“Zo zie je het altijd in de film, zo’n lange tafel in de tuin, lekker eten met vrienden, glaasje wijn, zon”. “Ja”, zeg ik: ”Nog wat olijfbomen erbij en kijk, je kunt net de zee zien”. “Waar, o ja ik zie het”. En ze lacht haar tanden bloot. We zijn wat te laat, opgehouden door een vriendin met hele verhalen over mensen die wij niet kennen. Willen meteen aanschuiven aan het buffet. “Hola, dat gaat zomaar niet”. Ik maak me los uit de omhelzing van Rita, met haar zwarte ogen en rode mond, die mij feliciteert met de verjaardag van haar zus. “Vele laatsten zullen de eersten zijn”, breng ik in en schep iets Javaans en vegetarisch op. Daar is Bertie, de jarige en drie zoenen. En haar collega wiens naam ik niet versta maar wel noteer ik dat ze heel licht haar heeft, dito bril en sproetjes. Krijg een groot glas ijskoude Bordalino rosé. “Lekker zeg, die kuning, zelf gemaakt?” ”Neehoor, alles van de Toko, we hadden zo’n drukke dag vandaag.” “Morgen komt de tuinman.” “Wij gaan volgende week naar Sicilië.” “Zie je die seringen?” “Dat hybride belastingvoordeel is toch één grote farce.” “Wij zijn net terug uit Malta, daar hebben zulke goede wijnen.” “Ik ben helemaal into Murakami nu.” “Trump, nee die heeft zijn langste tijd gehad.” “Is er nog van die rosé?”
Verderop aan tafel werpt de zongebruinde blondine me een serie kushandjes toe. Naast me steekt zwarte Rita een heel dunne sigaret op. Op weg naar de keuken ga ik op m’n hurken. Blitz, de zwarte kater wil aandacht, hij lijkt me te herkennen. De satésaus staat aan te branden en ik probeer de warmtebron eronder uit te krijgen. Terug aan tafel roept Christiaan van een afstand wat ik van Kyblanski vind. En of dat niet de nieuwe van Gogh is. De rosé is op, maar er is koude rode wijn. Ik heb opeens een gebakken banaan op mijn bord en Eduard staat er op dat ik de laatste saté op eet. Het is typisch Hollands weer, de warmte van de dag verdwijnt snel in de avond. “Brrr, die Herman Koch, ik weet niet, ik vind het een engerd.” “Mooi jasje heb je aan” “Heb je Django al gezien, over die muzikant? Echt een aanrader.” “Is dat kippenlippenleer of tuinslangen?” “Ik rij nu Volvo, scheelt weer in de bijtelling.” “Hahahaha” “Ik vind van wel, teruggeven aan de natuur.” “Skyhigh, die prijzen nu in Amsterdam”. Een plotselinge windvlaag veegt de servetjes van tafel. Er valt een glas en er klinkt een gil. Met enige moeite krijg ik de saté van het stokje, kijk op en rechtstreeks in de ogen van de collega. Ze zijn grijs en kleuren mooi met de sproetjes.
“Hey, listen, I don’t even wanna have this conversation.” “ I’m just from Philadelphia, you know. I mean, we believe in God so… OK?” “What the hell does that mean?” “What do you mean?” “Well, that…” “I’m from Philadelphia. I believe in God.” “Does this make any sense to you.” “What a creep. Could you believe her?”
In de verte praat men verder aan de tafel met het witte kleed, waarboven de bomen ritselen in de wind. Ik ben even onder Queensborough bridge. Waar de nacht langzaam overgaat in dag, mistig nog de brug in lichte grijzen. De contouren van Woody Allen en Dianne Keaton als zwarte silhouetten daarvoor. En Merel Streep, nog heerlijk jong. En dat ze in een taxi zitten en dat hij Dianne zo mooi vind dat hij niet eens de taximeter in de gaten kan houden. De prachtige filmbeelden van Manhattan, enigszins gedateerd maar nog steeds boeiend en de voortdurend doorratelende conversatie, ik kan er zo in verdwijnen.
“I mean, she was really…, she seemed nervous” “Nervous? She was overbearing. She was, you know, terrible! She was all cerebral.” “Where the hell does a little Radcliffe, tootsie come off rating Scott Fitzgerald.” “Gustav Mahler and Heinrich Bohl? Why are you getting so mad?” “Because I don’t like that pseudo-intellectual garbage.” “Van Goch!” Did you hear that? She said Van Goch. Like an Arab she spoke.” “One more remark about Bergman, and I’d have knocked her other contact lens out”
Er schuiven stoelen. Er wordt gezwaaid en gelachen. Eduard roept keihard: “Iemand koffie?”
“Yeah, for me, please”, hoor ik mezelf zeggen.