Angela

Begrijp me goed, ik ben zeker geen fan van Angela de Jong, maar wat schreef ze een geweldige column laatst. Die, dat je beter over de Islam kan schrijven dan over de Hond. Ooit waagde ik me er ook aan, iets schrijven over deze plaag. Maar dan gecamoufleerd, enigszins besmuikt. Juist alsof ik heel graag ook een hond zou willen, eentje die niet kwijlt of stinkt. En heel belangrijk, wat ik nog vergat, eentje die niet poept. Je zal toch met je hand verpakt in een plastic zakje zo’n intens vies, zacht en warm vers uitgescheten stuk stront op moeten pakken. En dan daarmee weer naar huis moeten wandelen. Daar is maar één woord voor, Gétverredémme. Maar neehoor, dat vinden we allemaal helemaal niet gek, dat is volkomen geaccepteerd. Net zoals daar staan, een beetje de andere kant opkijkend, of op je telefoon, terwijl jouw dier met lichtgebogen rug zijn drol uitkakt. Dat is gewoon heel gewoon.

Ik schreef ook een verhaal over dr. Deng, die uitgerekend had hoeveel kuub excrementen er inmiddels moeten liggen in de groenstrook naast zijn huis. Zoveel honden in zijn omgeving maal zoveel keer per dag is; een schrikbarende hoeveelheid. Naar beneden afgerond zijn er in Nederland ongeveer 1,8 miljoen honden. In een kleine straal rondom mijn huis tel ik er zo al een stuk of tien. De meeste daarvan blaffen gelukkig niet of bijna nooit. Maar die paar die dat wel doen verpesten het voor de rest. Waarom vinden we dat met z’n allen gewoon? Ik blaf niet, ik maak geen lawaai. Maar de hond mag gewoon blaffen, dat geeft toch niks, ach, laat hem toch. Zoals die buurman die standaard dat zwart-witte ding elke ochtend al voor zeven uur loslaat in zijn tuintje. En dan dus hele buurt wakker blaft; gewoon.

Ik zal, net als Angela, er wel niet over mogen schrijven, maar nu ik ben begonnen ga ik nog even door. De lange lijn. Wat een onding is dat, althans in de handen van veel hondenbezitters. Baasje op de stoep, hondje meters verder aan de lange lijn in de groen (poep) strook aan de andere kant van het fietspad. Alsof ze alleen op de wereld zijn, die fietser moet maar remmen, of zien dat hij er voorbijkomt. Laatst kwam ik zo’n stel tegen, wandelend, verder naar links kon ik niet, steil dijktalud. Letterlijk stilstaan en wachten tot het baasje de lijn inhaalde, de hond naar zich toetrok, grappig lachend en niet begrijpend dat ik niet, zoals hij, stráálverliefd ben op zijn dier.

Nog erger, loslopende beesten. Als wandelaar wandel je veel. Sommige hondenbazen doen dat ook, met dat beest. Het liefst wandel ik door de natuur en het liefst word ik dan niet opeens besprongen door een hond. Of besnuffeld, of benaderd, nieuwsgierig, agressief of enthousiast. Ik weet niet wat dat beest gaat doen dat op mij afkomt, of soms opeens voor me staat. Kwispelend of met grommend met opgetrokken bovenlip. Ik heb daar geen zin, dat hoeft voor mij niet, gek hé, mag dat?

Gelukkig is er in mijn stad één stukje (nieuwe) natuur waar geen honden mogen komen. Dat dat stukje zwaar ter discussie staat is logisch. Hondenbezitters vinden dat niet normaal, zij willen daar ook in mogen met hun dier. Laatst kwam ik er toch zo’n stel tegen en diep, heel diep van binnen dacht ik heel kort aan Angela, hoe zij haar column eindigt. Dat zij op een bepaald moment dan voor een algeheel hondenverbod is. Maar dat natuurlijk niet hardop zegt.

Plaats een reactie