Soigneur
Een wielrenner hoort zich te soigneren. De fiets en de ketting schoon, gladde beentjes en witte sokken. Die sokken, daar doen ze niet meer aan, alle kleuren. Mijn benen scheren deed ik niet, wel smeerde ik er een smerig spul op. Dat prikte zo, dat je zo snel mogelijk wilde wegrijden en hard ook: rijwind. Het rook wel lekker en van die geur alleen al werd je opgewonden. Ik had altijd witte sokken.
Een wielrennen moet zich verzorgen. Of zich laten verzorgen. Zo heb je de mecanicien voor de fiets en de verzorger, de soigneur, voor de renner. Peter Winnen had een Belgische soigneur. Op een bepaald moment was het volgens hem:
“Tijd om het andere ‘valieske’ er bij te pakken.”
De koersbroek dient altijd schoon te zijn. Eens kreeg ik de tip om het soms keihard opgedroogde zeem in de broek goed in te vetten. Broekenvet. Dat resulteerde na een paar uur koers in babyzachte billetjes. Mijn fiets kreeg voor vertrek de volgende verzorging: meer lucht in de banden en meer olie op de ketting.
Mijn dochters waren nog klein in het tijdperk Rooks en Theunisse. Volgens mij was de ene stiekem ‘op’ Rooks en de andere ‘op‘ Theunisse. Over de criteriums na de Tour doen altijd verhalen de ronde. Eens was ik er zelf getuige van. De Ronde van ’s Heerenhoek, we zagen diverse renners zich verkleden en verzorgen in de woning van Jan Raas. Broer Marten en ik wandelden het hele parcours rond tijdens de wedstrijd. Joop Zoetemelk reed al enige tijd met voorsprong. Op een stille polderweg buiten het dorp hield Joop, omkijkend, de benen stil. Daar kwam het peloton, met Hinault briesend voorop. Het was de laatste ronde. Even later hoorden wij, nog buiten het dorp, de speaker, luidkeels door de geluidsinstallatie brullen dat Bernard Hinault, met nipte voorspong, de Ronde van ‘s-Heerenhoek had gewonnen. Geweldige prestatie.
De Mont Ventoux beklommen Eega en ik met onze rode Renault 4. De motor was warm en op de top was het akelig koud. De afdaling was griezelig te noemen.
Soms duurt de winter lang en voordat de voorjaarsklassiekers er weer zijn. Dan kijk ik uit naar die heerlijke zondagmiddagen voor de buis. Urenlang kijken naar de bekende parcoursen.
Gevallen ben ik gelukkig nauwelijks. Een keer toen ik stilstond. Met een voet in de toeclips vastgegespt, het stuur klapte om, de fiets draaide weg, hilarisch. En ik wilde eens omkeren op een weg die daarvoor te smal was, toch deed dat pijn. Snelle suikers bestonden niet. Toen de Isotone dranken opkwamen was dat hip. Je maakte je eigen mix en vulde daarmee je bidon. Toen ik een keer meedeed aan een Duathlon, run – bike – run, elastiekte ik twee mini Marsjes aan mijn bidon. Dat, het gerafelde stuurlint en het van jaren zweet doortrokken zadel, trok in ieder geval wel de aandacht van de routiniers op hun merkwaardige Triathlon fietsen.