
Zojuist het boek dichtgeslagen; ‘The Zen of Climbing’ van Francis Sanzaro, dat ik zo snel mogelijk probeerde te lezen. Wat overigens niet meeviel, ik moest nogal eens een woord inspreken in de vertaalapp. Het is misschien een ietwat zweverig onderwerp; Zen en dan ook nog eens in het Engels, best lastig om het goed te begrijpen. Hooguit een paar hoofdstukken per keer kon ik lezen.
Wat mij dus al jaren intrigeert, hoe is je mindset, wanneer je aan een wedstrijd, sportieve activiteit, of zelfs gewoon een training gaat beginnen. Met hoeveel concentratie, ontspanning, rust in het hoofd sta je daar. En dan dus, wat is daar het resultaat van, werkt dat echt. Hoe verhoudt de hoeveelheid training die je hebt gedaan zich tot de hoeveelheid motivatie voor je te leveren prestatie, wat is daar het effect van.
Soms probeer ik het echt, focus, even stil zijn en concentreren. Goed kijken, hoe loopt de route en vooral, me af te sluiten. Nu is de klimhal wel een heel lastige plek, op de vroege maandagavond is het wat mij betreft ‘a hell of a place.’ Topdrukte, overal klimmers om je heen en een lawaai van jewelste. Al dat geroep en geschreeuw in die holklinkende ruimte, waar soms ook nog, geheel onnodig, k*tmuziek dreunt. Ik probeer het wel, me te focussen en puur geconcentreerd een route in te stappen. Maar er gebeurt teveel, een klimmer laat zich juist vlak naast je zakken, jouw zekeraar is zoveel beter dan jij, of al in de eerste passen zie je even niet hoe je verder moet. En in mijn geval, als 70+ en brave 6A- klimmer, die zelfs amper meer voorklimt, voel je ogen in je rug; kijk die ouwe, die moet ook nog zo nodig….
Het is me al vaak gebleken dat, juist wanneer je niet te hoog inzet, het opeens onverwacht goed gaat. Toen ik nog hardliep, was het dikwijls; nee, het wordt niks vandaag, beetje verkouden geweest, geen tijd gehad, weinig getraind en dan liep ik juist een PR. Soms kwam ik opgefokt aan de start, al opgewarmd en ingelopen, want joggend de afstand van huis naar het parcours afgelegd. Hyper geconcentreerd, als een gek mee met de snelsten en blies ik mezelf op. Een tijdlang werd ik gevolgd door een vriend van me, steeds wist hij me te vinden wanneer ik meedeed aan een prestatieloop / wedstrijd. Hij filmde me met zijn camera en bleef heel indringend vragen wat ik ervan verwachtte, welke tijd, hoeveel ik getraind had en hoe ik ervoor stond. Ik voelde me altijd heel ongemakkelijk, antwoordde ontwijkend en ontkennend en vervolgens liep ik een goede tijd of verbeterde zelfs mijn PR. Ik verdenk hem (psycholoog) ervan dat hij dat juist beoogde, experimentje. Een keer overkwam me iets soortgelijks bij het klimmen. We bekeken een nieuwe route in de hal, wat zou het zijn, welke moeilijkheidsgraad. Ik stond al ingebonden, klaar om te gaan. En er ontstond een groepje, allen keken omhoog en probeerden de zwaarte in te schatten. Een topklimmer, die ik al jaren ken van toen hij nog een tiener was, hoorde ik zeggen:
‘Maar dat kan hij wel hoor, dat is echt een route voor Gerard.’
Ik draaide me om, haalde diep adem en vlóóg omhoog, hoorde ze onder me mompelen en flashte de route. (= onbekende route in één keer uitklimmen) Deze route kostte mijn klimmaten best moeite en mij de volgende keren ook. Hoedan?
Het voert het ver om te zeggen dat ik zoekend ben. Al las ik boeken als ‘Waarnemingen’ van Krishnamurti. Deed een bepaalde vorm van yoga, thuis met de gordijnen dicht en temidden van een groep vrouwen op het strand. En volgde weleens lessen bij een Tai-Chi meesteres. Wat is Zen, hoe kom ik daar en heeft Zen zin. (inkoppertje voor een titel: ‘De zin van Zen.’)
Met de lange rustige duurlopen, meestal tijdens koude donkere winteravonden, kwam ik denk ik, onbedoeld al dicht in de buurt van een staat van Zen. Tijdens een wedstrijd / prestatieloop, ik wilde winnen of in ieder geval constant diegene die voor me liep inhalen, was ik dermate geconcentreerd, alleen maar bezig met lopen, dat dat misschien dan ook wel Zen was. Dat gold tevens voor de eenzame intervaltrainingen die ik mezelf oplegde, wilde ik sneller worden moest ik dat doen (project) en ik deed het met liefde en volle overgave.
Buiten klimmen is wat mij betreft een andere tak van sport. Vind ik indoor meer sport, buiten op een rotswand meer avontuur, ook al is de route keurig behaakt, beschreven en van een bepaald moeilijkheidsniveau. Hier is het, anders dan in de hal niet alleen zoeken van hoe doe je deze pas of hoe kom je bij die greep, maar buiten moet je bovendien ook nog op zoek, waar is een volgende greep en hoe bereik je hem. Eenmaal boven, met hoge hartslag is het zaak goed te blijven nadenken, geen fouten maken, voortdurend opletten dat je gezekerd blijft om veilig te kunnen afdalen. En ik heb het ervaren, in een moeilijke periode in mijn leven waarschuwde ik mijn klimmaat mij in de gaten te houden, ik was er niet bij met mijn gedachten. We klommen buiten, de simpele handelingen van het ombouwen op de standplaats – experience, mooier woord dan ervaring, zat – maar zelfs op de automatische piloot werkte het niet, mijn hoofd was ergens anders.
Natuurlijk, het boek ‘The Zen of Climbing’ is gericht op klimmers die meer klimmen dan één keer per week. Die echt leven voor de klimsport, constant in de rots te vinden zijn en veel hoger niveau hebben. Het slaat helemaal nergens op dat ik dit boek lees. En toch voel ik dat ook, die drang – weliswaar slechts een bescheiden bezetenheid wat mij betreft – bepaalde routes gedaan te willen hebben. Een aansprekende naam, Fissure Annie in Hotton, Lionel Terray in Berdorf, persé willen doen, een droom inlossen, een gesteld doel behalen. En dan kun je je afvragen, wat is het, respect af willen dwingen, ‘living to the max’, meeslepend leven, of toch gewoon ‘just for the fun’. Wees eerlijk, beken, het is goed voor je ego als je kunt antwoorden als de vraag gesteld wordt; ‘Ik klim’, herkenbaar? Het is gewoon mijn identiteit.
We kennen allemaal de filmpjes van Oosterse ‘masters’, die zich hun hele leven bekwaamd hebben in karate, yoga, of bijvoorbeeld sneller dan het oog kan volgen een bepaalde handeling verrichten met een vlijmscherp mes. Zo kun je je ook jarenlang verdiepen in het klimmen, je bent nooit uitgeleerd. Voor de toeschouwer van buitenaf is het moeilijk de diepere lagen van een tak van sport te begrijpen, hoeveel toewijding erin zit en dat geldt misschien nog meer voor de klimsport. Korfbal, ook zoiets, je moet het gedaan hebben om het te begrijpen. Door buitenstaanders wordt het vaak als een vreemde sport gezien. Zoals een Belgische komiek zei; ‘Korfbal is een denksport, korfballers denken dat het een sport is’. Ik krijg weleens de vraag: ‘Wordt het nou nooit saai, al dat geklim?’ Aan een voetballer zal die vraag nooit gesteld worden.
Als je eenmaal kunt fietsen hoef je er nooit meer over na te denken, hoe blijf ik overeind, hoe gaat dit, zo volkomen natuurlijk is het geworden. Soms kun je jezelf erop betrappen dat het vanzelf gaat, je lichaam doet het, klimt vanzelf, de volgende beweging volgt automatisch uit de vorige. In je hoofd is er iets dat al onthouden heeft waar de volgende grepen en passen zitten.
Een avondje klimhal is voor mij ook een belangrijk stukje sociale contacten, tussen de diverse routes door is het gezellig kletsen. Ik neem me voor, na lezing van ‘The Zen of Climbing’, het anders te proberen. Niet meer klimmen met als doel dezelfde route uit te klimmen die mijn klimmaat deed, maar aandachtiger, vloeiender, mooier, op zoek naar de flow. En puur genieten van soepel ‘dansen’ op de wand, meer letten stijl dan op gradatie. Niet meer persé, hoe dan ook die 6B willen halen, dat ook accepteren en streven naar meer finetuning. Misschien geen hoger niveau, maar op een andere wijze beter klimmen en vooral, met meer plezier.
Klimmen doe ik bijna dertig jaar (pas laat begonnen) en nog steeds is het een verrassing, hoe zal het deze keer gaan. Natuurlijk, je hebt een bepaald basisniveau, maar de ene keer klim je vijf keer een 6A, en dan nog achter elkaar ook en de volgende keer met moeite één. Dat mysterie blijft boeiend.
Mooi beschreven, broer.
Klimmen is voor mij nooit zen. Niet in de bergen en al zeker niet in de klimhal. Wel in lange solo wandelingen in Alpen of Dolo’s (wanneer de groep wat uit elkaar waaiert en ik een tijdje alleen loop) of in Nederland. Dan kan ik wel in mijn hoofd met heel andere dingen bezig zijn dan de route of juist met helemaal niets;, alleen maar zijn in dat moment. Heerlijk.
Klim-Zen ze!
Dank Rienk! dat laatste heb ik ook hoor, laat bewust weleens een gaatje vallen tijdens een tocht.