
‘Wat maak jij toch veel mee’, wordt mij weleens gezegd en dat klinkt bijna als een verwijt. Valt reuze mee vind ik zelf en zeker nu als pensionado vaar ik door ietwat rustiger vaarwater. Er zijn ook heus momenten dat ik eenzaam door uitgestorven troosteloze polders fiets en wanhopig uitroep; ‘Hallo, is hier nog iemand?’
Wat me nu weer gebeurde, tot het laatst aarzelde ik, wel of niet naar de Nieuwjaarsreceptie van mijn club, voor een deel van de harde kern van NKBV Rivierenland, het selecte groepje van ruim gerekend 50 klimmers van de meer dan 1100 Regioleden. Goed en wel binnen, het was opvallend drúk, werd ons gesprek onderbroken; het officiële gedeelte, ik moest naar voren en wel helemaal, er ging iets gebeuren. Tot mijn totale verassing kreeg ik een toespraak, een lofrede. Tijdens de eerste woorden doken opeens mijn trouwe vrienden van de GGE* op, mijn mond viel open en in een schaterlach zwaaide ik naar hen en toen pas zag ik dat mijn trouwste metgezel, Ada – altijd onder het pseudoniem Eega figurerend in mijn verhalen – er ook bij aanschoof. Elwin, onze penningmeester, ging onverstoorbaar verder; wat ik allemaal had gedaan, hoelang was ik al lid, wat ik had betekend voor de club. Was ik eerst nog verbaasd, gaandeweg alle loftuitingen begon ik me steeds ongemakkelijker te voelen, het hield maar niet op. Af en toe ook doorspekte Elwin zijn verhaal met leuke anekdotes, dat ik dacht hoe weten ze dat allemaal en hoe hebben ze dat nou weer onthouden.
De GGE*, de door mij opgerichte bergsport vriendengroep, dit jaar Zwitserland, 31e tocht.
Ik was werkelijk flabbergasted, sprakeloos, had een droge bek, riep er dwars doorheen dat ik dórst had en het ging maar door. Ik wilde de spreker af en toe aanvullen of verbeteren maar kwam er niet tussen totdat de aap uit de mouw kwam, ik werd benoemd tot Erelid der Regio Rivierenland van Nederlandse Klim- en Bergsport Vereniging.. Een illuster gezelschap, van nu slechts twee leden, de ander is Jos Mesman, de lieve vrouw is helaas overleden, jarenlang voorzitter en voorvechtster voor de vereniging, met liefde voor de club. Precies dat wat ik ook altijd beoogde, er een club van maken, een clubgevoel creëren, saamhorigheid waar iedereen zich op zijn gemak kan voelen.
Ik kreeg onder andere een tegoedbon voor een mooi hotel, Castel de Pont-à-Lesse uit 1800. Inderdaad, ik heb het ooit gemompeld, dat ik er wilde overnachten met Eega, toen wij ons in de fraaie lobby moesten aanmelden en daarna door het parkachtige bos met de enorme sequoia’s naar het gelijknamige klimgebied wandelden. Klimmers hebben kennelijk een goed geheugen.
Tja, het was een lange lijst, ik heb heel veel gedaan, maar ach, over dertig jaar uitgesmeerd valt het ook wel weer mee. Hoogtelijn, Nieuwjaarswandelingen, klimcommissaris, lezingen en nog meer. En toch, het was veel te veel eer, ik blijf liever ongezien achter de coulissen. Toen ik die nacht heel laat naar bed ging, de hartslag was gekalmeerd, bedacht ik pas wat ik had moeten zeggen. Ik ben een zeer slechte spreker, beter schriftelijk dan mondeling:
‘Als ik dit geweten had, was ik niet gekomen. En ik deed het allemaal alleen maar voor mezelf omdat ik het zelf zo leuk vond, nee hoor, uit liefde voor de club en al die leuke mensen. Kennelijk zit ik de ‘winstpunten’ momenteel. Oudejaarsnacht ontmoette ik een vage kennis. Hij las mijn boek ‘Cowboy in Nepal’ (2009) en herlas het nu opnieuw, maar zocht op internet alle routes, hutten en toppen op en zag het allemaal voor zich. Voelde voor mij als een heel groot compliment. En haha, om het helemaal echt te maken, ik wil alle mensen bedanken en bovenal mijn lieve Eega daar’
Kun je nagaan, Elwin, de spreker, ken ik al tweeëntwintig jaar. Ik organiseerde, met subsidie van het NOC-NSF, twee keer een ’Masterclass’, voor twaalf talentvolle klimmertjes uit onze jeugdgroep. Gegeven door Mirjam Verbeek en Casper ten Sijthoff, beiden meervoudig Nederlands kampioen leadklimmen. Van die selecte groep klimt een aantal nog steeds en is zelfs een aantal nu kliminstructeur, zo ook Elwin. Na afloop van zijn speech herinnerde ik hem daaraan en hij bleek dat niet meer te weten, dat ik ook daar achter zat. Gelukkig maar en ook dat nog veel meer dingen niet genoemd werden, het was allemaal al gênant genoeg. VVA lid, afgevaardigde van de Regio voor landelijk overleg. Materiaal depotbeheerder, (rare) film voor vijftig jaar Rivierenland, bergsportquiz enz. En dat ik in feite het toenmalige blaadje ‘Relais’ gebruikte als platform voor mijn hobby; schrijven.
Mag ik hier één titel noemen die iets weergeeft van mijn doel, het alles niet té serieus te nemen? ‘Sfeervol ontlasten aan de Ourthe’. Toen wij allen de koffie dronken van een niet nader te noemen klimcommissaris, van het merk ‘Tectyl’ en iedereen lopend onderweg richting klimgebied met hoge aandrang de bosjes in moest langs voornoemde rivier.
De volgende morgen las ik alle reacties op de socials. Er was er een van een klimvriend die mij eens verklapte als veertienjarige al mijn verhalen te lezen in het Relais; hij appte; ‘Dat ik een inspiratie ben voor hen allen’. Gisteravond te perplex, nu ontroerde het mij zeer, gelukkig sliep Eega nog. Elwin sloot zijn rede af met deze woorden; het was bekend dat ik blijf klimmen maar dat wil proberen in een ‘Zen modus’. Daar kon ik mooi op inhaken voor een kort slotwoord. Ik vertelde over het boek ‘The Zen of Climbing’ en dat ik dat mocht beschrijven voor de boekenrubriek in het blad Hoogtelijn.
Ik ben dan wel gestopt als vrijwilliger, ik klim door zolang het gaat en zal altijd blijven houden van de bergen en alles en iedereen daaromheen.
Ik had mijn speech 2x zo lang kunnen maken als ik dit ook nog allemaal wist 😉