De Jacominaplaat komt langzaam dichterbij. Jammer dat het wat mistig is. Waar de Paardekop ligt, dat andere eilandje in de Biesbosch, wordt niet duidelijk. Geen geluid is te horen, de Amer ligt er gladjes bij en het pontje, het ’Leeuweveertje’ maakt ook geen geluid. Elektrisch aangedreven. In alle vroegte fietste ik naar Lage Zwaluwe, na de Moerdijkbrugdrukte werd het stil. Ik meldde me bij de ‘Beachbosch’ container, waar de kaartjes en de koffie verkocht worden. Net zo gezellig geschilderd als het Brabantse ‘vrouwke’ dat er in staat. Ze belde naar den overkant, het Veerke kwam me halen en ik ben nu de enige klant. “Audoe”, zegt de schipper, net met pensioen van de binnenvaart.
Als ik het geluid van de Moerdijkbrug wegfilter hoor ik niets. Het lijkt zelfs of ik het zachte fluiten van de vleugels van de visarend hoor, vlakboven me. Er is een strandje met de resten van een kampvuur. Langzaam peddel ik verder, het is acht kilometer vrijwel kaarsrechtdoor. Wat rijdt dit fietsje toch heerlijk. Ik tel de eilandjes die rechts voorbij glijden. Daar, het derde, daar verder weg, dat is de Paardekop, waar we vorig jaar – wild – overnachtten. Moeilijk voor te stellen nu, op dit stuk water leden we haast schipbreuk. De wind joeg de golven hoog op, te hoog voor een Canadese kano. Daar hoor ik, onmiskenbaar, een leeuwerik. Het vrolijk kwetterende geluid wanneer hij omhoog vliegt en dat verandert tijdens de snelle daling. Dat is lang geleden en ik heb het gemist.
Voorzichtig keten ik mijn fiets aan het hek, ik wil de lak niet beschadigen. Hij is nog nieuw en het matzwart zo mooi. Het slot weegt zwaarder dan de fiets. Er zijn fietsers die hun rijwiel naast het bed stallen, om er nog een tijdje naar te kijken, voordat ze het licht uitdoen. Mijn Eega vond dat te ver gaan. Ik deed het wel eens met nieuwe schoenen of laarzen, dat viel haar niet op. Na nogmaals gecheckt te hebben of mijn ‘caféracer’ echt goed vaststaat, klim ik voorzichtig over het schrikdraad. Koffie aan de rivier.
De volgende dag, alweer met de boot. Nu met de waterbus naar Krimpen aan de IJssel. Lang aarzel ik of ik dat nu wel moet doen, met m’n nieuwe fiets. Kan ik niet beter met de oude. Heen gaat het goed, er is ruimte genoeg. Maar wat een verschil met gisteren. Wat een geweld en een drukte. We scheuren letterlijk tussen de binnenvaarders door. Een tegemoetkomende Waterbus doet ons hevig deinen. De geparkeerde fietsen schudden en trillen. Ik heb de mijne vast, geen krassen alsjeblieft.
In Krimpen neem ik met een oud collega in drie kwartier, tien jaar samenwerking van achttien jaar geleden door. Heel veel komt terug, namen van vergeten collega’s, voorvallen, grappige en ook nare.
Op het ponton voor de terugtocht meren tevens de zwartgele watertaxi’s aan. Woest deinend gooien zij zich om en liggen onmiddellijk strak tegen het ponton. Het werkvolk van de werven hier vlakbij scheept in, grappen en grollen makend. Met ongelooflijke snelheid scheuren de taxi’s weer weg, richting Rotterdam, de mannen schreeuwen een groet, of een scheldwoord naar collega’s die nog onderweg zijn.
Nu staat het achterdek propvol met fietsen. Het is forensentijd. Met moeite vind ik een plaatsje voor mijn fiets en mij. De Waterbus geeft volgas, bij de volgende haltes moeten er meer mensen en fietsen op. In het fietsenrek dondert een fiets om, en duwt zijn buurman scheef. Dan weer gaan er mensen van boord. Ik manoeuvreer met mijn fiets steeds weer in wat vrije ruimte. Er wordt vaart geminderd, Dordt aan de horizon. Uitchecken, afmonsteren en van boord. Op de dijk met wind mee, schakel ik op. De zon schijnt laag en blinkt op mijn versnelling. Shit, shit, shit! Toch, die eerste kras.
Leuke geschreven man .. was inderdaad erg leuk dat je langs kwam . Je schrijf het op zoals je denkt .. Erg leuk . Ga ermee door . Ik zal je site vaker bezoeken en je leuke verhalen .. succes .
de eerste doet altijd met meeste pijn! Daarna valt het mee hoor… 🙂