‘Jij leeft in dezelfde wereld als ik
Maar op de een of andere manier
Zag ik je nooit, tot vandaag
Ik schaam me om dat te zeggen’
Melanie, de allereerste LP die ik kocht, nog voordat ik de film Woodstock zag. Met haar lieve liedjes, met teksten die nog steeds zo van toepassing zijn, in de harde wereld van nu. In een documentaire ging (lieve) Dieuwertje Blok op zoek naar de organisatoren van het festival. Goedbedoelende, mensen, een beetje naïef, niet wetende dat ze geschiedenis zouden schrijven. Dat er 400.000 mensen zouden komen, dat werkelijk alles fout zou gaan. Te weinig van alles, eten, drinken, wc’s. Onweer en uiteenvallende podiums. Hoe konden ze weten dat dit een livechangend event zou worden, het leven van miljoenen mensen wereldwijd zou vormen. Including mine.
Toen ik vijfentwintig jaar geleden, aan de collega’s – toen werkte ik nog – vroeg wie gisteren de film Woodstock had gezien, bleef het ijzig stil in de kantine. Nooit van gehoord. Binnenkort is het dan dus vijftig jaar geleden en de film wordt eenmalig, nu nog langer, vertoond. Even voelde ik sterk de aandrang, evangelist als ik ben, om iedereen in mijn omgeving aan te sporen te kijken. In de ijdele hoop, alsnog de wereld te verbeteren. Want dat was de boodschap, van de flowerpower toen, de hippies. Wat zich in Nederland vertaalde in Provo, het witte fietsenplan, de Kabouterpartij en tuintjes op het dak.
Fotomuseum Rotterdam, de tentoonstelling ’Eye love you’ van Ed van der Elsken ademt precies die sfeer. Heel herkenbaar, niet alleen de foto’s, ook zoals het gepresenteerd is. En het ronddwalend publiek. Mijn generatie, allen met een glimlach vol weemoed.
‘Beautiful people
You ride the same subway
As I do ev’ry morning
That’s got to tell you something
We’ve got so much in common
I go the same direction you do
so if you take care of me
maybe I’ll take care of you’
Het moment dat Dieuwertje, in hippiefladder kleren, het festival terrein bezoekt, aan het eind van de documentaire. Niet dus in het plaatsje Woodstock waar het eerst gepland was, maar bij het piepkleine Bethel. De camera zwenkt weg van haar en toont het terrein. In zijn volle pracht, groene velden zacht glooiend omhoog. The holy grounds. Het voelt ook nu, net als aan het eind van de film, een vreemd soort ontroering. Chickenskin! Hoewel het veld er toen totaal anders uitzag, zoals het hoort na een festival, een modderige vuilnisbelt. Met de klagendzingende gitaar van Jimi Hendrix er overheen.
Eigenlijk is dat droeve einde van de film een voorspelling. Wat is er terecht gekomen, van die idealen. De mensen van toen, mijn generatie, we hebben er weinig van gebakken. Love and peace is ver te zoeken, intolerantie voert de boventoon. Zei Bob Dylan het al niet: “The times they are a changing”. Het is een andere tijd met andere problemen, niet zozeer oorlog nu, het milieu. Het is aan de jeugd, op te komen voor een betere wereld. Voor mooie mensen.