van Casablanca naar Damascus

Van Casablanca naar Damascus
met bagagevervoer

Direct nadat ik uit Japan ben teruggekeerd moet ik beginnen met de voorbereidingen van deze reis. Immers, hoe regel je bagagevervoer in landen die niet vooroplopen met goed openbaar vervoer, betrouwbare informatie en infrastructuur qua wegennet. En de sanitaire voorzieningen zijn ook niet om over naar huis te schrijven. Of misschien juist wel, wat dat laatste betreft. Het spreekt voor zich dat ik begin met de vertrek- en aankomstplaats. Wat daar tussen aan te treffen zal zijn blijft nog een verassing. Dat is onderdeel van het avontuur. Wie geen tegenslagen kan verwerken dient thuis te blijven, hoewel je daar je leven ook niet zeker bent. Zie: keukentrapje.

Onmiddellijk dringt zich de vraag op, hoe zal ik deze tocht ondernemen. Per Toyota Hilux, te voet of toch per kameel. Nu heb ik in het verleden veel geleerd van Arita Baayens, maar toch te weinig om zelf een kameel te besturen. Vrij snel komt daarna de vraag, moet ik dit nu wel willen. Waarom geen andere bestemming kiezen. Iets eenvoudigs, Pieterpad, LAW Adlerweg, Santiago staat niet op mijn bucketlist. Overigens, die heb ik niet, die list. Of bijvoorbeeld van Tenerife naar Lanzarote. Bij twijfel; always stick to the plan. Kort en goed, in gedachten loop ik het routeplan even na en al vrij snel is daar de ontmoeting.

Iets, ver weg zinderde. In dit landschap heb je dat; zinderen. Hitte, leegte en zand. Een stofwolk boven de horizon. Ik wist, dat kon alleen maar een karavaan zijn. We zitten bijna in een pionierswoninkje op Mars, hier in deze zandbak zijn nog karavanen. Ik er op af. Tegen het eind van de volgende dag was de stofwolk gaan liggen. De karavaan, een onafzienbare rij kamelen, was tot stilstand gekomen en ik was er bijna. Hun begeleiders hadden in een oogwenk een aantal tenten opgezet. Behoedzaam naderde ik. De honden merkten mij het eerst op. Het beangstigende geblaf verstomde door een enkele kreet. Een kreet die ik hier onvertaald zal laten. De ongeorganiseerde kudde geiten versperde mij de weg naar het kampement, naar die mij zo biologerende zwarte tenten. Die met hun organische vormen zo middeleeuws afstaken tegen de hemel waar de duisternis snel uit afdaalde.

Salaam Aleikum! Bedeesd stelde ik mij op, op ruime afstand van het kamp, terwijl het zweet, wat juist was opgedroogd na de verzengende dagtrip, mij tappelings langs de broeksband stroomde. Namelijk, de grootste hond, iets Mastiff-achtigs besnuffelde geïnteresseerd mijn kruis. Om clichés te vermijden, binnen in de tent was het donker, een enkele olielamp en vetpit brandde, er blonk wat koper hier en daar en de thee was zoet. Onder hun alles bedekkende bruine en blauwe kleding leken de bedoeïenen mij mager toe. Een groep van veertien of vijftien, mannen en vrouwen en een kleiner aantal kinderen. Lachen deden ze niet, maar onvriendelijk is hier niet het goede woord.

De geur daarbinnen was een mengeling van geit, vuur, mest, zweet en – ik wil het niet romantischer maken dat het was – een zware zweem van parfum die mij herinnerde aan vroeger: patchouili. Het tapijt was, hoe kan het ook anders, zanderig, met Shiraz motieven. Het stuk vlees wat me werd aangeboden rook naar bok, maar smaakte als geit. Toen ik aanstalten maakte om veertig meter verderop mijn Coleman Tatra op te zetten kon daar geen sprake van zijn. Mij werd een tent toegewezen, die wat achteraf stond. Behalve een zwaar Kashar tapijt dat de hobbelige woestijnbodem gedeeltelijk bedekte was de tent leeg.

Mijn hart had moeite zijn normale gang van zaken, van 52 per minuut, te hervatten. Zo lag ik alles nog eens te overdenken. Eindelijk, eindelijk had ik het bereikt. Ik was bedoeïene tussen de bedoeïenen. Achter mijn gesloten ogen deed ik, platliggend een serie Tai-chi oefeningen. Dat kan, ik word daar zo rustig van. Juist was ik begonnen aan Vang de Schildpad toen een licht geruis naderde. Heel even maar, zag ik in de driehoek van het geopende tentdoek een silhouet, afgetekend tegen de oplichtende Melkweg. Belletjes tinkelden, patchouili vulde de ruimte, die even later verlicht werd door een olielampje. Een olielampje, ik verzin dit niet, in de vorm van het lampje van Aladdin. Dat lampje werd vastgehouden door een slanke hand, bruin met blauwe tatoeages en gouden druppeltjes bengelden aan een even slanke pols.

Toch twijfel ik nu, met of zonder bagagevervoer.

Fragment uit mijn boek ‘Te voet, hoe nu?’ Van Globe – reisverhalen.

 

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s