Komt een man bij de caissière. Het was maandag, denk ik en die man was ik. Alweer tijden geleden en ik staarde met een uitgebluste blik naar buiten. Waar het zo’n dag was dat het niet echt licht zou worden en er een haast onzichtbaar regentje hing maar waar je toch nogal erg echt nat van werd.
Onlangs was het de dag van de Mantelzorg, zoals daar wel elke dag een dag is van bijvoorbeeld de dag van de ouderen, dierendag, secretaressedag of de dag van de vrijwilliger of de arbeid.
Maar die mantelzorgdag, raar woord, toch, die deed me denken aan al die jaren dat ik met een lichte vorm van mantelzorg belast was. Licht, omdat de mantelverzorgenden, twee stuks, beiden op verschillende adressen op honderd kilometer afstand woonden. Allebei nog zelfstandig, hoewel bij een van hen, elke boodschap moest worden gekocht en binnen gedragen. Zorg, die vanwege de afstand, de regelmaat, dat het niet alleen bij die boodschappen bleef en dat dan vele jaren achtereen toch best zwaar werd.
En verder terug dacht ik, als kleine jongen werd ik er al op uit gestuurd. Boodschappen doen, voor de hele week, voor het hele gezin, op maandag. Bij de kleine middenstander een paar straten verderop, een Spar of een Coöp of zoiets. Met de fiets, zwaarbeladen, volle fietstassen en van die groene tassen met lederen hengsels aan het stuur.
Zo veel dat ik er naast moest lopen en de hele handel amper in bedwang kon houden. Dat ik, de wanhoop nabij, voorbijgangers aankeek, op mijn tong bijtend om niet om hulp te smeken. Op school, bij geschiedenisles leerde ik over de hongerwinter, hoe mensen op klompen uren door de sneeuw liepen met handkarren en fietsen met lekke of houten banden. Zo ongeveer voelde ik mij ook. Help mij toch, zien jullie niet hoe zwaar ik het heb.
Nu is er geen dag van de caissière en toch werd er aandacht gevraagd. Voor hen, gewoon met een kleine glimlach of vriendelijk woord. Die aansporing had ik niet nodig, plooide altijd al mijn ietwat chagrijnige plooien in een wat vriendelijker stand. Liet mij niet leiden door de kortste rij, ondanks mijn eeuwige haast, maar welke caissière er zat.
De mevrouw, vroeger, waar ik als kind afrekende, schreef alle bedragen op een briefje en telde die dan met bovenmenselijke snelheid op. Sinds die tijd kies ik ze bewust, mijn caissières en een van mijn favorieten was die ene, wat ouder, ietwat onknap, zwaar beringd die zuchtend mijn spruitjes scande, om zodoende de honger van haar vermoedelijk drie bloedjes van kinderen te stillen. Ze loenste ook een beetje. Met een lichte gene weliswaar toonde ik haar mijn spruitjes, dacht er dan wel bij, o gosh nu weet zij wat ik vandaag ga eten, hecht nogal aan mijn privacy, ja onze lieve heer heeft vreemde kostgangers en ik groette haar altijd vriendelijk.
Lang geleden dus werd mij ook opgedragen bij de groenteboer te vragen naar ‘mooie-gele-andijvie-om-rauw-te-eten’. Bij thuiskomst werd ik overhoord of ik de boodschap inderdaad zo had gevraagd. Van die dingen dus. Die geven je leven kleur, of juist niet.
Was het daarom dat ik op die grijze dag met de dunne regen, een half leven verder, bij de kassa staande en buiten de saaie gevels zag op het nietszeggende plein waar onbekende figuren haastig passeerden en natte kranten in de hoek waaiden, ik inwendig kreunend bedacht: “This could be anywhere”. En ik me dus, heel even kon voorstellen hoe het voelt om depri te zijn, dat eufemisme voor depressief. En dat, terwijl het nog lang geen Blue Monday was, depriday, die grauwe sombere, neerslachtige maandag in de laatste week van januari.
Kom ik die caissière, mijn favo caissière tegen, gewoon op een zomerse dag in de stad. Ik wist, ze is met pensioen. Ik wist het, in de supermarkt had een postertje gehangen dat ze, na zoveel jaar trouwe dienst, nu aan het genieten was van haar pensioen.
Even was ik in verwarring, moest ik haar groeten, wist ze wel dat ik het was, haar vaste klant. En ook, ze was niet meer in dienst, misschien wilde ze niet meer herinnerd worden aan. Voor de zekerheid trok ik mijn chagoplooien vriendelijk omhoog, wist niet zeker of ze me, met dat beetje loensen, wel zag.