Heel even zit u aan de honderd, in de donkere tunnel onder de rivier. Dat altijd stromende water, wat de Zustersteden scheidt en toch ook weer samenbindt. Twee rotondes verder stapt u uit. En met het huiswerk onder de ene arm en het gereedschap onder de andere gaat u naar binnen, de heilige ruimte in: het Atelier. ‘Barteljee’. Waar het naar verf ruikt en naar giechelige nervositeit. Er klinkt geroezemoes, besmuikt gelach van de studenten, beter nog leerlingen, in deze situatie. U ontwijkt de blik van de Meester en haastig zet u uw werkstuk op een lege ezel tussen de andere. Koffienippend dwaalt u rond, kijkend, keurend, bewonderend. Er hangt zoveel, van alle niveaus en kwaliteit. Er hangen impressionistische schilderijen, abstract werk, realistisch, Picasso- en van Gogh geïnspireerd, een heel knap naïef, of is het een beginner. Primaire en complementaire kleuren buitelen over elkaar. Napelsgeel en Vandijckbruin naast Naftalrood springt van de wanden.
Na informatie over de nieuwe opdracht gaat het licht aan. Nu komt het, de bespreking van de ingeleverde stukken. U zet de telefoon uit, het risico dat Hollywood belt, of beter nog, museum Voorlinden, negerend. Portretten, een landschap, stillevens, een enkele abstracte. Van links naar rechts. Stijgende hartslag. Even hoopt u dat uw stuk wordt overgeslagen. Het werk waarover u wat ontevreden was, waarvan het niveau nu toch niet tegenvalt. Het oordeel van de Meester. Het gemompel van de leerlingen, beter nog gezellen. En u heeft spijt dat uw andere twee werken toch niet op de ezels staan. Nog in de map onder de tafel, de oude map die uw vader ooit maakte, met fraai gemarmerd papier beplakt, nu doorleefd verschoten.
In een goed schilderij kan ik verdwijnen. Steeds opnieuw kan ik er naar kijken en het opnieuw zien. Het kan schreeuwen, sfeer hebben en heimwee oproepen. Er kan een geheimzinnig licht hangen met schaduwen die vragen oproepen. In Utrecht had ik les van twee kunstenaars. Edward Hölzel en Frits Frietman. Toen ze exposeerden in de Vleeshal in Middelburg moest ik erheen. In ‘mijn’ Zeeland. Tijdens de, met sherry en witte wijn besprankelde opening, spraken ze vol bewondering over het ‘Zeeuwse licht’. Nooit van gehoord, toen. Terwijl ik elke duinpan kende, daar op Walcheren. Nu, een half mensenleven later is het verklaard. De botsende waterstromingen van Schelde en Noordzee gooien zoutkristallen hoog de lucht in. De weerkaatsing van zonlicht daarop geeft die zo heel speciale sfeer. Dat licht wat onder meer Toorop en Mondriaan inspireerde. Binnenkort mag ik er weer drie weken wonen, op de grens van zee, lucht en land, vóór de duinen, op het strand, onder die zoutkristallen. Sunset Boulevard.
Zo langzaam als de heenreis in de avond was, zo hard rijdt u nu door de nacht naar huis. Pavarotti schalt door de wagen:
“Qui dove il mare luccica, e tira forte il vento, su una vecchia terrazza, davanti al golfo di Surriento”
Niet via de tunnel nu, maar hoog over de blinkende rivier. De ijzeren brug met oranje lampen is de Golden Gate Bridge, mijn donkere stad met scheve toren veranderd in San Francisco. Dat Christo deze stad nog nooit heeft ingepakt. Sturen hoeft niet, de wagen weet zelf zijn weg, er is geen asfalt, alle lichten staan op groen. Living-the-dream. Straks thuis eerst een glas wijn en dan Kyblanski bellen. En schilderen, schilderen, tot diep in de nacht. Een happy end of toch een open einde.
Hölzel en Frietman exposeerden onlangs in Pulchri, Den Haag. Dat heb ik net gemist, helaas. Pulchri, om de hoek waar ik zolang werkte, toeval bestaat, in het pand waar kunsthandel Goupil & Cie, waar inderdaad van Gogh…..