Voortschrijdend inzicht, ook ik heb er last van. Ik, met mijn roots, met ergens toch een zekere aangeboren sympathie voor de boer, ik moet bekennen. In de fam. app bericht ik
– prachtig toch wel, die Nieuwe Natuur –
en ik geef zelfs mijn privacy prijs met de exacte locatiebepaling. Waar ik mijn lichte zomerbroek voorzichtig neervlijde. Tussen dood distelgeprik en vers opkomend hondsdraf dat, kobaltblauw, mooi contrasteert met de wuivend gele korenbloemen.
Enig speurwerk vergde het wel, een plek te vinden op dit overbevolkte eiland zonder menselijke aanwezigheid. Een prestatie op zich, maar nu betreffende dat inzicht. Was ik faliekant tegen: ‘geen moeraskolder in de polder’. Ik ben om, het is mooi en het wordt nog mooier, dit nieuwe natuurgebied. Bovendien, die boeren, de stikstofontkenners – waar is dat probleem opeens heen trouwens – die nog steeds hun bermen en hele velden overspuiten in de kleur Agent Orange. Waar zit dat boerenverstand.
Op dit eiland met 120.000 inwoners op 99,45 vierkante kilometer is het redelijk vol. Waar moet al dat volk heen, met de huidige intelligent lockdown. Alle polderweggetjes en mini stukjes Biesboschnatuur die ik vroeger, pré Coronatijd, op doordeweekse dagen vrijwel helemaal voor mezelf had, zijn drukbezocht.
– was dan ook, net als ik – appte mijn broer Marten – in Zeeuws Vlaanderen gaan wonen –
Met slechts 105.000 inwoners op 875 vierkante kilometer is het daar iets leger, tja. Voortschrijdend inzicht, Nieuwe Natuur, prima, het Nieuwe Normaal, voor mij, altijd op zoek naar het-alleen-op-de-wereld gevoel, die anderhalve meter, vreselijk.
Aan deze oever van het Noorderdiep waar ook niemand is wordt de stilte plots ruw verstoord. Een koppel meerkoeten heeft eigen ideeën over de liefde en hoe die te consumeren. Een gevalletje MeToo of is het huiselijk geweld. De temperatuur is van dien aard dat het groentransparante water er verleidelijk uitziet. Bevreesd voor bilharzia hoeft hier niet, eerder voor een snoek aan een teen en bovendien, ik heb geen zin in moddervoeten. Het is weer stil nu en er waait een kinderstem hierheen, ginds is een fietspad, en daarachter de zachte brom van een binnenvaarder op de Merwede. Hier te zitten onder een hoge diepblauwe hemel, gezond (denken te) zijn, terwijl de wereld zijn adem inhoudt, terwijl de zon mijn blote voeten schroeit, terwijl duizenden mensen snakken naar adem, het maakt me klein en nederig.
Een stukje verder ligt de oeroude Zuidbuitenpolderse Kade. Een laag dijkje dwars door de polder, (oude natuur) dat tot mijn frustratie altijd Verboden Toegang was en nu opgenomen is in de ‘Nieuwe Natuur’. Er langs loopt een fietspad waar volop wordt gefietst. Bovenop is een onverhard voetpad en aan de achterkant een ruiterpad. Waar ik me lui uitstrek, in het verse gras en lekker uit de wind. Drink wat, app wat, schrijf wat. Een jonge meeuw landt vlakbij. Schuchter komt hij mijn kant op, z’n kopje scheef. Sorry, ik heb niks, ook geen friet ofzo. Het lijkt of ik een leeuwerik hoor, hoog in de lucht en van dat geluid word ik altijd blij, doet aan vroeger denken. Over het fietspad aan de andere kant van de dijk zoemt een scootmobiel voorbij. Ik hoor een vrouwenstem, wegstervend:
“Vanavond eten we worteltjes, of had jij wat anders…..”