Het is wellicht wat moeilijk te begrijpen. Varen doe ik graag, honderden keren stak ik de Ooster- en de Westerschelde over. Met mooi weer en met slecht weer. Tientallen malen de Noordzee, van en naar alle mogelijke vertrek- en aankomsthavens. Toch krijgen ze mij met geen mogelijkheid op een cruise. Ik ga dat niet doen, ook al heb ik de noodzakelijke leeftijd nu bereikt. Natuurlijk, daar is het waarschijnlijk veel gerieflijker de nacht doorbrengen in zo’n fraai met kunsthout betimmerde hut, of liever gezegd varende hotelkamer, dan in je slaapzak op een geritselde deckchair achter een schoorsteen, enigszins uit de wind op de ijziggrijze Noordzee. Of onder de tafel in een grote zaal, waar aan het eind een troep Engelsen dronken plezier maakt totdat er een knokpartij uitbreekt en met stoelen wordt gesmeten. Of stiekem in een donkere onbezette couchette gekropen.
Ergens begrijp ik het zelf ook niet, maar telkens wanneer er zo’n lang en laag riviercruise schip onverstoorbaar langsschuift, op weg naar Basel of over de Donau naar Boedapest, dan kijk ik het verlangend na. Wat lijkt me dat relaxed, liggend op een moddervette Auping boxspring of een blauw geruite Hästens de eindeloze oever langs te zien schuiven. Steenfabrieken, groene heuvels met kastelen er bovenop, staalfabrieken en bergen schroot, pittoreske dorpjes met flanneerboulevards, werven met halve boten op de wal, een romantische stad met verleidelijke lichtjes. Vanuit de beslotenheid van je eigen hut – een verdieping boven je wordt alweer copieus gedineerd, of dansen gekapte dames met gesoigneerde heren een beschaafde foxtrot – schuift dat variërende landschap gestaag aan je voorbij. Je klikt een versgekoelde Carlstein open en klokt het goud naar binnen.
Open dag op HS Esprit – Friendship rivercruises, daar moet ik bij zijn. Ik wil graag zo’n hut met schuifpui zien. Misschien zijn er nog wel drie mensen dat dat ook willen. De Lintsedijk op, langs de rivier tot de Uilenkade. En die staat vol geparkeerd. Wat een belangstelling, driehonderd mensen of zijn het er drieduizend, verdringen zich op de loopplank. Langzaam schuifel ik het schip binnen. Hier is het weldadig warm, links zie ik Romeinse zuilen, een smeedijzeren trap leidt naar het Panoramadek, wat zich uitstrekt over de totale lengte van het schip. Dat dek, dat iets geheimzinnigs heeft, nooit zie je daar iemand zitten, hoeveel schepen er ook Dordt passeren, de zonnedekken zijn leeg. De gebruinde gastvrouw met overvloedige schoonheid houdt mij staande. Eerst moeten er gasten het schip verlaten, voordat ik word toegelaten. Zodoende vertoef ik iets langer in haar betoverende nabijheid.
Dan, in de Loungebar zak ik weg in een lederen fauteuil. In de verte zou ik koffie kunnen halen en gebak. Gratis. Een niet ophoudende rij mensen loopt voor me langs met een halve taart op een bordje. Straks word ik omgeroepen om aan te sluiten bij de rondleiding. “Nee”, zo antwoordde de parelende glimlach van heel dichtbij op mijn vraag, ik was hun gast, ik mocht niet op eigen hutje even ronddwalen. Het is warm, boven het geroezemoes hoor ik het behang van muziek en voordat ik het begrijp staat mijn lichaam op en worstelt het zich tegen de stroom in, terug naar de ingang. “Pardon”, en “Excuus” mompelend slangemens ik naar buiten. Ik vlucht de loopplank over, maar niet voordat ik een laatste blik werp op eerder genoemde hostess. Ze ziet mijn gekwelde blik. De lage zon schiet over de Uilenkade rechtstreeks het HP Esprit binnen en doet haar donkere ogen blinken. Ze lacht haar professionele lach. Eigenlijk wil ook zij aan wal.