
Tuurlijk, ik was ook zo, had net m’n rijbewijs, huurde een VW-kever, haalde mijn broers op en dan gingen we scheuren. Volgas over de bolle weggetjes door de polder, haarscherp langs steile slootkanten en dan slippend met de achterwielaandrijving onze straat in. Of later, met mijn eerste autootje, een Fiat 850 (geen opgevoerde Abarth) steeds hetzelfde parcours afleggen, of het nóg sneller kon. Je bent jong en je ziet geen gevaar en het besef dat je voor zoveel overlast zorgde zou pas veel later komen.
Drie broers, alledrie een brommer, alle vrienden ook een brommer, die allemaal gas gaven en te hard de straat uitscheurden voor een rondje door het centrum. Het begrip voetgangersgebied was nog onbekend. Achteraf, wat waren wij een plaag voor de buurt. En nu maar klagen over de fatbike. De fatbike? Een zegen, geen lawaai, geen stank, want oja, die brommers stonken als de hel. Irritant weggedrag, die fatbikesjochies, tuurlijk, maar dat hoort bij de leeftijd. Aan de andere kant, ze zijn buiten, zitten niet lui binnen achter hun IPhone of gamecomputer. Opgevoerd fatbikeje? Tja je bent jong.
En dat kan ik niet zeggen van dat witte monster, dat nu mijn buurtje terroriseert. Kijk, als hij vertrekt, een straatje verder en hij komt voorbij, hoor ik een zacht donker gerommel, de rijen cilinders zijn nog koud, eerst warmdraaien voordat het gaspedaal kan worden ingedrukt. Maar o wee, als de witte Maserati thuiskomt, al op de ring hoor ik hem. Alsof ik naast Zandvoort woon. Steeds dichter komt de witte Maserati, na elk bochtje en na elke rotonde wordt er opgetrokken alsof hij uit de Tarzanbocht komt, om na dertig meter weer terug te schakelen voor de Slotemakerbocht om dan op te trekken tot het Scheivlak en onmiddellijk sterk te remmen. Dan bij mijn voordeur, brullend haast stilstaand schuin het iets verhoogde fietspad over stekend, dat kan de lage spoiler van de witte Maserati niet hebben. Om dan weer volgas te gaan, tot de bocht naar het woonerf als ware het de Arie Luyendijkbocht, twintig meter verder.
Nog één jaar de oudejaarsavond en de weken ervoor uitzitten, voordat de ‘traditie’ langzaam zal uitsterven. Nog pakweg enkele tientallen vingers en hele of halve handen sneuvelen en dan eindelijk terug naar normaal, een rotje of een sterretje, allez, vooruit nog een enkele gillende keukenmeid. (of bestaat of mag dat niet meer) Overlast, ach ja, je bent jong.
Waar de witte Maserati vervolgens wordt gestald is mij niet duidelijk, vermoedelijk aan het zicht onttrokken achter een waarschijnlijk automatisch openende garagedeur. En dat is jammer, ik zou in staat zijn om bijvoorbeeld met mijn groene of grijze container net te dicht langs de witte Maserati te lopen. Ik zou dat willen, maar ik doe dat natuurlijk niet. En als die bestuurder nu nog jong was, maar nee, dat ook niet. Het is gewoon een volwassen man, met waarschijnlijk net iets te veel geld en iets te veel testeron. Sterker nog, als ik zijn nummerbord mag geloven is het nog een Belg ook. Ik zou hem willen toeroepen;
‘Crapuul dat ge daor staot!’