
En nadat wij ons met pijnlijke vingers
die vermoeid waren van een lange dag klimmen
in de zongestoofde rode rotsen uitbonden
uit de klimtouwen die stoffig waren en zanderig
en elkaar glimlachend en tevreden aankeken
propten wij alle materiaal in de rugzakken
en begonnen met lichte tegenzin
en zonder een woord te spreken
aan de eindeloze afdaling naar het dal
met de trailers op de campsite in het woud
waar onze vrouwen onbezorgd op ons wachtten
en de verkoelende schemering al was ingezet
uit ‘Wispelturig als de wind’