Lief dagboek,
Soms weet ik niet goed wat ik je moet schrijven, zo weinig gebeurt er in mijn leventje. En elke dag is zo hetzelfde, opstaan, douche, make up en hup, naar de trein. Vechten voor een plekje is niet zo mijn ding, ik blijf wel zitten, of meestal staan op het balkon. Dan onderweg naar het werk een ontbijtje kopen, eten in de trein vind ik vies. Haasten voor de klok, dat kan net dat kwartiertje schelen. En dan, tja, dan begint het weer, het lieve leventje van kantoormuis spelen. Wat moet ik erover schrijven, het is zo’n beetje elke dag hetzelfde. De grote baas speelt de grote baas, probeert indruk te maken, terwijl hij alleen onze afdeling moet besturen. En dan nog niet eens echt, enfin, wat zal ik je ermee vermoeien, je kent het toch. Natuurlijk kissebissen de meiden onder elkaar. Je hebt de vleiers, de slijmers en de verleiders. Ik doe mijn werk en ben onzichtbaar achter mijn scherm. Of moet ik zeggen, voel me onzichtbaar.
En dan, eindelijk, na vijf lange dagen is het weekend. Iedereen is blij, iedereen gaat zeilen, eten, naar de bios, kleren kopen. Ik ook hoor, ik ben ook opgelucht. Even een paar dagen voor mezelf. Gewoon. Maar zo bijzonder is het niet, er valt niet veel te vertellen. Zaterdag is mijn uitslaapdag. ’s Middags is het tijd voor boodschappen. Doe meestal hetzelfde rondje, lekker in m’n joggingbroek. ’s Avonds uitgebreid in bad, glaasje wijn en altijd heel lang zoeken naar een goeie film op Netflix. Dikwijls kan ik het niet vinden, kijk dan weer dezelfde van een tijdje terug. Zondag is mijn poetsdag, daar kan ik niets aan doen. Ik ben nu eenmaal nogal erg gesteld op schoon. En als ze tijd heeft, kan ik uren bellen met mijn zus. Ze heeft die drukke baan en over de hond. En wat de geit nu weer heeft kapot gemaakt. Laatst was haar pony uitgebroken, zo de snelweg overgestoken. Het was net goed gegaan.
Had ik je al verteld van die nieuwe aan de overkant? Ik kan hem net zien zitten, voorbij het atrium, achter de plantentuin. Hij leek me wel leuk, zo vanuit de verte. Nu, laatst hadden we overleg en hij was er ook. Sterker nog, hij hield een presentatie. Over de inhoud kan ik niet veel zeggen. Ik was eeeeh, nogal afgeleid. Zoals hij beweegt, met z’n blauwe jasje. Ik hoop alleen dat ik niet al te nadrukkelijk heb gekeken. Probeerde bestudeerd intelligent over te komen. Niet dat ik wat heb gezegd ofzo. O nee, ik zou niet durven, je kent me toch. O ja, hij heet Nathan, is in Amerika geboren.
Woensdag is mijn sportavond. Omdat het moet. Wat kan ik er nu over vertellen. Ik ga, omdat het moet. Je weet, ik hou niet van die herrie. En van drukte al helemaal niet. Als ik vroeg ga is het soms nog rustig, hoef je niet wachten bij de crosstrainer of de roeitrainer. Ik wil graag die ene in de hoek, heb geen zin om de zaal in te kijken. Meestal maak ik mijn programma toch niet af. Ben weer terug bij Fitness Avenue, wel duurder maar bij mij om de hoek. Nu het weer vroeger donker wordt vind ik dat wel zo prettig.
Donderdag, nog twee daagjes, is het weekend. Hoop dat het stuk waaraan ik werkte is goedgekeurd. Dan slaap ik beter in het weekend. Hoef ik even niet aan het werk te denken. Ik kon Nathan precies zien zitten, achter de plantentuin. Het is een saai stuk, er valt niet veel over te vertellen. Risicoanalyse van het niet uitvoeren van tussentijdse controle bij mediareflexie en timemanagement. Ik moet er toch een naam aangeven. Nathan hangt zijn jasjes altijd aan de deurkruk, zo grappig.
Vrijdag. Weekend. Maar dat is het ergste niet. Ik ga zo direct, om vijf uur niet naar huis. Ik ga naar de Italiaan. Hij vroeg of ik meeging, hij zei: “Vorkje prikken?”