Tagarchief: kunst

La Boheme

Hij kon er ook niks aan doen, hij had nu eenmaal niet zo’n Franse naam, die straat waar hij sinds een paar maanden woonde, Rue du Helder. Maar het was toch echt een zijstraat van Boulevard Hausmann in het negende arrondissement van Parijs, vernoemd naar de stad Den Helder, iets met geschiedenis. En het wende snel, steeds meer voelde hij zich thuis, wanneer hij de donkere corridor doorliep en uitkwam op de cour, de binnenplaats, waar het vreemd stil was en hij de ogen van de conciërge iets minder wantrouwend in zijn rug voelde. Daar opnieuw naar binnen, vier trappen op en de hoek om, godzijdank op de vijfde etage, daar waar ‘s middags de zon binnen scheen. Het ondiepe appartement had slechts aan een kant ramen, de achterkant was een blinde muur, grenzend aan nog zo’n zelfde cour.

Hele dagen zwierf hij door de stad, op zoek naar, ja naar wat? Naar de plekken van vroeger, un voyage sentimental, toen hij jong was en wild. Parijs, daar moest je zijn, artiste, kunstenaar zijn, leven op de grens van armoede, drinken en schilderen, tout pour les arts. Op zoek naar inspiratie en modellen. Wat geweest is, is geweest, hij vond het niet. Waar waren ze gebleven, zijn vrienden, camerades in de kunst, waar was de tijd heengegaan. Levend in gedeelde kamers, luizige pensions, soms een nacht in een park of onder een brug. Nu huurde hij, voor een duizelingwekkend bedrag.

Glimlachend nam hij de trappen, op elke verdieping zweefde een andere geur, die op de eerste van dat Algerijnse gezin was duidelijk anders dan de volgende etage, daar hing iets ongewassens. Nooit zag hij iemand, het leek wel onbewoond. De etage onder hem, daar stond de deur vaak open en dan klonk vanachter een groen fluwelen gordijn zachte muziek, harpmuziek. De vrouw die er woonde had hij slechts eenmaal gezien, vluchtig en op een slecht moment, hij struikelde dronken op de trap. Zij, een kleine vrouw met ongewoon lang haar die voor hem uit liep, had verschrikt omgekeken en haar pas versneld. Toen hij de hoek omkwam en nog net haar deur zag sluiten, had hij beseft, dat was zij, de harpiste en hij geneerde zich, nu nog.

Het was alweer enkele weken later dat hij thuiskwam en er op de mat een kaartje lag. Verwonderd raapte hij het op, kennelijk onder de deur geschoven, hoelang lag het daar al? Het was een visitekaartje van handgeschept papier en met verfijnde letters stond een naam in gepreegd: Madeleine de Vaudémont en eronder ’jouer de harpe’ met vermelding van een website. Verbaasd prevelde hij de naam, die klonk als een melodie, twee keer, drie keer, totdat hij gedachteloos het kaartje omdraaide. Daar stond groot, wat kinderlijk geschreven: ‘Concerto Aperçue Magique, privato, demain soir’.

Na een lange dag van lopen en nu wachten op deze avond, was hij in slaap gevallen in het gras bij het Canal Saint-Martin. Het was niet ver, een drie kwartier lopen, maar toch haastte hij zich nu, het schemerde al. Moe van de vele kilometers van deze dag, vergistte hij zich ook nog, nam niet de kortste weg. Een kleine maan belichtte een helft van de binnenplaats en slechts een raam was verlicht, dat op de vierde etage. Langzaam besteeg hij de krakende trap. Zacht klonk muziek in het trapportaal, aanzwellend bij iedere etage die hij steeg, het was de harp, lokkend en verleidelijk. Hij sloeg de hoek om en zag het groene gordijn, het was wat opzij geschoven en een streep licht viel op de muur van de corridor. Daarin een slanke schaduw, even sierlijk als het instrument, die de snaren beroerde, betoverde.