De maandag na de laatste ziedende sprint op de Champs Elysées is het altijd wat vol op de fietspaden met gemotiveerde racefietsmannetjes. Dikwijls gehuld in een drukbedrukte outfit, alsof ze gesponsord worden. Alsof ze mij willen laten denken dat ze eigenlijk profrenner zijn, alsof ze van de Rabobank zijn. Waren in dit geval, want de Rabobankploeg bestaat niet meer, voor de eventuele niet-wielren-gekke lezer. Kan ook zijn Cofidis, Segafredo, of een van die andere namen op zo’n shirt, waarvan volstrekt onbekend is waar die naam eigenlijk voor staat.
Ook vandaag, ik peddel met hoog beentempo in een licht verzetje door de vrolijke polders. Van ver herken ik al het shirt van een tegenligger, het rood van Sunweb. Gezien het postuur van de man schat ik in, dat is geen klimmer. Te groot en te zwaar. Even later alweer een in een rood tenue. Skil Shimano, dat is een oudje, die doen al jaren niet meer mee. De drager van dit shirt vast ook niet, gezien de omvang van zijn buik, die zwaar onder zijn lijf bungelt.
Altijd verbaas ik me over de kleding waar sommige teams het bos, de bergen in en de weg op worden gestuurd. Je zal toch maar in dienst zijn bij bijvoorbeeld Education First en in een knalroze shirt moeten rijden, ook nog met een roze hellumpie op je knar. Je zal toch de bolletjes trui winnen. Oké, die trui kan dan nog, men weet heus wel dat het niet jouw smaak is, waar die trui voor staat. Maar dat je dan ook, als volwassen man bij zijn volle verstand, nog een witte broek met rode stippen aan gaat trekken. En neem nu zo’n shirt van bijvoorbeeld Wanty – groupe Gobert. Een fietsend reclamebord, onder meer lees ik; DH, Euro Traffic, Circus Casino & Sport, Santic, BTB Consultans, DEV, Cube. Hopelijk verdient zo’n renner een hoop geld. Je hebt ‘het geel’, de gele trui. Moet dat dan, moet dan alles geel, ook de fiets , de schoentjes, de handschoentjes. Geef mij maar een zwarte koersbroek.
Ongemerkt is mijn tempo wat ingezakt, wanneer ik opeens wordt ingehaald door een renner. Een naamloze, op een oude fiets. Achter zijn kromme rug zie ik een grijze kuif. Het is ook een oude renner. Ik verhoog mijn tempo en blijf een stukje achter hem rijden. Het eerste wat opviel toen hij passeerde was het prachtige kobaltblauw van het frame. Nu zie ik remkabels boven het stuur zwiepen. De benen van de man zijn witter dan wit, nog witter dan zijn sokken. Zwarte schoentjes , keurig vastgegespt in ouderwetse toeclips, zwarte koersbroek. In de haakse bocht kan ik fiets en berijder even goed bekijken. Het is een Motobecane uit 1983, een gouden band op de framebuis en de man is naar schatting tweeëntachtig. Zijn neus is type Coppi, maar het postuur niet. Bartali vermoed ik.
Zonder het zelf te willen loop ik op hem in. Zijn benen pompen in een gestaag ritme, wat gelijk blijft de dijk op. Hij schakelt niet, daarvoor zou hij zijn hand van het stuur moeten halen naar de vlinders op de stang. Ik wil hem zeggen dat ik zijn fiets heel mooi vind. Echter, de laatste tien meter blijft tien meter. Zijn benen zijn mager, maar gespierd, afgetraind en oud. De dijk maakt een flauwe bocht, de wind, hoewel zacht, komt nu meer van links. Langzaam loopt hij van me weg. Ik schakel op, in de zeven, mijn hoogste versnelling en kom weer dichterbij. Rustig pakt Bartali zijn bidon, neemt beschaafd een slokje en in een vloeiende beweging plaatst hij de witte drinkbus terug in zijn houder. Weer een flauwe bocht en meer windje tegen. De banden van mijn ghostzwarte caféracer beginnen te zingen, het windgeruis in mijn oren doet alle geluid verstommen, de adem giert en het hart dat bonkt. Dit alles tevergeefs, het naamloze grijsblauwe shirt, de ritmische witte sokjes en het schitterende, hoogglanzende kobaltblauwe frame, dat alles neemt de haakse bocht in de verte. Het gezicht en profil nu, is voornaam en uitdrukkingsloos.
Zelf opteer ik voor een bruin shirt met gele dwarsstreep waarin het woord Molteni, uit de gouden tijden van Eddy Merckx. Molteni, geen idee wat dat is.