Joop
Telefoon! Enigszins afwezig nam ik op:
“Joop”,
hoorde ik, kreunend en nogmaals:
“Joop!”,
iets luider nu. Ik meende de stem van mijn broer Marten te herkennen, ik vroeg wat er was.
“Joop Zoetemelk!”
brulde hij nu en nogmaals en nu nog harder en haast onverstaanbaar met een brok van grote afmetingen in zijn keel:
“Joop Zoetemelk, wéreldkampioen!”
Onvergetelijk, dat moment en voor mij de mooiste en meest gegunde overwinning ooit.
In de periode dat ik met vriend Wim de pedalen beroerde kon het gebeuren dat bij hem de telefoon ging en hij bij het opnemen hoorde:
“Spreek ik met de Speer van Papendrecht?”
Fietsen met de buurmannen was altijd haasten. Wegens mijn werk in verre steden altijd laat thuis zijnde moest ik in grote haast eten. Ze stonden alweer te wachten op de dijk. Eenmaal maakte ik een vergissing, ik at niet. Gehaast trok ik de broek en de trui aan, die zwarte met die rood, geel, blauwe wereldkampioensbandjes aan de mouwen en het kraagje. De witte pet, helmen waren nog geen mode. Checkte de banden en hup daar gingen we. De polder in, de Kiltunnel door en kriskras vlogen we de polder door, wind mee. Het zal bij Numansdorp geweest zijn dat de energie op was. Na kilometers op het kleinste van de tien verzetjes en zelfs dat ging eigenlijk niet, gereden te hebben zagen we een café. Daar verkochten ze niets, behalve sterke drank en een rol pepermunt. Daarop, op die rol ben ik thuisgekomen en leerde ik wat hongerklop is.
Mijn broer Marten fietste bij wielerclub Theo Middelkamp. Hij bezat een maatfiets. Voor zijn vrouw liet hij een fiets maken die geheel verchroomd was. Rood was het zadel en het stuurlint. Dat was ook eigenlijk het enige dat zichtbaar was, de rest van de fiets glansde zo onwerkelijk mooi, je kon hem niet zien.
Lek, met een knal stond ik opeens lek. Een grote scheur in de buitenband, plakken was onmogelijk. Het binnenbandje dat opgevouwen onder mijn zadel was gebonden kon blijven zitten. Ik was amper met mijn lot verzoend en lopend aan de terugweg begonnen of daar stopte een beer van een vent op een MTB. Die scheur maakte hem niets uit, het moest gemaakt. Een stuk ouwe buitenband uit zijn reparatieset eronder, pompen en klaar, graag gedaan en weg scheurde hij. Amper honderd meter verder weer een knal. Lopen dus weer. Voordat ik thuis was, moest ik nog tweemaal hardnekkig hulpbiedende medefietsers overtuigen dat repareren geen zin had.
Chauvinistisch als ik ben moet ik niet meedoen aan Tourspelletjes. Ik laat me altijd leiden door mijn hoop dat er een Nederlander wint. Laatst had ik een zware dag. ’S morgens al vroeg paraat voor de buis. De marathon van Rotterdam. Koen Raymaekers viel uit. Een snelle lunch en dan klaar voor Parijs Roubaix. Schitterende koers, Nikki Terpstra viel. Alles gezien. Ik was doodmoe, kapot, ik kon niet meer.