Heb je nog even, ik heb er geen zin in namelijk, sterker nog, ik ga er niet aan beginnen. Ik. Doe. Niet. Mee. Van hogerhand opgelegde dwangmatigheden, ik voel er niets bij, ik heb er geen goed gevoel bij, om het eens modisch uit te drukken. Kijk! Als het zin zou hebben, oké, ik ben de beroerdste niet. Zoals mijn goede vriend Wim T (ik mag T zeggen) Schippers al zei; ‘de zin van de onzin’, ik ben best in voor onzin.
Zoals ten tijde van de invoering van de verplichte reflector op het rijwiel. Goed, ik wilde daar nog wel in meegaan, zag, als notoir zonderlichtfietser, er wel de voordelen van in. Maar, er zijn grenzen, we moeten niet overdrijven. Toen ook de fietsbanden moesten gaan reflecteren, ja zég. De capriolen die men uithaalde om maar op te vallen in het donker. Hedentendage is het vrijwel onmogelijk een band zonder oplichtende streep bezijden het loopvlak te vinden. Zoveel jaar later heb ik de hand weten te leggen op een herenrijwiel met banden zonder. Jawel. Een geheel matzwart geheel, slechts de velgen zijn gaan glimmen, wegens bruusk hanteren der remblokjes. Trouwe lezers, ik dwaal ietwat af, bewust om er toch een Aviertje van te maken en tenslotte tot mijn punt te komen.
En wel hierom, wil ik leven op een planeet waar het niet alleen de gewoonte is om als mens je te bedekken met zaken als daar zijn, schoenen, broeken en allerhande diverse kledingstukken en vanaf nu dan ook het aangezicht te verbergen achter een mondkapje. Het vervloekte mondkampje.
Eens kijken, waar ben ik gebleven – zojuist over de drukste Brouwersdam ever, thuisgekomen en nu verder schrijvend in de te warme tuin zojuist een versgevulde koek, de zaterdag Volkskrant van zes dagen geleden en een koud Hertog Jantje, hoe gelukkig kan men zijn, weetjewat, ik doe eens gek, ik neem nog zo’n koek en zo’n biertje, ik heb zin om aangeschoten te worden, nou ja, niet té. En de eerste de beste BOA die mij driehonderdnegentig euro wil afpersen weiger ik drie keer mijn naam te geven en sla hem daarna keihard twee keer op zijn goedgekeurde mondkapje.
Laten wij wel wezen, lieve mensen, dat wil je toch niet. Door het leven gaan met zo’n ding op je hoofd. Ik denk terug aan mijn tijd in Nepal. Hoe ik daar hele hordes Japanners zag, hoog in de Himalaya, met hun hoedjes, handschoentjes en mondkapjes. Wat een idiote controverse, in dat waanzinnige oerlandschap, die trippelende krankzinnigen. Dat wil je toch niet, zo leven op deze aarde. Onze lieve mooie moederaarde. Als ik ga duiken, onder water, doe ik wel een zuurstoffles op mijn rug. Maar rondlopen in de Albert Heijn (nooit Appie zeggen) in bos en duin en stad en land met een wel of niet goedgekeurd (door wie dan) ding op je kop, dat wil je toch niet.
En als binnenkort de fietshelm verplicht wordt op de fiets, vanwege de verzekering, en kort daarna het lichtgevende hesje en dan kort daarna weer het zwaailicht bovenop de helm vanwege de betere zichtbaarheid voor de heilige automobilist – had ik het al gehad over zinloze mondkapjes – echt hoor, schiet mij dan maar naar Mars, ik doe niet meer mee.
in ‘toovee ist mae vuurvenehenteg euroos, dus dan zat’op je fiets wè hoekoper wez’or…