Het is weer zover, bijna Kerst. Geen witte Kerst, de kans op sneeuw is uiterst gering. Miezerig mistroostig of waterkoud, daar doen wij het mee. Aan de kades van Dordt liggen de binnenvaartschepen aangemeerd. Even een paar dagen niet onderweg, ze liggen rijen dik. Aan de Buitenwalevest tot zelfs zeven naast elkaar. Die buitenste schipper moet echt even klunen om aan wal te komen. En daar, als je het niet verder vertelt, aan die kade staat het nieuwste bankje van Dordt. Na het vertrek van het bunkerstation, wat daar altijd lag aangemeerd, bleef er een vreemd gat in de kade over. Tot mijn grote vreugde werd het geen extra parkeerplaats.
Nog meer reden voor blijdschap. Het college van B&W gaf groen licht. Hij komt, de brug naar Stadswerven. Een zwaar discussiepunt in de raad. Uiteraard, het wordt een stuk duurder dan beraamd. Logisch zou ik haast zeggen, dat is toch normaal. Dat is altijd zo, dat hoort zo bij dit soort projecten. Maar het is een fraai ontwerp en dat is leuk. Als je dan toch iets maakt, wat toevoegt aan de stad, iets blijvends, maak het dan meteen mooi. Wel zo prettig voor de mensen. En, er wordt al zoveel lelijks gebouwd in de stad. Waar kennelijk geen schoonheidscommissie iets te zeggen had, de projectontwikkelaar sterker was. De macht van het geld. Toch, de plek van deze brug is dermate prominent, zet daar iets moois neer. Hij blijft er ook een tijdje liggen. Een eeuw of misschien wel twee. Zoals de Nieuwbrug, Visbrug, Engelenburgerbrug, allemaal rond 1850 gebouwd. Een brug, die kan iconisch worden. Brooklyn Bridge, Golden Gate Bridge, dichterbij de Zwaan van Rotterdam. En in Dordt dan de Brug der Zuchten.
Nieuwbouw hoeft niet lelijk te zijn. Loop even het Centraal station van Rotterdam uit, rechtdoor over de Westersingel. Een dolle kermis, een lust voor het oog, genieten. Fantasierijke gevels, die vechten met – en elkaar aanvullen. Anders dan het trieste zooitje op de Spuiboulevard, zeker nu het ook nog allemaal leegstaat. Heel eng, wat gaat daar verrijzen? Alsjeblieft niet ‘historiserend’. Het Openlucht Museum is in Arnhem. Steek je nek uit Dordt, durf! Dat wordt straks roeien tegen de stroom in. Burgers die niks willen, besluitmakers zonder smaak en doordouwers met geld.
Neem nou zo’n bankje, ik ben er blij mee, iemand heeft nagedacht. Het was makkelijk geweest, plemp dat gat dicht, klinkers erin, en hup, parkeren maar. Nee, er was een mens met visie. Daar is plaats voor een eenvoudig bankje, lantaarntje ernaast. Niet verder vertellen, als het wat minder miezert, mistroostig en guur is, dan ga ik daar zitten.
En toch, misschien is het allemaal niet waar. Misschien, als we niets doen, we gaan die lege panden aan de Spuiboulevard weer bevolken, verzinnen we nieuwe bestemmingen. En over honderd jaar houden we ervan, die bouwstijl van de zeventiger en vooruit de tachtiger jaren van de vorige eeuw. Dat vuile beton en het kunststof en het Trespa, we bezien het dan met liefde. Met heimwee naar die tijd, bewaren toch, als een relikwie. De tijd van na de oranje/bruine keuken en voordat alles grijs werd, de tuinmeubelen en het steigerhout.
Het was al maanden later, voorjaar 2018. Een voorjaarszonnetje scheen voorzichtig over de rivier, het was de eerste keer. Doelbewust was ik op weg, het bankje ging ik heen. De kastanjebomen liepen al wat uit. De haven naderend werd die heel speciale geur van het zoete water sterker. Maar wat was dat, het bankje was bezet. Door een ragfijne gestalte die een hoedje droeg. Voorzichtig nam ik plaats nadat ik vroeg of ze geen bezwaar had. Het water kabbelde stilletjes tegen de ruwstenen muur onder ons, nu en dan even opgeschrikt door een voorbijstuwend schip. Ongemerkt was ze opgeschoven en raakte ze mijn arm. Haar profiel was zacht en on-Nederlands tegen de hoekige lijnen van de spoorbrug in de verte.
“Mag ik vragen hoe je heet?”
hoorde ik mezelf plotsling vragen. Zachtjes schudde ze haar hoofd, ze fluisterde :
“Klunen”