Ze zal er altijd zijn, de zee
langs de randen van het land
waar ik dikwijls naar verlang
en soms maakt ze me bang
Ze kan bulderen en ruisen
deinen en spetteren
kolken en fluisteren
uren kan ik luisteren
Ik heb de zee zo lief
haar ruimte en haar leegte
gevoel van haar oneindigheid
en ook dat nonchalante
Ze kan zo lekker ruiken
lekker zoutig smaken
schuim en zand en nat
heeft soms een slechte adem
Ik heb haar nogal lief
haar vrede en haar vrijheid
ze gaat gewoon haar gang
in haar onafhankelijkheid
Ze kan blauw zijn of groen of grijs
of alles daar tussen in
of oranje en zelfs rood
en wit in ’t nachtlijk duister
De zee, ik mag haar wel
net als de herinnering
aan hen die ik er zoende
de zee, die er altijd zijn zal
met haar onverschilligheid
over mijn aanwezigheid
(uit mijn bundel 84 Goedkope Gedichten)