‘Deze bus vertrekt over 4 minuten’. Dat staat boven de voorruit van de Q-liner en inderdaad, stipt op tijd vertrekt Arriva lijn 388, met mij als enige passagier aan boord. Onderuit in blauwe fauteuil, telefoon inplugbaar boven me, helaas nog net geen wifi. In één keer door, geen haastig overgestap in Rotterdam of Geldermalsen. Twee haltes verder begroet ik vriend Wim, Utrecht is de bestemming. Deze tijdcapsule, bestuurd door een jonge vrouw glijdt ons terug naar een stad uit mijn jeugd. Veel oog voor de buitenwereld hebben we niet; druk in gesprek. In het jaar dat The Beatles uit elkaar gingen verhuisde ik erheen. En in dat jaar was er nog een fraai station. Het moest plaats maken voor Vredenburg, het theater op het gelijknamige plein. En Hoog Catharijne, het veel bekritiseerde winkelcentrum, dat nu dus alweer op de schop ging, evenals het nog steeds onzichtbare station. Enfin, nu blijkt het mogelijk ook buitenlangs te gaan, richting binnenstad.
Heeft niet iedereen dat, een enkele keer naar een plek gaan waar je hebt gewoond. In een poging, die bij voorbaat is gedoemd te mislukken, iets te voelen, je te herinneren, van toen. Je jeugd, je onbekommerdheid, het optimisme. De wereld lag aan je voeten, alles kon. Dat vooral, dat gevoel wil je bovenhalen. Dat geluk van die tijd, toen de zomers lang waren en warm.
Eerst koffie en dan naar Pyke Koch, de enigszins fout-in-de-oorlog schilder. Exact tegelijk herkennen we een frappante gelijkenis: Kitty Courbois. Vlak voor haar overlijden stond ik nog oog in oog met haar op het Java eiland. Dwalend langs de Oude Gracht herinnert Wim, zeer bekwaam in nutteloze feitjes, zich het nummer: 341, daar woonde Koch. Meer koffie bij Blackbird, coffee and bikes. Voor ons, met onze voorliefde voor de fiets en alles wat daar om heen hangt, is dit een ‘mustsee’. Aan de muur retrobikes en in de werfkelder nog veel meer.
Die Gracht, die goot, de kloof die de stad in tweeën scheurt, de rode draad die niet van veel betekenis is geweest in mijn verdere leven, helpt echter nu weer de weg te vinden, wijst de richting naar waar ik woonde, toen. Uit vage herinnering puttend en verder geholpen door google maps lopen we naar de straat waar mijn school was. Het klassieke gebouw met hoge lokalen en houten vloeren, terra cotta in de koude gangen, het glas in lood boven de trap, het is er niet meer. Een nietszeggende façade van baksteen en beton is er voor in de plaats gekomen. Die school, waar wij ons artiesten waanden. Met verf bespatte kleren en onze laarzen zilver gespoten. Het was er altijd kil en de toiletten waren smerig. Op de blog van mijn leerjaren ben ik onzichtbaar. Merkwaardig, ik sta op geen enkele groeps-, of klassenfoto. Vaak was ik afwezig, maar zo vaak?
Toeval leidt ons naar het armzalig pension waar ik de eerste maanden verbleef en waar je je ’s avonds een weg moest banen tussendoor de prostituees. Evenals de Pijp in Amsterdam, waar ik later woonde, nu opgeknapt en een gewilde plek voor jonge gezinnen. Dan over het Janskerkhof waar ik het licht zag worden door de gebrandschilderde ramen van de kroeg. Het studentenleven, soms dagenlang leven van statiegeld en geleend brood. Steeds meer komt terug, de Q-liner stopte in Jutphaas. Dus daar woonde ze, toen, dat meisje uit de klas, waar iedereen verliefd op was.
Het was de tijd met de muziek van Jetro Tull – ik fluit het soms nóg – van op je ouwe rammelfiets door de stad crossen, op je blote voeten door het park lopen, de arme hippe artiest spelen. Voor de eenvoudige jongen uit de polder was Utrecht de grote stad. De polder die hij ontvluchtte, de drang naar de anonieme vrijheid van de city. Het is er nog veel drukker geworden, massa’s op de fiets, het kost zelfs moeite om Neude over te steken. Ik wil Wim de Florin laten zien, in mijn ogen toen zo studentikoos. En dan weer terug over de Oude Gracht, ik herken het pand, hier zat de Slechte. Uren bracht ik er door, kunstboeken bladerend. Ik ruik de geur weer zelfs.
Tenslotte belanden we in de Winkel van Sinkel, met de pui die iedereen kent, met de karakteristieke beelden. Belgisch bier en Franse wijn. Op de reünie van school die hier gehouden werd, ontbrak ik. Uiteraard, reünies moet je mijden als de pest. Liever het klein houden, met een goede vriend op sentimental journey, terug naar een tijd waarin de toekomst nog moest beginnen. Een toekomst die even geheimzinnig was als nu die vervaagde herinneringen.
Dat gevoel ken ik vanuit Nijmegen…
En ook altijd nog het plan er nog eens met mijn studievriendin te gaan dwalen. Wie weet komt het er nog eens van.