Er werd nogal wat gekapt de laatste tijd. Bomen dus en ik moet toegeven: er wordt ook geplant. Helemaal vertrouwen doe ik het niet. Die kastanjes op het Groothoofd bijvoorbeeld. Vorig jaar werd een rij gerooid om de terrassen meer zonlicht te gunnen. Ja, daar is wat voor te zeggen, op een terras wil je in de zon zitten. De voorwaarde was dat de buitenste rij bomen zou blijven staan. Dat was belangrijk, gezichtsbepalend voor het Groothoofd. Nu is die buitenste rij ook opeens gerooid. Reden: kanstanjeboomziekte. Goh, wat vreemd. Vorig jaar hadden die bomen die ziekte nog niet? Het kapitale pand aan de Nieuwbrug is aangekocht en grondig gerenoveerd. Dat is fijn. De oude iep die naast de brug stond zorgde voor veel schaduw in het pand. Ook die boom was ziek, uiteraard. Hij is inmiddels gerooid en dat is jammer. Ondanks de protesten uit de buurt en het gedicht van kunstenaar Gerhard Lentink…….
Elegie van een Iep
Ik wil niet dood.
Een halve eeuw sta ik hier op mijn post,
aan dit bruggenhoofd.
Gezond trots en fier ben ik,
mijn kruin reilt vijfentwintig el boven het maaiveld,
een levend monument.
Ik wil niet dood.
In het voorjaar strooi ik gul mijn zaadblaadjes als lentesneeuw door de stad,
duiven bouwen hun nest,
merels verleiden.
Mijn overvloedig groen schenkt ’s zomers milde schaduw.
Ik wil niet dood.
Iedereen bewondert mijn gouden herfstpalet
en ’s winters toon ik mijn goddelijke statuur.
Duizendvoudig wijzen mijn takken naar het firmament:
Als een engel verbind ik hemel en aarde, middelaar sussen hier en ginds.
Ik heb geen stem,
Mijn schoonheid is weerloos,
maar ik wil niet dood.
Laat mij staan en geniet!
Ik fiets weer door de stad. Het Museum Het Hof is open. Op het pleintje in het Hof staan vier verse bomen, zoals vroeger, er stonden altijd Iepen. Op het Groothoofd staan inmiddels ook Iepen.
Op de hoek van mijn landgoedje toen, stond een grote kastanje. Al vele jaren ziek, de vellen hingen aan zijn stam. Op mijn vraag aan een deskundige of hij geen gevaar vormde was het antwoord: Van wie is hij? Dat blijft wat vaag, met die aloude erfscheidingen. Hij bleek van mij te zijn, (echt niet) had de gemeente er geen kosten aan. Heel lang geleden werd de bomenrij aan de Noordendijk in zijn geheel gekapt. Wat een kale boel was dat, maar zoals het heet: ze waren ‘kaprijp’. Thuis, tijdens de afwas zongen wij luidkeels het lied:
“De Noordendijk huilt, waar het eens heeft gelachen”
Er is een foto waarop dochter Martine dat letterlijk neemt: met een gezichtje vol leed staat zij op de kale dijk. Nu, vele jaren later, is zij volwassen en de bomen zijn dat ook.