Tagarchief: walvisbunker

Terrassenweer

‘Het is mij vreemd te moede’.
Voor diegenen die schrijvers dezes kennen of menen te kennen, het zal hen zeker niet ontgaan zijn dat hem (de schrijvert) wel vaker enig cynisme overvalt en zijn relativering ontbreekt en hij op sommige momenten van onbegrijpelijke maatregelen en onzinnige verboden of overbodige veiligheidsmaatregelen, kortom, bij alles ‘van bovenaf’, naar zware middelen zou willen grijpen, zoals neerslaan, omsingelen, pijnigen en meer zulks, echter de lezer weet; hij doet geen vlieg kwaad. Daarom hier bovenstaand eufemisme gebezigd.

Pakweg een halve eeuw en tel daar gerust nog tien jaar bij op, nadat hij voor het eerst in zijn toen nog korte leven oog in oog stond met de machtige betonnen commandopost, kon hij hem nu tonen aan Harry en Angela ook. In de lange hete zomers van toen beleefde hij hier met zijn broers de zware beschietingen, bombardementen en andere gewelddadigheden waar kinderen in hun onschuld zo van houden. Alvorens zich met Eega en zijn gasten onder te dompelen in de overweldigende schoonheid van de schepping God’s en Natuurmonumenten het duingebied Zeepeduinen, leidde hij de route eerst langs – hier niet het te pas en te onpas gebruikte ‘schuldig landschap’ van mijn goede vriend Armando gebruiken – de met vuige geschiedenis beladen bunker. In het genoemde paradijselijk landschap hielden de reetjes en ander gedierte zich schuil, op een enkele gierzwaluw na.
Harry, alert als altijd ontwaarde en benoemde, als rechtgeaard bioloog, een pinksterbloem en een herderstasje die dapper hun kopjes uit het droge duinzand hoog hielden. Na een omtrekkende beweging via de Zandstraat en het pittoreske kerkje van het ringdorp Burgh werd het gezelschap vergast op een fantastisch relikwie uit een nog verder verleden, mogelijk nog rauwer en barbaarser. De Karolingische burcht. Men hanteerde toen geen beton maar slechts aarden wallen en gevlochten wilgentenen. Deze gebruikte materialen mogen vriendelijk overkomen, de kokende pekpotten die toentertijd daar achter klaar stonden doen anders vermoeden.

Maar nu dat waar dit verhaal eigenlijk heen wil, met, alweer een omweg, weliswaar. Het mocht weer. Na maandenlange drooglegging was het toegestaan, buiten, met al de uitgekauwde voorzorgsmaatregelen bij een horecagelegenheid – met vergunning, iets te drinken. Het Nederlandse volk mocht winkelen in overvolle supermarkten maar een tochtig terras op het strand aan de koude Noordzee waar het altijd waait was te gevaarlijk. Deze dag stormde het nog niet, maar de visserman uit Bruinisse zou het een stevige bries noemen, zelfs voor de van origine Zeeuws geborenen die schrijver dezes en zijn Eega ten slotte zijn, waaide het hard. Kwam het door een onverhoedse windvlaag of toch weer door zijn ongecontroleerde motoriek en enthousiasme dat, haast traditioneel, alweer een vol glas kostelijk vocht zinloos over tafel vloeide. Het was zuiver te danken aan het zout en het vet dat de kabeljauw en de zeetong niet wegwaaiden, maar het mocht weer.

Dát, dat mogen én het zojuist aangebrachte hekje bovenop de inmiddels tweeëntachtig jaar oude bunker, door de kinderen ‘ de Vliegtuigbunker’ # genoemd, en die nu bij thuiskomst digitaal gezocht en gevonden ‘de Walvisbunker’ blijkt te heten, dat hekje plús het bordje ‘Valgevaar’, dat maakt dat ondergetekende het vreemd te moede is. Wel voelde het goed dat Harry en Angela achterbleven om het Fort Ellimet te bewaken. Goed voor zijn gemoedsrust.

# Digitaal dus nu info vindbaar, met zelfs de plattegrond van deze bunker, de kamertjes en gangen tussen de metersdikke muren. In de stalen koepel bovenop bevond zich een periscoop. Het was de commandobunker van een heel stelsel bunkers op Westenschouwen en maakte deel uit van de Atlantikwall. En het uitstekende schuine deel, dat aan een vliegtuigvleugel doet denken was een zogenaamde scherfmuur.