
Altijd al voelen de Rivierenland klimweekenden als vakantie, even weg van alles, werk, sores, thuis, besognes, nu is dat gevoel nog versterkt. Eindelijk verlost van al die regeltjes met dat, nee!, ik ga het woord niet zeggen; ‘C’. Na jaren – zo leek het – eindelijk weer eens op pad met de club. Bovendien, het zoemde al enige tijd rond, het gerucht dat de Steenbokhut (Samsonhut) weer open was: we gaan naar de Steenbok.
Afslag 16, Wierde, Goyet, nog een bocht en jahoor, daar is de verzameling gebouwen – hoe Ardens wil je het hebben. De ganzen gaan niet opzij, het waterrad draait, de beek bruist, alles is er nog, het rode velours gordijn, de grote kachel, werkelijk niets is er veranderd. Het briefje en het potloodje aan de muur om je consumpties bij te houden. Of ja, toch, een gaskacheltje, voor wanneer je de pech hebt om te dicht bij de deur te zitten. Ook nieuw, Wouter de huttenwaard, heerlijke vent, loopt er al vele vele jaren, alleen wij troffen hem nooit. Alles mag van hem, alles is goe. En zó willen wij het hebben.
Onveranderd ook, naarmate de vrijdagavond vordert, het volume van de conversatie (lees: gelach). En ligt het aan mij, de snelheid van bierinname lijkt beduidend lager. De gemiddelde leeftijd ligt immers hoger nu. De Penningmeester spreekt nogmaals zijn dankrede uit voor de zojuist afgetreden Voorzitter, mét de waarschuwing dat het weleens een rumoerige nacht kan worden en geeft als tip mee de slaapzak op een strategische plek uit te rollen.
We weten het, het staat er ook nog eens duidelijk bij in de nieuwe topo; glad. Op een zonnige zaterdagochtend kuieren achttien Rivierenlanders op het gemakje omhoog het bos in. En opeens is hij daar. Het vrijstaande rotsje is net zo legendarisch als de hut en heeft in de sterke verhalen haast mythische proporties gekregen. De bedoeling was, bovenop staand, ter grootte van een A4-tje ( of misschien was het toch wel iets groter) je voorover te laten vallen naar het wandje erachter, setje inklikken, touw er in en door. De rotstand is inmiddels een kopje kleiner geworden, een instabiel blok is verwijderd. Je moest het gedáán hebben, dan pas was je een echte Rivierenlander. Heb ik dat ooit voorgeklommen, het is waar,(gedáán) maar nu laat ik het over aan anderen.
Want, de eerste route is Hagedis, volgens de oude topo een 4, waar de greepjes sardonisch grijzend liggen te glimmen in het voorjaarszonnetje, spekglad. Toch gaat de voorklimmer soepel omhoog, tot bij een stukje zwart. Nat, links een vingergaatje, en rechts nie veul. En zo zou de mogelijke titel van dit verhaaltje al geschreven kunnen zijn:
‘De route van de natte crux.’
In de nieuwe topo: Hagedis 6a.
Zoals altijd probeer ik de namen van de routes te onthouden en dat lukt maar half. Overigens net als een paar routes die ik ook maar half top, ik weet alleen nog Eekhoorn en Geit. De overstap van de hal met vol vertrouwen in de voeten naar dit is groot. Of is het toch de verantwoording die zwaar op mijn schouders rust, die avond achttien uitgehongerden te voederen? Heb ik alles, niets essentieels vergeten? Ik zou voor drie koken, dat werden er vijf en allez vooruit, dan maar voor allen? Toen ik op ‘app verzenden’ klikte bedacht ik me, te laat, o nee, ik was het even vergeten, dan moet ik naar de winkel, boodschappen. Ik kan veel, van alles een beetje, maar zoeken? En dikwijls, als ik dan terugkom, thuis van de Appie of de Plus en Eega pakt de tas uit, dan roept zij:
‘O nee, wat ben jíj toch een boodschappenanalfabeet!’
Bijkomend voordeel achteraf; ik ben vrijgesteld van kookwerk, nadeel achteraf; overzicht trachten te houden op de chaotische keukenbrigade.
Het huttenboek, die avond geeft uitsluitsel, 2002 en -3 was ik hier, en nog veel meer namen worden omgeroepen. Aan elke naam kleven weer herinneringen, anekdotes volgen elkaar op. Alles kan en alles mag, wil je iets geks doen of doe je het in alle vrijheid net even iets anders, dan wordt dat opgeslagen in het collectief geheugen, om daar later nog eens hartelijk om te lachen. Heerlijk zooitje ongeregeld, iedereen komt aan de beurt.
Werden we zaterdag nog bestrooid met zeven hagelsteentjes p.p., zondag is het nog mooier weer, soms bijna warm. Als laatste route worstel ik met de Eekhoorn, maar kom niet tot waar ik wilde, tot onder het overhangend stukje, maar ach, het blijkt een 6b te zijn. Hoewel er moeilijker routes worden geklommen, moeten twee namen hier wel genoemd worden. Maarten en Caroline, zij doen de Steenbok, met de nieuwe overstap. Jawel! Respect.
Deze ingrediënten; ‘Stand!’ en de duim van m’n klimmer hoog in de blauwe lucht met daarboven die rondcirkelende buizerd, dan de geur van koffie in m’n gebutste mok, de zwiep van een vallend touw, het Rivierenlandgelach, geen sores en besognes, need I say more?
De Ex-Voorzitter had het gezegd kunnen hebben, de omgeving, de groep mensen, de sfeer was goed.