Lang aarzelde ik over deze titel. Buurvrouw zou korter zijn, maar ook makkelijker googelbaar. Nu ga ik er gemakshalve vanuit dat geen van de hieronder ten tonele gevoerde buurvrouwen dit zal lezen. Een van mijn allereerste verhaaltjes ooit; ‘Buurman’, leverde ook geen haatmail of bedreigingen op. Bovendien, het zijn slechts observaties. Vanuit willekeurig een keukenraam.
Laat ik maar meteen beginnen met zij die mij het meest intrigeert. Hoe zij lóópt. Diepzwart is ze en beeldschoon, waarschijnlijk vierendertig en liggen haar roots in Nigeria, Ghana of Senegal, mogelijk ook Dubbeldam. Zij loopt zo gracieus, traag en typisch Afrikaans kaarsrecht, alsof ze net terugkomt van de waterput verderop met een kruik water op haar hoofd, trots. Zij is altijd alleen, heel dun en haar haar, ik denk ontkroest, draagt zij in zo’n strak naar binnen vallende krul, zoals Diana Ross het had in de tijd dat ze nog bij The Supremes was.
Een geheel ander type is buurvrouw-met-het-hondje, pal naast me. Die zijn er trouwens veel hier, met een hondje. Deze is een onopvallend type, net als haar hondje, mocht ik haar in de stad tegenkomen, ik zou haar niet herkennen, net als dat hondje trouwens. Ze heeft, in de vier jaar dat ik hier woon, nog nooit iets tegen mij gezegd. De eerste drie jaar dat ik haar groette, keek ze me alleen maar aan, zei niets terug. Nu ben ik ermee gestopt, met dat groeten. Ze kijkt nog steeds. Een andere buurvrouw-met-het-hondje, tattoos, bruin en blond, shaggie links, danwel rechts in de mondhoek zegt gedag, kort. Ze is mager, net als haar hondje.
Er is er nog een, blond en-met-een-hondje, maar zij heeft het lang en hoogblond, dat haar. En wel zo dat men, haar op de rug gezien, nieuwsgierig wordt naar de voorzijde. Die dan toch wel ouder is dan verwacht. Het hondje is ook blond, met zwart. Ze zegt ook gedag, maar Dordts. Van een andere orde is er die buurvrouw-met-hondje met dat rare haar. Zwart en gothic. Ze kijkt wat nors en zegt niks, net als haar boxer.
De buurvrouw-met-twee-hondjes. Schattig tiepje, trippelt gebukt, aandachtig vol liefde kijkend naar de keffertjes, voorbij, zegt soms zachtjes hallo. Verassende combi met haar man, geblondeerde oorbelletjesdrager en bestuurder van een zwarte brullende Dodge pick-up.
Buurmeisje blijf ik haar noemen, hoewel ze die benaming inmiddels al is ontgroeit, sterker nog, binnenkort woont ze ergens anders. Als zij langsloopt met-het-hondje kijkt ze zelfs door het keukenraam om te zwaaien. De hond ook, kwispelend.
Heb ik het al over de buurmannen gehad? Die twee of drie hier pal achter. Ook met hondjes, soms een, soms twee. Aanwezig, altijd. Luidruchtig, praten kunnen ze niet, alles op schreeuwniveau. Altijd klussen, zagen en boren en schuren in de tuin of aan het huis. Als ze niet timmeren moet alles worden afgespoten met de gele Kärcher. Elke week weer, een halve dag lang. Als ze niet spuiten blaffen de hondjes, naar alles wat beweegt.
Ik zou haar weleens willen ontmoeten, buurvrouw Diana, daar twee kilometer verderop, als ze water komt halen bij de waterput.