Van de Kreeke naar de Kraage

Een groot reünie-ganger was je toch nooit. Zeker niet na die keer dat je er speciaal een flinke afstand voor aflegde en de portier van de plaatselijke schouwburg waar de reünie zich zou afspelen je, enigszins glazig aankijkend antwoordde dat ‘dat gisteren was’. Op de diverse scholen en opleidingen behoorde je niet tot de harde kern, was je een outsider of te vaak afwezig om met wie dan ook een dusdanige band opgebouwd te hebben dat je diegene nog heel graag eens zou ontmoeten. Niet dat je niet nieuwsgierig was hoor, hoe zou het met die of die gegaan zijn, of hoe zouden zij, de vele meisjes op wie je heimelijk min of meer ietwat verliefd was geweest er nu uit zien.

Wat je nooit doet, kon nu wel, appen in de auto. De file was volledig tot stilstand gekomen, een bemodderde vrachtwagen werd uit de sloot gesleurd en je meldde alvast dat je later zou zijn. Het was nog slechts twee jaar geleden, de vorige reünie, zelfde mensen, zelfde plek. Zou het weer nét zo gezellig zijn als toen? Ja dus, warme ontvangst, handenschudden en krampachtig hield je vast aan de nieuwe begroeting, de post-corona hug, niks drie keer zoenen die alle nichtjes je nog probeerden op te plakken. Neef A kwam op je af met een stevig ingepakte koker met de mededeling dat hij een oorkonde voor je had. De schrik sloeg je om het hart, o no, wat krijgen we nou, toch niet weer? Waarom, wat had je gedaan? Eerder dat jaar was je op een samenkomst naar voren geroepen, gehuldigd en tot erelid benoemd. Nu koffie met voetbad, bolus met plakhanden, links en rechts gesprekjes, bekende en onbekende oude foto’s in oude albums bekijken. Nichtje G gaat volautomatisch door over jullie laatste onderwerp van lang geleden, dat je even moet schakelen en denken van oja…  en ha daar is neef B die er de vorige keer niet bij was en heel lang niet gezien.

De oorkonde blijkt een zeer oude prent van de Groothoofdspoort uit jouw stad, aangeschaft door A in een verre stad in Frankrijk. En je kunt niet anders dan de gravure in dank aanvaarden en allen hartelijk welkom heten in die oudste stad van Holland, met de belofte hen rond te leiden. Soep en heerlijke broodjes met neef F en dan in kleine colonne met auto’s naar het startpunt van de wandeling. ‘Geheim!’ volgens de reünie-leiding. De voorspelde regen blijft uit, het wordt alleen maar warmer. Gezellig keuvelend kuiert de groep in wisselende samenstelling door ‘nieuwe natuur’ en plotseling openbaart zich een prachtig uitzicht, over de ‘Kreeke’ en in de verte ‘het dorp’. Met nichtje S haal je herinneringen op, samen logeerden jullie op de boerderij, heel jong nog. De vorige keer poseerden jullie zelfs samen hand in hand tussen de verschoten stenen leeuwen naast de trap van het stadhuis. De stoet houdt halt bij een boom, oja, hier was het, dit is De Plek, de boerderij. Je probeert het, voel je wat? Zindert er iets, heimwee, warme jeugdherinneringen van zólang geleden. Daar moet het wagenhuis gestaan hebben, de hoogstam fruitbomen, het varkenskot en in de wei achter de meidoornheg, jouw lievelingspaard Nelly. En ook deze keer is de plek voor de groepsfoto op het bruggetje over de ‘Kreeke’, wat moeite kost, mensen zijn diep in gesprek nog verderop, anderen gaan er alweer vandoor. Jij schreeuwt de vraag: ‘Wie heeft hier eigenlijk de leiding?’

In het dorp blijkt ‘De Rozemarijn’ er niet op vooruit gegaan, huisjes waar grote gezinnen woonden zijn verworden tot garages. Het schelpenmuseum staat leeg, op één grote doopvondschelp na. Café De Rode Leeuw, op het pleintje waar jij vroeger met je broers stunts uithaalde met de fiets, wordt omgetoverd tot appartementen. Ook werd je hier dikwijls gevraagd ‘van wie judder er één waren’ of noemden ze je ‘jongens van Jan de Wit.’ Daar was de muziektent, de hoefsmid en daar de vijver met de fontein. Sentimentele herinneringen en neef B zegt; ‘Ik mijmer wat áf!’

Grappig in dit verband te melden is dat je dochter bevriend is met een Amsterdamse huisarts, afkomstig uit Philipinne, die nu hij weet dan de oma van je dochter uit Zaamslag kwam, te pas en te onpas je dochter aanspreekt in voor haar onverstaanbaar Zeeuws Vlaams.

Heerlijke chaos om carpoolend terug bij de achtergalaten auto’s te geraken. Eenmaal daar is broer R zijn autosleutel kwijt. Lichte paniek ontstaat en je begint er, berustend, al vanuit te gaan dat het een latertje wordt vandaag, reservesleutel halen, maar wonderen bestaan nog, in een carpoolende auto is een onbekende sleutel gevonden.

Tijd voor de nazit bij de ‘Kraage’. Automatisch verdeelt zich de groep aan tafel, je kunt nu eenmaal niet iedereen spreken, en laten we wel wezen, sommige neven en nichten ken je eigenlijk amper of zelfs niet. En wie schuift daar aan tafel: Tánte! De laatst nog overgeblevene van haar generatie en ze ziet er goed uit en is nog springlevend. Met een stapel nog weer nieuwe oude foto’s, veel van oom F en haar. Oom F was een James Bond-achtige verschijning, had goed een fotomodel kunnen zijn. Zoals neef A zegt: ‘Zij waren vroeger het mooiste stel van Z.’

We nemen een biertje en we nemen er nog één en vooruit, een bitterballetje gaat er ook wel in bij deze gezelligheid. Je zit even bij Tante, bij wie je eens logeerde en op wiens pick-upje je steeds dat plaatje van de bossanova draaide. Ze is op de hoogte want ze vraagt of je nog steeds klimt en of je de Mönch hebt beklommen en de Matterhorn! Jouw voorstel om een tijdelijke groepsapp te maken zodat men de gemaakte foto’s daarheen kan appen, zodat iedereen meteen alle foto’s heeft vindt geen ingang. Niet iedereen doet er aan, appen en er is ook bij anderen de overgang naar Signal. Ingewikkeld allemaal. Her en der word je uitgenodigd om eens op de koffie te komen en anderzijds geldt dat natuurlijk ook; welkom! De reünie-leiding roept stipt om vijf uur: ‘Het is Afgelópen!’, maar we zijn nog lang niet uitgepraat, nog lange niet, nog lange niet…..

Plaats een reactie