Je bevindt je weer in de dwingende schrijfmodus, de dwangbuis van het duiden, het moeten delen. ‘Writen’ – zoals Peter Buwalda het noemt – het is net als poepen, je daily shit. Je moet het elke dag doen, je wilt het, maar soms lukt het niet. Dan opeens heb je een kapstokje, een woord, idee of een titel. Na de lateavondwandeling (meer dan voldoende social distance), waar je zachtjes neuriede:
“Ik wou dat ik immuun was, o, was ik maar immuun”,
hoorde je de zingende zusjes, waarvan de naam moest worden gegoogeld voor de juiste schrijfwijze: OG3NE. Het grijsgedraaide Bohemian Rapsody zongen zij in een fantastische Close Harmony.
Op het gevaar af, dat dit een column wordt met citaten, Bruce Springsteen was ‘A prisoner of Rock and Roll’ en Grace Jones, ‘Slave tot the Rhythm’, zo is de schrijver gevangen, in zijn hoofd zoekend naar, tja naar wat en waarom eigenlijk. Die Rapsodie bleek verassend veel goede tekst te bevatten;
‘Is this the real life, is this just fantasy’.
Inkoppertje, toepasbaar de huidige situatie. De sluimerende gedachte; wanneer zijn wij aan de beurt, wanneer gebeurt er in dit brave landje nou eens een ramp. Wie had dit kunnen bedenken, huh? Dit dus, de kus des doods. Is dit echt, en nu nóg een maand? En wat daarna, en dáárna, is dan iedereen failliet, weer arm en blut?
Nothing really matters. Zo dacht je er over toen je naar Nepal vertrok. Wat kan je gebeuren, het kan je niks schelen. Als je niet meer terug komt, als je doodvalt of erger. Het is prima zo, mooi geweest, eigenlijk wel lang genoeg geleefd. Een maand doorlopen, verder trekken, geen zorgen, niets aan je hoofd. Slapen, wakker worden, kopje thee, lopen, lopen en lopen. Rondkijken in dat waanzinnige landschap, vriendelijk glimlachen en buigen, Namasté. Sorry, je zit weer in Memory Lane. De Himalaya zien, Kathmandu, Solo Khumbu, Namche Bazar, Dudh Kosi, Gorak Shep, Ama Dablam, Mount Everest, het ultieme doel is dan bereikt. Je had gerust nog drie maanden door kunnen lopen. Je schreef zelfs een brief aan Eega, die je vriend Wim bewaarde, voor wanneer je niet terug zou keren. Tuurlijk, je wilde helemaal niet dood, maar dat onverschillige, dat was wel lekker. Toen.
Rapsody, Wikipedia het maar: gedicht of muziekstuk dat uit contrasterende gedeelten bestaat en toch een eenheid vormt. Zoals dus dit verhaal van een A-viertje lang. Waarin het voor nog meer contrast over je kleinkind J moet gaan. Wat een verschrikking, in de tuin werkend, voortdurend weglopend, anderhalve meterafstand houdend, voor een schattig, ”Opa, opa!” roepend meisje en dat niet even kunnen vasthouden, knuffelen en die heerlijke kleutergeur mogen opsnuiven.
‘Is this the real life?’
Nu, alles ‘on hold’, in de wachtstand. Al die dingen die je wilde doen, al die plannen. Lionel Terray klimmen in Berdorf, de magische Cathédral, eindelijk de Galenstock, en natuurlijk terug naar Aiguille Rouge. Dan de septembertocht, Richterspitze Oostenrijk, of toch weer eens naar Zwitserland. Wallis, Binntal en dan over de Albrunpas Italië in. Mag je nog het land uit, dit jaar. Of wordt de wereld echt heel klein zoals je laatst ergens las. En misschien het ergste, de tijd, die verstrijkt. Die weinige tijd die je is vergeven, op dit veel geplaagde stukje aarde. Want nu, ik wil nog wel.
Alles is niet belangrijk toch, zolang je maar met elkaar kunt zijn en als het kan gezond. Failliet, weer arm en blut. It really does n’t matter much. David Bowie zong het zo mooi:
‘Let ’s dance, put on your red shoes and dance the blues.
Let ’s dance.’