Het is zo’n dag dat je voelt, het gaat warm worden vandaag. In de stad hangt een stilte, vroeg nog, die verstoord wordt door mijn fiets die over de kasseitjes dokkert. De zon straalt op mijn rug en op de oude gevels, kleurt de deuren glimmend rijtuiggroen en oxblood rood en hult de overzijde in het donker van de schaduw.
De klok van onze schuine toren slaat zijn luie bronzen slag, een keer, half negen, precies op het moment dat ik de Engelenburgerbrug op rijd. Het water van de Nieuwehaven glanst in grijsgroene tinten die ik op mijn muur wil smeren. Op de Merwedekade tuur ik naar de Noord, daar vaart langzaam een binnenvaarder, hoog op het water, leeg, met de naam Missouri. De Waterbus uit Rotterdam meert aan. Niemand gaat van boord, of ja toch, een scootmobiel met een man erop.
De caféterrassen worden schoon geschrobd, de rood-witte linten verwijderd, alles klaar om gasten te ontvangen, we mogen weer. Langzaam peddel ik verder, door de ontwakende stad. Het is heerlijk op-een-mooie-Pinksterdag-weer.
Precies zoals het moet zijn, de zon schijnt, er is geen wind, de mensheid slaapt uit, stapt op de fiets en slalomt om de wandelende, hardlopende of skatende medemens. Vriendelijk voldoende ruimte latend, hoewel de bewijzen zich opstapelen dat dat helemaal niet nodig is, buiten.
De gazonnetjes van het stijlvolle plantsoen bij het Wantijpark zijn bevolkt met mensen die halters en gewichten liften, lunges doen en squats, rondjes rennen of yoga en tai chi beoefenen. Het ziet er geweldig uit, de fontein bruist en verder is het stil en hoewel ik verder fiets voel ik me een met hen.
Het is dat op-een-mooie-Pinksterdag-gevoel. Een fietser met een karretje met daarop een lange oranje kano. Een handhaver in een geel hesje hangt relaxt tegen de leuning van de brug. Op de lange Wantijdijk gaat het verder, ook hier veel sportende mensen, het Wantij lijkt de Hudson, de dijk wordt de boulevard erlangs, de Hudson River Greenway, de troosteloze wijk De Staart aan de overkant is allesbehalve Manhattan en de Wantijbrug in de verte niet bepaald de George Washington Bridge, but who cares. In gedachten kan alles, als je maar wil, zei mijn Zeeuws-Vlaamse oma vroeger en dat ze gelijk had blijkt even later.
Thuisgekomen blijkt het huis verlaten, Eega is met onbekende bestemming vertrokken. Het is nog steeds vroeg en stil. Ik zit in mijn bebloemde tuin, bij de witte en blauwe akelei, de lila digitalis en ergens wordt een zonnescherm uitgedraaid, ik hoor het en iemand geeft zijn planten water. Twee families mussen kwetteren en spetteren in het bad. Ik hoor het wel maar luister niet.
De zon is heet en de lucht is hoog. Een bepaalde kleur blauw en er drijven een stuk wat bepaalde wolken en dat, deze combinatie verplaatst mij naar die ochtend toen, in de Alpen. Op de top van de Petzeck, of toch bijna. Datzelfde gevoel van geluk, ontstegen aan de werkelijkheid, een kijkje naar eeuwig, de cocon van tevredenheid, vrede in jezelf. Er blaft een hond, vlakbij en langzaam daal ik terug tot in de tuin en voel de pijn van heimwee. Het verlangen daar te zijn, ergens rond te zwerven, boven de boomgrens, op wolkhoogte.
Voor George Floyd in Minneapolis was geen mooie Pinksterdag.
Voor de zwarte gemeenschap van de staat Minnesota geen mooie Pinksterdag.
Voor alle zwarten en alle blanken in het land van onbegrensde mogelijkheden was het geen mooie Pinksterdag.