
En nee ik ga het hier niet hebben over Randy Newman*, maar over The Fine Young Cannibals. Soms moet je als schrijver gewoon ergens tegenaan lopen, wordt het je zo in de schoot geworpen. En dat gebeurde nu en ik ging dat, zoals het hoort, meteen eruit rammen, kannie schelen hoe laat het wordt vannacht. Een Affligem Triple erbij en gáán. Elke avond in de laatste week van het jaar zit ik aan de buis geplakt om dat allemaal op te slurpen, de vergeten nummers, leuke feitjes, de quiz en iemand die een bijzonder verhaal heeft over muziek, in de Top 2000 á go-go.
*’Got a wife got a family, Earn my livin’ with my hand, I’m a roller in a steel mill, In downtown Birmingham‘
The Fine Young Cannibals, wat een heerlijke naam voor een band, ik zou het zelf verzonnen willen hebben. Een kleine docu over hen. Het ging niet over hun hit, ‘She drives me crazy’, maar over het minder bekende ‘Johnny come home’. De driemansband ging uit elkaar maar de zanger Ronald Gift ging solo verder en treedt nog steeds op en over hem gaat deze minidocu. Opgegroeid in Birmingham reisde hij al jong heen en weer naar Londen, met de trein en kwam dan aan op Euston Station. En daar sloeg ik meteen op aan, dat Euston Station, die naam is mij heel goed bijgebleven. Ronald Gift vertelt dat hij in 1975 een aangrijpende documentaire zag, er kwamen per dag zo’n twintig weggelopen kinderen aan op dat station. Die brachten daar de nacht door en werden de volgende dag ondervraagd en meegenomen naar een opvangplek. Tien jaar later schreef Gift er de song ‘Johnny come home’ over.
Razendsnel tijdens de terugkijk-tv krabbel ik lukraak op de krant van vandaag deze namen, feiten en jaartallen, dwars over de foto van Brigitte Bardot, die gisteren overleed. B.B., zo mooi, stijlicoon, sekssymbool, die afgleed tot een verachtelijk racistisch kreng. Ze werd 91. In mijn jeugd belandde ook ik in Euston station, weliswaar niet weggelopen van huis, maar voor de lol liftend rondzwervend. Terug uit Edinburg, met een heel lange lift in een Ford Transit busje dat stopte voor elke lifter en waar een zware lijflucht hing van ongewassen lifterslijven, het mijne incluis. Van dagen en nachtenlang doorliften, in parkjes en bushokjes slapen word je enorm smerig, ook ik was een fine young cannibal. Ik bracht de nacht door op de vloer van dat grote station, mijn rugzak bewakend tegen het rondhangend gespuis.
In de documentaire loopt Gift door de buurt in Birmingham waar hij woonde en het regent er pijpenstelen. Het is tijdens de beruchte storm Claudia in de UK van een paar maanden geleden. Grappig, of regent het altijd in die stad? Na de ijskoude nacht in een deckchair buiten op het sloependek op de Ferry naar Dover, het liften naar Londen en verder noordwaarts, half slapend in een grote truck met oplegger werd ik eruit gegooid in de stad Birmingham, waar het juist droog werd na een wolkbreuk. Ik zette mijn tentje op, op een klein bultje in een weiland het enige plekje dat niet onder water stond. Ook die naam Birmingham kleeft dus in mijn geheugen. Gift woonde een tijd in de stad Hull, ook daar bewaar ik zekere herinneringen aan, maar dat is een ander verhaal. Onlangs zong Ronald Gift in The Birmingham Symphony Hall:
‘Nobody knows
The trouble you feel
Nobody cares
The feelin’ is real Johnny
We’re sorry, won’t you come on home
We worry, won’t you come on
What is wrong in my life
That I must get drunk every night
Johnny, we’re sorry’