Shorts of London

Het was misschien studentikoos maar toch gezellig. Ik weet niet eens meer of er live dixieland werd gespeeld of toch gewoon plaatjes gedraaid. Spotify bestond nog niet in het jaar 1975. Want daarover gaat het in dit onderhavige verhaal. Misschien iets te veel bier en ook te veel onder de indruk van het vlammend rode haar van de vriendin naast me. Een halve eeuw later ben ik er weer eens, het Rembrandtplein in Amsterdam. Het café is er niet meer, alles heeft inmiddels een andere naam gekregen. Ook de gore ‘krul’ waar ik een eens maar nooit meer ervaring net niet beleefde is gelukkig verdwenen. Het standbeeld van Rembrandt staat er nog, de bronzen beelden die lange tijd de Nachtwacht uitbeelden niet meer. Passend bij deze tijd staart Rembrandt nu naar het goud geschilderde beeld van kunststof, ‘De Denker’ van Josefh Klibansky. We zijn op weg naar de Stopera, waar het enige moeite kost om de juiste ingang te vinden. Tenslotte worden we door mijn goede vriend Adrie langs de beveiliging binnen gesluisd voor een korte rondleiding en wie weet een vis-á-vis met burgemeester Femke.

Haarlemmerdijk – Nieuwendijk – Dam – Kalverstraat – Spui – Reguliersbreestraat, alles ademt herinnering. Tip de Bruin, zo’n typisch Amsterdamse zaak uit die tijd, met de goedkope smokings in de etalage, hij is er nog, opgepimpt. Het sjieke Austin Reed, Engelse herenkleding, waar ik werkte niet – sollicitatiegesprek in Krasnapolski – en waar bijvoorbeeld de schoenen zo duur waren dat ik een ras Amsterdammer hoorde kraaien: krijg je er een Cadillac bij kadów? De ordinaire meubelzaak Woltering, mijn eerste baantje waar ik na één week alweer wegwilde, maar ja, ik zou en moest naar Amsterdam. De bloemenkramen bij het Spui waar ik met mijn koude klauwen enorme kerstbomen kocht en die de hele Kalverstraat door sleepte. Tuschinski, waar ik mijn moeder en later mijn latere vrouw verraste met de pracht en praal. De Cineac, de filmtunnel waar je verplicht rookte en ik de onvergetelijke film Midnight Cowboy zag. En dus de Stopera, pas gebouwd na lange protesten. Voorafgegaan door de Nieuwmarktrellen, waaraan ook ik deelnam, maar als pacifist niet met stenen gooide.

Wel nieuw nu, biertje in de zon, op een boot in het water van het Rokin, links, daar was V&D, daar was de Bonneterie, daar nog steeds de luxe sigarenboer Hajenius en nog wat verder Jaeger, dure Engelse dameskleding waar ik ook werkte.
‘Wat is het toch een heerlijke stad’
‘Ja, dat zei je net ook al’, zegt Eega.
We vergapen ons in de Bijenkorf die nóg luxueuzer is. Het Damrak kun je beter mijden, mits je interesse hebt in Nutella, molentjes, stroopwafels of kaas. Hier zat toen, noot vroeger (vroegah) (kúile) zeggen, een brave thee- en koffie zaak met een bepaalde deur. Daarachter bevond zich een geheime disco. Helemaal van die tijd, verlichte dansvloeren, tapijt aan de muur en lichtshows op het ritme van de soulmuziek, want dat was het wat daar gedraaid werd. De roodharige en ik waren meestal de enige blanken en we dansten de vonken uit de vloer. In de spits in de volle tram, net als toen, maar nu naar het Art-hotel; kapot geslenterd.

Eindelijk, sinds zoveel jaar, weer eens in het Stedelijk. Natuurlijk wandelde ik eerder over het vernieuwde Museumplein, dat alweer aan een upgrade toe is zie ik. In de witte plastic wasbak echter was ik nooit. In de kelder eronder biedt de grote zaal een vervreemdende ervaring met een in groen licht gehuld leger van reusachtige figuren. Het museum is kleiner dan in mijn herinnering, een kopje thee met een gebakje veel duurder. We dompelen ons onder in de wereld van de kunst, soms onbegrijpelijk, adembenemend en ook veel van o ja, dit ken ik, hier zie ik het voor het eerst in het echie. Zo ook met ‘peinture á la haute tension’, de neonkus. Toepasselijk na een kort bezoek aan I love Amsterdam.

Plaats een reactie