is er rookkaas in Bogota

De klok was groot en stoffig, lange slierten spinnenweb die stof verzamelden bewogen schokkerig in de wind. Zo’n typische stationsklok hoog in de nok, de secondewijzer stokte even bij de twaalf en de minutenwijzer sprong een streepje verder. De kleinste wijzer was een uur lang ongemerkt doorgeschoven en stond nu op drie. Op de bruinroestige architraaf eronder hurkte een slecht in zijn veren zittende duif. Die zich onhandig omdraaide, zijn ene poot was slechts een stompje. De grote ruiten waren vuil en verweerd. In spiegelbeeld de letters met de naam van deze stad.

Dat het alles slechts met moeite zichtbaar was op dit tijdstip van de nacht sprak voor zich. Mijn ogen waren echter al aan het schemerdonker van deze hal gewend. Ik rekte me eens langdurig uit en checkte nogmaals de klok. Het schoot niet op en wat duurde de nacht lang. Vanuit dit lage standpunt leeg de hal nog hoger, vanaf de grond, de vuile tegels die dof glansden, de rug verschanst tegen het koele marmer van een brede pilaar. Het was beter dan niets, de beste plekken tegen de zijwanden waren bezet. In beslag genomen door gestrande reizigers, zoals ik. Maar meer nog door allerhande vreemd volk, zwervers, daklozen en junks. Het bood een vreemde aanblik, vele tientallen duistere figuren, al of niet slapend met hun koffers, rugzakken en rommelige plastic zakken. De vloer van versleten hardsteen probeerde nog iets van zijn oude grandeur te tonen. Het werd bemoeilijkt door de rommel, het vuil en plakkerige plekken van gemorste dranken.

Ik werd moe van het afweren van de hardnekkige aanbieders van drugs, seks en waardeloze horloges. Ergens was het leuk, het spel te volgen zoals het zich voor m’n ogen voltrok. En gevaarlijk, ik paste er wel voor op, ergens in betrokken te geraken, zag het vlak voor me gebeuren. De keurige heer met zijn flightcase, die werd aangesproken door een andere, ogenschijnlijk nette heer. Zodat er aarzelend een portemonnee werd getrokken en een briefje overhandigd. Onmerkbaar snel flitste er een hand in een colbert en was de ene heer, de keurige, zijn telefoon kwijt. Of iets anders, dat kon ik niet zien en ik keek dan ook nadrukkelijk even de andere kant op. Eigenlijk moest ik dringend naar het toilet. Maar die wc’s, daar bleef je liever weg, daar gebeurden dingen waarvan je het bestaan niet eens wilde vermoeden.

Langzaam verschoof  het perspectief en een nieuw vers landschap werd zichtbaar in de verte. Groene velden, omzoomd door donkere heggen. Een paard van heel dichtbij, ik zweefde erboven. Geluiden klonken dof, alsof ze kwamen vanuit de kamer hiernaast. De zwarte Amerikaanse politiewagen zwenkte langs, maakte een ruime bocht en kwam naast me tot stilstand. Zenuwachtig dacht ik: paspoort. Bukkend keek ik in het donker van de lange Buick Skylark, die leeg was.

Mijn hoofd maakte vreemde bewegingen en botste tegen koel marmer. Met een ruk schoot ik wakker en slaakte een harde kreet. Heel even was ik in slaap gesukkeld en meteen zat er een zwerver aan mijn tas. Door de schrik was ik klaarwakker en bleek het makkelijker dat nu te blijven. Nog maar een uur nu en dan zou er geruimd worden. Kaartcontrole geflankeerd door politie. Wie geen kaartje had werd weggestuurd, gearresteerd of erger. Voor de zoveelste keer voelde ik in mijn binnenzak, daar zat mijn ticket. Er begon wat mager daglicht de hal in te stromen. De donkere schaduwen schoven op en gesloten rolluiken, in onbruik geraakte loketten en nog meer slapende gedaanten werden zichtbaar.

Kriskras over het rommelige stationsplein met bellende trams en volgas optrekkende bussen, paste ik les nummer een toe. Bij aankomst in een vreemde stad: doe alsof het jouw stad is. Loop doelbewust ergens heen, kies gewoon een straat. Let wel op dat die straat nu net niet de hoerenbuurt is. Aan de overzijde van het plein stond, zoals het hoort, een wat verlopen hotel. In de straat een wisselkantoor, de sigarettenboer en de krantenkiosk. Een headshop met waterpijpen en iets met doodskoppen achter het raam. Een verdwaalde dierenwinkel zonder dieren in de etalage. Een foute lampenzaak. De coffeeshop, een Chinees hotel met Chinese massagesalon.

Dan een brave broodjeszaak waar ik twee broodjes met rookkaas kocht, eindelijk, heerlijk! Een belwinkel waar zuidelijke types belden. Een Chinese meubelzaak. De zon maakte lange schaduwen in de straat, waar doorheen een gele tram reed. Op de stoepen behoofddoekte vrouwen en getatoeëerden met breedpotige honden aan de lijn. Chinezen op de fiets met boodschappentassen. In de buurt van de daklozenopvang daklozen, ik had het idee zelf ook niet heel lekker meer te ruiken. Een nachtje in het station en de lange treinreis in broeierige coupés.

Op de hoek van de straat was een café, de deur stond open en in een opwelling liep ik meteen naar binnen, de schemerige ruimte in, bestelde bier en keek rond. Druk was het niet, in de hoek, zo te zien een paar stamgasten die kennelijk nog konden roken. Bij het raam een jonge vrouw verdiept in de geheimen van haar laptop. De kastelein schoof ongeïnteresseerd mijn bier toe en wendde zich naar de stamgasten. Ik pakte de krant van de bar, Nederlands nieuws, lang geleden, maar kon m´n aandacht er niet bij houden. De laptop werd dichtgeklapt, er werd afgerekend en de vleug Egoïste, die langs zweefde deed me opkijken. Het ranke silhouet wat heel even in de deuropening te zien was geweest bleef als een nabeeld op mijn netvlies hangen.  Dat toepassen van les nummer een, was nergens voor nodig. Dit was de stad waar ik was opgegroeid. Elke straat kende ik, elke steeg, in bepaalde wijken zelfs de huisnummers, had ik hier niet jarenlang een krantenwijk?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s