once upon

Need I say more, deze twee woorden zeggen genoeg, net als de eerste paar noten van die heerlijke slepende muziek. En ik kon het niet laten toen deze en andere westerns op een zender die ik normaal refuse voorbij kwamen voor de zoveelste keer te bekijken. En ze konden mij niet traag genoeg zijn.
De vele langdurige reclameblokken gaven de kijker steeds ruim voldoende tijd voor een refill van zijn glas met Jack Daniels of anders gestookte havermout. Ennio Morricone, il Maestro voor vrienden, is onlangs overleden op de leeftijd van eenennegentig, die voor een doorsnee cowboy in een spaghettiwestern onhaalbaar was, allang een keer doorzeefd in een vuurgevecht met bandieten of roodhuiden zoals ze toen genoemd werden, met Colts en Winchesters, ter aarde gestort en eenzaam achtergelaten in een gortdroog oranje landschap waar door erosie slechts eenzame zandsteenformaties overeind zijn blijven staan.

Als kind op een leeftijd waar ik van het bestaan van spaghetti nog geen weet had speelde ik al cowboy en indiaantje. Nooit, zoals ik laatst zelfs van een vooraanstaand politicus hoorde, ‘coyboy’ zeggen, het is cow, van koe, dit ten overvloede. En die kende ik al wel, koeien, toen ik als kleine jongen mijn opa hielp de koeien drijven, met een wilgentwijgje, als ze moesten drinken in de Otheense kreek in Zuid Zeeuws Vlaanderen. In die periode dat ik de theelepeltjes snel bij elkaar legde in het doosje, zodat ze zich niet zo alleen zouden voelen droomde ik nog niet van Claudia Cardinale.
Dat kwam pas later, nog na de boeken van Arendsoog en Witte Veder en daarna die van Karl May over mannen met onvergetelijke namen als Old Shatterhand en de man wiens oren werden afgesneden door de Apachen; Sans Ears. In die jaren van mijn roerige leventje dat ik mijn wekelijkse snoepdubbeltje vrijelijk kon besteden en daar tenslotte een bazooka kauwgom voor aanschafte en die nog drie dagen bewaarde, koesterde ik warme gevoelens voor het kleine schattig Indianen stripfigurenmeisje Hiawatha.

In een beetje man schuilt toch een cowboy. Dat symbool voor vrijheid, onaangepast, only the lonely op zijn paard traag verdwijnend aan de horizon, niks geen mondkapje of overdreven handengewas, iedere drie dagen schone sokken, laat staan onderbroek, een vuurtje stokend in de prairie onder je zwartgeblakerde pannetje en een slok Jack Daniels uit je drinkbottle  in de saddlebag. Die je wanneer je de woorden Anderhalve Meter durfde uit te spreken zo vanuit de heup met een enkel schot neerknalden. Van die heerlijke ongeschoren zongestoofde koppen als van Clint Eastwood, Charles Bronson en Henri Fonda. Toen mannen nog man mochten zijn. Zonder Deo.
Met paarden had ik zeker iets, op voornoemde boerderij de grote bruine ruin Nelly, die mij hinnikend begroette wanneer ik kwam logeren en ik haar zachte neus mocht kussen. En later, in ons eigen weiland de gitzwarte Friese hengst Zorro met zijn prachtige lichaam die eens dwars door de omheining brak en dochter Carol in galop achtervolgde door de hele tuin.

Liever wilde ik als kind Witte Veder zijn dan Arendsoog, ook toen al had ik mijn principes, al kende ik dat woord nog niet, ik was voor de underdog, was ook liever Sjimmie dan Sjors.  En nu moet ik aan dit stukje  een eind gaan breien, hoort u ook die langzaamslepende muziek, typerend voor Westerns met zo’n mondharmonica. Heb ik u al verteld dat ook ik diverse van deze mouthharps in mijn bezit had maar daarover next time. To be continued. Er was eens, a time in the west.

* In 2009 verscheen mijn boek ‘Cowboy in Nepal’: https://bit.ly/3eAoSsz

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s