nam een rustpauze.
“Volgend jaar ga ik het rustiger aan doen jongens!”
Ik neem een foto van de overkant, maximaal ingezoomd. Ik bekijk hem en zoom maximaal in en zie heel helder hoe Edmar daar zit te wachten. Heel grappig. Zo te zien is hij met zijn gedachten ver weg. Twee uur later zijn we weer bij hem terug en na de lunch beginnen we aan de Sentiero Atrrezata. Dwars over schuine platen oversteken. Edmar ziet het niet zitten. Hadden we nu toch maar het touw meegenomen. Met alle schlinges en prusiktouwtjes aan elkaar geknoopt zeker ik hem. Soms met gebruikmaking van een rotsblok of soms alleen als psychologische zekering. Dan gaan we zeer steil over makkelijkere puinpaadjes tussen grashellingen omhoog. Heel steil en dat jaagt de hartslag hoog. Iemand roept:
“Lekker paadje”.
Ik kom hijgend boven bij Rienk en Aad. Ze kijken me aan, zien me hijgen maar ik zeg vrolijk:
“Wat is het leven toch mooi!”
“Wat is het leven toch gedverpielleks mooi!”

Hier bovenop het massief hebben we adembenemende uitzichten. Het dorp ligt als een luchtfoto onder onze voeten. Vredig voortdrijvende wolken creëren donkere schaduwaccenten. Uiteindelijk komen we aan de andere kant bij zeer steile rotsplaten waarlangs een kabel naar beneden voert. Tot aan Passo di Ball, waarvandaan het slechts twintig minuten is tot aan de hut. Hoewel gezekerd met zijn klettersteigset wil Edmar graag de extra zekering van mij. Ik vind het leuk om te doen en ga er zo in op, hem steeds opnieuw snel inhalen en het ‘touw’ om de kabel slaan, dat ik soms vergeet om mezelf vast te klikken. Het duurt lang en we worden melig:
“Hé, van Binsberge, béje nu weer dronke geweest, jonge? “

Alweer lollig zijn we vierentwintig uur later. We vervelen ons een beetje en zijn – tegen beter weten in, er is weer geen uitzicht – naar het topje bij de kabelbaan gewandeld. Het is natuurlijk dichtbewolkt en alles zit potdicht. Die morgen waren we via Passo di Ball, dus niet over de Alte Piano naar onze volgende hut gegaan, de Rifugio Rosetta Predotti 2581m. Hier waren ook weer stukken die beveiligd waren met een kabel. Waar wij dus, zonder er bij na te denken, langsliepen; handje aan de kabel. Niet voor Edmar, hij voelt zich ziek en is onzeker. Na enkele meters ging hij, zwaar balend terug. Trok zijn gordel aan, en zich met zijn klettersteigset beveiligend, bereikte hij tenslotte het eind van de kabel. Daarna was het nog een vijfhonderd meter omhoog, waarbij we nu wel fraaie uitzichten hadden op de groene dalen. Opeens naderde ik een grote groep wandelaars. Italiaans, rode en felgroene broeken, gele jacks, kortom niet bang voor een kleurtje in de fraaie bergsportoutfit. Bruine koppen, gelooid, dat wel, want allen op leeftijd. Ik ontwaarde vlakbij, in de flits voordat ik het hoofd afwendde, een paar blote billen die aanmerkelijk lichter gekleurd waren. Achter een rotsblokje, uit het zicht voor haar metgezellen, zat een omvangrijke vrouw een poepje te doen. Bepaald geen engeltje. Ze had er niet op gerekend dat de groep GGE in aantocht was. Ik, aan het hoofd van de groep GGE, slalomde door de gezellig keuvelende Italianen door. Er werd geroepen, mijn Italiaans is niet heel goed. Ik marcheerde verder. Totdat ik de stem van mijn broer Rienk hoorde, hij riep mij en ook hoorde ik nu:
“Momento Privato”
Ik ging in de remmen en enkele seconden later dook vanachter de bocht voor me, een lachende vrouw op, de broek ophijsend. Bij de hut vielen we neer op het terras, hoewel het koude weer daar geen aanleiding toe gaf. En wie hadden we daar: Bokje. Hij liep juist de schoenenhal in. Toen hij door de waard met veel misbaar was weggejaagd, ging hij relaxed op een tafeltje liggen. Edmar ging naar bed, had misschien wel koorts. Nu hebben we lol bij het kruis op het topje Rosetta, 2750m. Juichend poseren we en dan juist weer uiterst plechtig, zonder vlag dit keer. En we zwaaien met onze telefoons in de lucht, op zoek naar bereik. Kuieren naar beneden, nemen een kijkje bij het kabelbaanstation. Van verre horen we, in de ronddrijvende mistbanken, het klaaglijke geblaat van Bokje, nu scharrelt hij hier weer rond. In de warme hut happen we relaxt in een biertje en laden ons op voor de volgende dag.

“Gondeltje gepakt heren? Tja, het is een beetje slecht weer hè”
zegt Aad, zachtjes. We schieten in de lach, het is altijd leuk om commentaar leveren, wanneer je op een terras zit, of in dit geval lekker binnen bij de kachel. Die heren stommelen de hut binnen, de sneeuw van hun kleren kloppend. Wij gloeien nog na, van onze tocht en van trots, dat het eindelijk gelukt is. ‘Bolver Luigi’. Een Via Ferrata in de Pala Dolomieten. Jaren geleden moesten we een poging opgeven omdat het juist die nacht gesneeuwd had. De afdaalroute die we heen en weer klommen door het besneeuwde Valle dei Cantoni was toen voor ons al heftig genoeg.

‘s Morgens ligt er onverwachts weer een laagje sneeuw op de tafeltjes. Schrikken! We gaan toch. Trekken iets meer kleren aan, verlaten de hut waar alles nog in volledige rust is en roepen:
“Bokje!”
We dalen af, onder de gondel bij Col Verde door en ronden het massief. Hier ligt bijna geen sneeuw. De eerste meters van de Bolver Luigi ook niet. Wat doen we? Hoe zou het er boven uitzien? Geen idee, alles zit potdicht. We trekken het gereedschap aan en klimmen. De eerste meters van 270 hoogtemeters vrij rotsklimmen. Al snel ligt er steeds meer sneeuw en ik roep naar beneden:
“Er sluipt twijfel binnen mannen”
Zoeken naar markeringen. Wanneer we tenslotte bij het begin van de kabel komen, ligt er een stevige laag op alles wat een beetje uitsteekt. Die kabel leidt 480 meter nagenoeg verticaal omhoog en hij zit stevig onder het ijs. Zonder sneeuw en ijs is dit pittig rotsklimmen, nu is het een graadje lastiger. Zonder een woord te wisselen werken we ons gestaag naar boven. Het wordt spannend, gaat dit ons eigenlijk wel lukken? Omkeren gaat echt niet. Hogerop wordt de rots meer verijsd en ik hoop dat de voorspelde neerslag nog even uitblijft. Af en toe waait het open en zien we het dorp San Martino di Castrozza, 1500 meter lager. Er volgen enkele passages die haast onneembaar zijn, het ijs op de kabel is messcherp en de minuscule treetjes zitten vol met ijs. Soms is het lang zoeken voor er een handgreepje gevonden wordt. Handschoenen uit en dan weer handschoenen aan. Ik vraag Rienk verder voorop te gaan en krijg meteen de volle laag ijs in mijn nek wanneer zijn karabiners de kabel schoonschrapen. Het is lastig, met het ijs op de kabel heb je geen grip, toch wil je steeds een handje aan de kabel. De afstanden tussen de pennen zijn lang. Het is soms puur hijsen. Wordt het nu overhangend of lijkt het maar zo?

P1050254In de dichte mist is het puzzelen hoe we bij het bivak komen, zojuist zagen we het even liggen. We vinden het en vieren het met onhandige mannenhugs. Hoe blij kun je zijn met een armetierig hok. Negen bedjes, stoffige dekens en een stompje kaars. Even uit de koude wind, uithijgen en eten. Lang kunnen we niet blijven, wat voor weer wordt het? De stijgijzers aan, een momento privato en gaan. We moeten de steile kom nog ronden tussen de twee Cima’s naar de afdaalgoot, het Valle dei Cantoni die nu weer vol sneeuw ligt. Door een gat in de bewolking zien we de wonderlijke kale vlakte van de Alte Piano.

Die avond begint het langzaam harder te sneeuwen. Wij zitten met rode oortjes binnen, gloeien van trots en kijken misprijzend naar mensen die met de gondel boven zijn gekomen, twintig minuutjes verderop.
“Kijk dat stel, zij is van de Koopgoot, hij meer van de puingoot”
We trakteren ons op een Grappa con Pere en slapen vast, nu de spanning van ons af is gevallen.

De volgende morgen ligt er een pak sneeuw op het terras. Wat een geluk, het was gisteren kantje boord, nu zou het ondoenlijk zijn. We pakken in en ook wij lopen nu naar de gondel. De bordjes volgend in een volledige white out. In de gondel proberen we nog een glimp van onze route op te vangen. Bolver Luigi, de Cima’s en Bokje zijn onzichtbaar. Beneden in San Martino di Castrozza schijnt een mager zonnetje. Hier is geen sneeuw te bekennen. Er staat een wegwijzertje waar wij hilarisch om lachen:  Bolver Luigi – attenzione : percorribile solo con guide alpine. Nu is de cappuccino warm. De serveerster is nog even mooi en inderdaad, ze is niet gelukkig.

Pala Dolomieten
Camping Sas Maor, San Martino di Castrozza
Rifugio Rosetta Predotti (CAI)
Rifugio Pradiali (CAI)

meer foto’s op:

Bolver Luigi 2015