”Een frietje met, ga maar zitten, m’neer, breng ’t zo bij u, colaatje kan u daar zelluf pakken”
Na een korte aarzeling besloot ik binnen, in het frietkot te blijven. De glazen windschermen buiten, langs het terras, trilden in de wind.
Op het strand was ik al gezandstraald, nu even in de luwte was wel lekker. Het was zo’n dag die weermannen mooi vinden. Zon, wind en wolken. Zware buien landinwaarts. En wat ik al vermoedde, zon aan de kust, klopte. Het was precies zoals ik hoopte. Leeg. De donkere streep van de zee boven het geel en daarboven het blauw, vloeiend van licht naar donker. Het strand dat door de harde wind strak was geveegd. Het gevoel van ruimte en oneindigheid. Tegelijkertijd was het een schilderij van Mark Rothko. Achter een steil duintje, waar enkele helmgrasjes probeerden te settelen, zat ik uit de wind, bleef kijken. Ritselend zand stoof over m’n schoenen en in m’n nek en kijken deed ik. Ik keek naar die horizon.
Een vrouw in blauw spijkerpak doet de uitgebreide bestelling in het Duits. De jonge vrouw achter de toonbank lust zichtbaar zelf ook wel een frietje. Druk is het niet en voortdurend checkt ze haar telefoon. Ik wacht en kijk naar de verschoten ansichtkaarten in de molen voor me. Met haastige letters staat op een kartonnen snackschaaltje geschreven: Kaarten € 1,-. Met een: “Bitte!” krijg ik mijn portie frites bezorgd. Hollandser kan een kust niet zijn en dan is het goed om in het Duits te worden aangesproken. Een windstoot geeft het houten kot een optater. Onwillekeurig kijk ik naar buiten en zie juist een zwarte vogel, een kauw, in een diepe afvalbak verdwijnen. Even later duikt hij op met gele friet in z’n zwarte snavel. Een jongen, de zoon van de uitbaatster denk ik, brengt een vol dienblad naar buiten. Typisch zo’n jongen die groot is voor zijn leeftijd. En die te zwaar zal worden. Hij heeft een zwart trainingspak aan, met oranje. Op de rug staat Adidas. Aan de lange tafel buiten zit een groep verstandelijk gehandicapten. Ze hebben duidelijk zin in een portie frites. De begeleidsters zijn druk met tissues, handen en tafels poetsen.
Er komt een echtpaar binnen waaien. Wat ze bestellen weet ik niet, maar het zal in het Duits zijn: ik hoor Adidas zeggen:
“Mitnehmen”, oder hier essen?”
Een volgend kauwtje landt op de afvalbak. Een schuchterder exemplaar, steeds wil hij de donkerte van de afvalbak inspringen, maar kijkt dan om en bedenkt zich.
“Hallo! Ich möchte einen Cappuccino bestellen.”
Een omvangrijke vrouw met waaihaar is de volgende klant die binnen stapt. Nu roept Adidas om zijn moeder, dat is hem te moeilijk.
Vanuit de beschermende cocon van het frietkot stap ik zo de ruime leegte in. Met wind mee nu, evenwijdig aan de horizon. Ver weg, landinwaarts hangt een zwarte wolkenband. Hier brandt de zon en stuift het zand. De boot van de reddingsbrigade bokst hevig op en neer met tegenwind. Oranje stuiterbal, dan is de zee weer leeg. Er is niets en niemand, precies zoals ik hoopte. De harde kleuren maken het schouwspel tot een plat vlak. Een schilderij. Een voorstelling met diepte.
Een buizerd vliegt laag en langzaam over het duin. Plots valt met een duikvlucht een kievit op hem neer, rakelings en nog eens en nog eens. De kievit maakt verticale strepen in het rechte lijnenspel van het geel, de reep van de zee en het hoge blauw.