
Lieve bevolking, zoals U van Ons gewend bent, spreken Wij immer een zorgvuldig samengestelde Kerstboodschap tot U allen. Wij weten het, Wij zijn te laat, het was Ons zwaar te moede, de grijsheid der donkere dagen voor het Kerstfeest, de vele dingen die plaats vinden in de buitenwereld laten Ons niet onberoerd. Indiervoege, om met de Ons te vroeg ontvallen heer Bie te spreken, achten Wij het gepast alsnog op dit tijdstip, de derde Kerstdag zo U wilt, in volle vaart afstormend op een jaarwisseling, een poging te doen U een klein hart onder de ceintuur te steken. Een jaarwisseling waarbij Wij Ons hier ter Paleize dat eerder genoemde hart vasthouden, aangaande een zekere angst voor de Cobra door den brievenbus.
Deze rede is geschreven met de bedoeling Ons tot U te richten en dan niemand uitgezonderd, ja ook tot U, heer Schoof die er tenslotte per slot van rekening ook helegaar niks an kan doen. Kleine kanttekening Onzerzijds, wél uitgesloten zijn geminachte Heer Wilders en geminachte Vrouw Faber. Eerstgenoemde, die na zijn overwinning zich tot de grootse partij mocht rekenen, verklaarde meteen ‘dat niemand het land zou worden uitgezet’, dient per ommegaande heen gezonden te worden naar een guur eiland met weinig tot geen vertier. Vrouw Faber echter wordt gemaand zich te melden in de Goelag Archipel alwaar zij uitstekend werk kan verrichten als Obersturm Kampf Commandant.
Mochten er onder U, Onderdanen, individuen bevinden die maar niet kunnen wennen aan Medeonderdanen met ander huidtype, ander geurtje, andere postcode, ander hoofddeksel en daaraan gekoppeld andere kijk op de wereld met wel of geen geloof, tot Diegenen willen Wij zeggen, wen er maar aan. De grenzen die Wij rondom Ons Koninkrijk hebben laten aanleggen bestaan helemaal niet, alleen in de goeie ouwe Bosatlas zult U ze gewaar worden. Eerdaags vliegen Wij met Onze Gemalin voor een kort bezoek naar Argentinië en Wij kunnen U verzekeren, er is vanuit het hemelsblauw geen enkele landsgrens op Onze aarde zichtbaar. Derhalve, zoals de helaas te vroeg heengegane Thé Lau ten gehore bracht: ‘De wereld is van iedereen’.
Eens te meer beseffen Wij hier, terwijl Wij Ons best doen geen voedsel te verspillen en Ons vanavond zullen buigen over de restanten van de Kerstdis, hoeveel leed er is in de wereld. Heus, U weet het ook als U de goede kranten leest en ter nieuwsgaring op de juiste televisiekanalen afstemt, derhalve dienen Wij hier geen opsomming te houden van de vele brandhaarden in deez wereld. Mocht U Ons in het jaar dat voor Ons ligt betrappen op een samenzijn met Heer Netanyahu, weet dan dat Onze krijgsmacht op een mogelijkheid zint hem te overmeesteren teneinde hem te oordelen in het Vredespaleis alhier.
Rest Ons nog U allen, geenszins uitgezonderd, op de twee reeds eerder genoemden na, U op de valreep van het naar haar eind snellend jaar tweeduizendenvierentwintig een behouden eindejaarsavond met de warme chocolademelk met het welbekende Koninklijk vel en hetzij de oliebol, hetzij de appelflap en weldra de klok ten twaalven zal slaan een helder glas appelsap dan wel een goede champagne van een niet nader te noemen merk hiero.
Próóst!