Op het Fietspad langs den Engel waan je je inderdaad alleen, in dit geval, in de polder. Dat denkt een groep middelbare, druk wauwelende Amerikanen op hippe racefietsjes ook en ze geven me geen centimeter ruimte, terwijl ze pauzeren in de schaduw van een van de weinige bomen daar. Mijn irritatie trap ik weg in de hoogste versnelling en wanneer ik tenslotte, met wind tegen en na de helling over de A16, de Rijksstraatweg opdraai, moet ik dat bekopen met een brandende knie.
Eerder had ik al ruzie gehad bij de Zeedijk. De van Elzelingenweg was nu eindelijk weer open, lang afgesloten geweest voor de werkzaamheden aan de Noorderdiepzone, het nieuwe natuurgebied. En daar ontdekte ik nieuwe weggetjes door mijn geliefde polder. Genietend peddelde ik over het gladde asfalt. Tot er naar me werd geschreeuwd. Aan de andere kant van het dijkje reed een vent op een tractor.
“Ik mocht daar niet rijden. Ik moest terug gaan, het was verboden en ik moest terug”.
Stoïcijns fietste ik verder over dit weggetje wat binnenkort het nieuwe fietspad zal zijn. Vijfhonderd meter lang werd ik begeleid door zinloos keelgeweld. Bij de Zeedijk aangekomen was daar het wegje afgesloten door een hek. Toen ik het hek uit zijn betonpoot tilde zwol het geschreeuw nog verder aan. Ik moest van dat hek afblijven met mijn…. en nog minder mooie woorden werden me toegevoegd. Rustig zette ik mijn matzwarte caféracer op de standaard en plaatste het hek netjes op zijn plaats.
Mijn geplande bankje aan de Kil is uiteraard bezet, door zo’n stel luie E-bikers. Dan maar op een grote kei aan de waterlijn. Een waterlijn rijkelijk voorzien van potentiele Plastic Soup, wat hier tijdelijk aanmeert op weg naar, ik ben de coördinaten nu even kwijt, ergens in een oceaan. Eens kijken, wat heb ik vanmorgen op mijn brood gedaan? Kaas vermoed ik. Dromerig staar ik naar wat er zoal langsvaart. Een binnenvaarder met containers, een tanker die heel hard achteruit lijkt te varen, tot ik ontdek dat de stuurhut, heel gek, voorop is geplaatst. Een enorm groot zeeschip, geschilderd in een lelijke hardgroene kleur. Al happend en append kijk ik niet goed naar een binnenvaarder die nog een flinke bak voortduwt. Nordwand staat erop. Als hij me al halfweg is gepasseerd, lees ik hoe het schip zelf heet; Eiger. Eiger Nordwand. Is deze schipper een klimmer?
Social Media vertelt over een lezing in de Papendrechtse bieb. Wim Daniels: de Taal van de Fiets. Over Taal dus en over Fiets. Onmiddellijk neem ik de kortste weg naar de pont, daar moet ik bij zijn. Tickets slechts aan de kassa, contant, verkrijgbaar. Terwijl mijn knie opnieuw afkoelt tijdens het wachten op de pont vertelt S M me dat, om dertienhonderd uur, Stolpersteine (herdenkingsstenen) zullen worden gelegd op het Bethlehemplein in Dordt. (What ’s in a name?) Over een kwartier dus. Maar de pont meert net aan. Ik neem de kortste weg naar de bieb. Die blijkt verhuisd. S M vertelt me waar de Veerweg is.
De plechtigheid is juist voorbij, wat ik overigens prima vind. Een groepje mensen praat nog wat na, de burgemeester is net weg, de ambassadeurs van Hongarije en Italië ook. De vier koperen Stolpersteine glimmen van nieuwigheid, vier bosjes bloemen erbij. Hier zijn op 1 augustus 1942 vier Joodse mensen weggevoerd naar het concentratiekamp Auschwitz. In totaal werden 285 Joden afgevoerd uit Dordrecht. Arpad Weisz, zijn vrouw Ilona, zoon Robert en dochter Klara. De in Hongarije geboren Weisz, voetbaltrainer in Italië, vluchtte voor de rassenwetten van Mussolini naar Dordrecht. Korte tijd trainde hij, succesvol, de Dordtse Football Club. Kort na aankomst in Auschwitz werden Ilona en de kinderen vergast. Anderhalf jaar later overleed Arpad Weisz door uitputting en ondervoeding.
Eigenlijk had ik dat hek open moeten laten staan, of omver werpen, beter nog, in de sloot storten. En die vent op die trekker, die NSB-er, die Nazi, moeten omleggen met mijn Bazooka.
je schiet weer een beetje door…