Windkracht vier

Er stond een stevige wind. Een wind waar hij tegenin fietste en daardoor langzamer dan hij wilde. Aan de overkant van de rivier reed, traag, een blauwe tractor, een Ford in dezelfde richting. O nee, de tractor kwam tot stilstand en de boer die erin zat en een overall droeg in dezelfde kleur als zijn vervoermiddel deed een greep achter de klep van zijn borstzak en sprak in zijn IPhone:
”Ik denk dat het wat later wordt vanavond, wacht maar niet op mij”.
De boer verbrak de verbinding en staarde over zijn land – leeg en kaal, als de stoppelvelden van Vincent van Gogh – terwijl de motor stationair draaide, monotoon, ritmisch. Zijn vrouw had Oké gezegd, o nee:
”Helemaal goed!’

Even later reed zij in de beige Volvo, grindspattend het erf af en op de rechte polderweg gaf ze gas, volgas. Twintig kilometer verderop, in het pittoreske provinciestadje waar steeds meer stedelingen kwamen wonen; rust en ruimte, kwam een appje binnen. Daar werden lamellen een tikje dichtgeschoven en werd een flesje witte wijn alvast ontkurkt.

Eindelijk de haakse bocht, ha, nu kwam de wind van opzij, hij schakelde een tandje zwaarder. Een beige Volvo passeerde hem, de linkerwielen in de berm, hij proefde stof. In het piepkleine Vinexwijkje van het provinciestadje liet een man zijn hond uit. Met moeite, de hond, een oude zwarte labrador met grijs aan de slapen wilde niet. Te moe, te oud, pijn in de heupen. De man straalde uit, ik was het niet. Bij iedere droge drol in de berm die hij passeerde, ik was het niet. Getuige het trosje zakjes wat de labrador zelf mocht dragen aan zijn blinkende halsband. Op het eindpunt van hun vaste loopje, de T-splitsing, keek de hond z’n baasje vragend aan. Tegelijk met het snoepje diepte de man zijn IPhone op. Het duurde lang voordat hij sprak met een ongemakkelijke Voicemail inspreekstem:
“Hoi, met mij, wanneer zie ik je weer?”
Aarzelde nog, wist niet meer te verzinnen. Hij verbrak de verbinding en trok met een ruk de hond in gang en slenterde terug. Hij sloeg geen acht op een beige Volvo die half op de stoep stond geparkeerd. Drie huizen verder sloeg de labrador linksaf, thuis.

Wat reed dat fietsje toch fijn, bijna in z’n hoogste verzet en het kostte hem totaal geen moeite. Goedkeurend gleden zijn ogen over het glanzende frame. De snoeiharde Schwalbe Marathon bandjes zoemden over het asfalt. Ho, even opletten nu, tegenliggers. Een groepje scholieren schatte hij. Ze naderden met hoge snelheid, jonge meiden op hun E-bikes. Veel ruimte gaven ze hem niet, lachen en gillen. In een flits schoten ze voorbij, bloten benen onder opwaaiende rokjes.
“Oehoe, dag meneer, hahaha!”

De zon stond stokstijf aan de hemel, rakelings boven de horizon. De warme gloed maakte alles mooier, de dijken groen, de Canadese populieren met hun blaadjes ruisend in de wind. De korte stoppels op het veld maakten hun schaduw lang. In de berm lag een lege bidon, Jumbo Visma noteerde hij, gedachteloos. Juist toen hij besloot om terug te draaien, voelde hij z’n IPhone trillen. Een geheimzinnige draadloze verbinding maakte onmiddellijk contact met zijn hart, daar sloeg de bliksem in. Langzaam liet hij de fiets uitrollen, ook al was de pakkans hier nihil, appen op de fiets, dat nooit. Met trillende vingers toetste hij zijn code in en met een glimlach die zich langzaam maar trefzeker over zijn totale gezicht uitbreidde, zag hij daar wat hij al vermoedde, de hele middag op hoopte. Een icoontje slechts, een emoticon in de kleur rood, in de vorm van een hart, o nee, in de vorm van een mond. Aan het eind van de rechte polderweg, draaide een tractor door de haakse bocht. Langzaam werd hij groter, het was een blauwe, een Ford.

 

Eén gedachte over “Windkracht vier”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s