Trocadéro

Toch weer even naar Parijs geweest, kon nog net, voor de winter invalt. Je weet toch, dan moet je er niet zijn, ’s winters, in dat tochtgat. Die boulevards, de pleinen, gure trekgaten. Bij voorkeur ga je in le printemps. Of in augustus, ook goed, dan zijn alle Parijzenaars de stad uit en de Parisiennes ook, naar de kust of de campagne, hoewel de afwezigheid van die Parisiennes wel weer jammer is.
Nu trof ik het, er zat nog blad aan de bomen, fraai verkleurd en aangelicht door laag zonlicht en ook de straten waren er mee geplaveid. En je weet toch, hoeveel die er staan in Parijs, bomen.
Het was niet al te koud, het regende niet en ik was niet alleen.

Toch weer even, Parijs, je weet, de stad van de liefde, toch. Waar je steeds naar teruggaat, terug verlangd, dat je zomaar opeens de Thalys wilt nemen. Die stad, zeker wanneer je er gewoond hebt, die in je genen is gaan zitten. Dat ene jaar in het kleine appartement, helemaal aan het eind van de Rue de Rivoli, nou ja een straatje erachter, was voldoende om mij voorgoed te besmetten.
Die tijd aan Rue de Rivoli, toevallig ook de straat waar ik, heel jong nog, liftend werd afgeleverd. Opgepikt aan de Ring van Antwerpen door een Parijzenaar die met zijn zwaarbekraste Renault mij met Thalys snelheid naar Parijs reed.

Altijd weer ga ik even naar die buurt, loop door de nauwe straat en kijk omhoog, naar het balkonnetje. Denk terug aan die tijd, zo gelukkig begonnen en in mineur geëindigd. Soms lukt het zelfs voordelig een hotelkamer te vinden in de omgeving.
Hotel Chapentier, de Beauvais of het Henault. Rue de Rivoli, een straat van drie kilometer lang, bepaald geen straf om te lopen, parallel aan de Seine, eindigend langs het Louvre, de Tuileries en natuurlijk Place de La Concorde.
Ook deze keer was ik onbedoeld weer in mijn oude buurtje terecht gekomen, op zo’n eindeloos lange zwerftocht. Was, zoals vaak, gewoon de Métro ingestapt en ergens er weer uit. Dwalen over avenues, lukraak linksaf en kijken wat je tegenkomt, welk verrassend pleintje, geheim park of verstopt museum er te ontdekken valt. Via de Pont de Sully de Seine over en toen richting de ondergaande zon slenterend. Je weet, een ondergaande zon kan haar zo mooi belichten en haar ogen doen flonkeren.

Jardin de Luxembourg, ik hou ervan. Ik word er altijd heel gelukkig, het is een vredige plek middenin de hectische stad. Kon er uren zitten op een groen ijzeren stoeltje, tijdens een van de spaarzame momenten dat ik vrij was, toen. Met de oude bomen, ruime grasvelden gevuld met de lezende, pratende of spelende medemens, in alle kleuren, vormen en maten. In het gelijknamige museum was ik nooit, dus waarom niet.
Een van de allereerste museums van Europa en het bleek vol te hangen met weelderige Rubens schilderijen. Wat later, in de schemer, lonkte het warmverlichte restaurant Le Table de Luxembourg ons, waar we zaten, op de hoge barstoeltjes met dunne pootjes, naar elkaar toegebogen, witte wijn dronken en heerlijk aten en elkaar lieten proeven van de Filet de canette française à la plancha en alweer, in het kaarslicht kleine vlammetjes in haar ogen opblonken.

We zochten ons een weg terug, in de smalle straat torende ver weg de Eiffeltoren boven de huizen, met fel gekleurde lampen die aan en uit floepten, wat we jammer vonden, zo werd dat statige stalen monument een kermisding.
“Wattisser, wat zeg je?” vroeg ze. Hmmm, had ik het weer gedaan, mompelzingen. “Niks”, zei ik, “Ik zong, dat liedje van Rihanna”. Zachtjes zong ik, – je weet toch, ik kan het niet, zingen – dat ene zinnetje:
‘We‘re beautiful, like diamonds in the sky’
Ze lachte, sloeg haar arm om me heen en stopte haar hand in m’n jaszak en ik omklemde die hand en gaf er kleine kneepjes in.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s