
(Toeristische Tips -Nr. 63)
Wegens werkzaamheden afsluiting Merwedebrug voor alle fietsverkeer op twee wielen wordt een tijdelijke pontverbinding ingezet, tussen Dordrecht en Papendrecht. Daar moest uw razende reporter bij zijn. Tevens gratis en met een veerdienst geheten Riveer. Hoe vaak ik ook van wal steek met een van de pontjes, in welke richting ook, het blijft leuk en doet mij herinneren aan mijn Zeeuwse jeugd. Toen daar nog geen sprake was van Zeelandbrug en andere bruggen en dammen. De leukste oversteek – en de langste – was die van Hoedekenskerke naar Terneuzen, drie kwartier, door de kronkelige vaargeul over de Westerschelde. Ik ruik nog de vreemde mix van drooggevallen slik met zeewier, soep, koffie en kroketten, als ik er maar aan dénk.
Via het enigszins unheimische gebied, langs de bajes en inmiddels volgebouwde voormalig kale vlaktes en een noodbruggetje lukte het mijn zwarte rijwiel in te schepen. Geen gezeur over mondkapjes, eventuele aerosolen verwaaiden hier snel. Het duurde lang voordat we vertrokken, aan boord slechts twee andere passagiers, net als de matroos trots op de bolling van de buik onder de winterjas, ‘allemaal zelf betaald’. Een keurige, nerveus ogende onlangs gepensioneerde man, kennelijk nu te laat voor de oppas van zijn Papendrechtse kleinzoon. De andere varensklant zijn tegenpool, het niet lulle maar poetse type in een roestige bruine overall die vroeger ketelpak werd genoemd, in eerste oogopslag zou je denken, werkzaam op een van de werven langs de rivier, maar zijn mutsje, uilenbrilletje en grijze baard gaven aan, hier heb je te maken met een beeldend kunstenaar.
Het dek trilde en langzaam draaide het bootje weg, ons een blik gunnend op de ruïne van Huis ter Merwe, nu vanaf een nooit geziene kant. We schommelden door de hekgolf van de zojuist gepasseerde binnenvaarder met de gebruikelijke naam ‘Vertrouwen’. Hoog boven ons de Merwedebrug waar enkele haarscheurtjes werden dichtgelast, zodat ons taferelen van een instortende Morandibrug zoals in Genua bespaard blijven. Daar gleden we al de luwte in van de Koolhaven naast het appartementengebouw Huis De Merwede.
Indien het mogelijk is op de fiets te slenteren, dan deed ik dat, ik slenterde, kuierde op mijn gemakje – kuieren, dat is het verticale luieren, volgens mijn goede vriend Toon Hermans – over de dijk die eerst Visschersbuurt heet en verderop Kerkbuurt door Papendrecht. Dat tikkeltje vreemd gevormde dorp dat steeds maar verder uitbouwt de polders in en al haast aan Sliedrecht is vastgegroeid. Toch is er een jaloersmakend winkelcentrumpje, met alles voor de consument. Akkoord, de oude binnenstad van Dordrecht heeft meer sfeer, maar het winkelbestand is daar, zacht uitgedrukt, armoedig. De zon scheen laag en schetterend over de rivier en bemoeilijkte het zicht op Dordt. De wind verlaagde de gevoelstemperatuur en herinnerde mijn vingertoppen aan de frostnip die zij ooit opliepen. Vanaf deze oever viel het profiel van de gloednieuwe Prins Clausbrug (wat een originele naam ook weer) toch wat tegen, hopelijk staat hij vaak open want dan wordt het een iconisch beeld.
Na enkele meters op het Merwehoofd was duidelijk, veel van de sokkels op de kunstboulevard waren inderdaad leeg, het geld van Papendrecht is op, waar zijn de beelden gebleven. Achterom kijkend zag ik de gestroomlijnde Waterbus catamaran aanmeren. Opeens kreeg ik haast, keerde om en met wind mee zeilde ik met grote snelheid de boulevard af, de brug over en de boot op. Maar waar was de gele paal, inchecken en waar was mijn mondkapje, wapperend met mijn OV chipkaart moest ik terug, de pont af, met het risico dat mijn geliefde tweewieler zelfstandig zou oversteken. Op het ponton stond een nieuwe, blauw. Oja, Waterbus heet nu Blue Amigo.