Oef! Wat is die brug steil, de tegenwind sterk en wat kost het me een moeite. De brug die over de Noord gaat. Ik fiets er tegenop met een lichte hongerklop en in mijn ooghoek zie ik in de verte een hoekig schip. Ja, het is er een, een Grand Banks*. Zal ik even wachten, zodat hij onder me doorvaart? Of is hij beter te zien als ik snel doorfiets vanaf de oever verderop?
Het wordt vanzelf opgelost, vlak voor mijn voorwiel daalt een roodwit geblokte slagboom neer. Ach, ik heb de tijd. Langzaam heft de brug. Het tot stilstand gekomen verkeer groeit snel aan tot lange files aan beide kanten. Het topje van de mast van een zeilboot schuift voorbij. De brug zou alweer kunnen zakken, maar doet dat niet. Hij stijgt verder, de zeilboot is er al onderdoor. Aan het roer de man in verschoten zeilpak, onder de buiskap de vrouw, verdiept in een boek. De brug gaat hoger, de zeilboot is al zeshonderd meter verder. Achter me zie de Grand Banks van onder de brug komen. En hij is mooi, een beetje ouderwets met zijn klassieke vormen. Hij ziet er door en door betrouwbaar uit. Kennelijk kan de brug niet halverwege zakken, blijft maar doorgaan. Nu lijkt het of hij stilstaat, de zeilboot is minstens een kilometer verder, of is het een al mijl? Aan beide zijden staat inmiddels een file van honderden auto’s. Dan begint de brug te dalen, geloof ik. Tergend langzaam.
Net of de auto’s nu harder rijden, de verloren tijd inhalen. Ach, wat is tijd. Een pakje ophalen in Hendrik Idioot Ambacht, (sorry, ik denk dat altijd, nu schrijf ik het per ongeluk, het is ook zo’n rare naam) dat doe ik op de fiets, met de pont naar Zwijndrecht. Dat pontje was tijdelijk vervangen door een snelle catamaran, die traag kwam aandobberen. In Zwijndrecht gooide het matroosje het touw om de verkeerde bolder, het moest opnieuw, over de volgende bolder. De brug is eindelijk neergedaald en ik fiets langs de uitgestrekte velden met bedrijventerreinen. Vierkante en rechthoekige gebouwen met bedrijvigheid en logo’s en vreemde namen. Hier wordt gewerkt en geld verdiend. Langs de weg staat een heel groot kunstwerk. Een stalen loopbrug die uitmondt op een ronde toren met daarboven een metalen cilinder van zwaar gaas. Bedoeld als lunchplek voor de bedrijfsterreinwerkers? In ieder geval, het mocht geld kosten en begrijp me goed, ik vind het geweldig en het is een hangplek, alles zit dik onder de graffity. Vanaf deze uitkijkpost zie ik beneden een meeuw. In een waanzinnig tempo staat hij de pas te markeren, hij trippelt hij met zijn pootjes in het gras, in de hoop iets eetbaars naar boven te lokken. Het schijnt dat meeuwen honderden kilometers per dag afleggen, van waar hun jongen zijn naar de plekken waar ze altijd hun eten halen. Elke dag, dat zou je toch niet denken, wanneer je ze zo verveeld in de lucht ziet zweven.
Ik scoor een reep met calorieën, voor meer snelheid. Gelukkig is in Papendrecht de pont al weg. De vertrektijd op het bord: over zeven minuten. Zitten, op het platform dat, haast niet voelbaar, lichtjes deint. En kijken, naar de contouren van Dordt in tegenlicht. De korte golfjes vangen, vervormen en sturen de zon alle kanten op. Wat een vreemde substantie eigenlijk, het stroomt maar door, dat water, dag en nacht en altijd. Nog vijf minuten geeft het bord nu aan. De pont ligt nog steeds aan de overkant. Ik zie de nieuwe parkeergarage, hij is wat transparant, er doorheen is het Energiehuis zichtbaar. De Ark ligt er nog, hij moet hier weg, verkassen. Voor mijn gevoel ligt hij er al eeuwen. De digitale cijfertjes zijn teruggeschakeld, nu duurt het weer zeven minuten. Tijd speelt geen rol.
Het lukt de pont niet direct om aan te leggen, opnieuw in Dordt. Heel fraai komt hij langszij het platform, maar de harde wind maakt het lastig. Langzaam perst hij zich tegen de bolder. Ik heb zoveel tijd en altijd haast. Toch wil ik graag onthaasten want ik heb tijd genoeg. Nu is het zover gekomen dat ik soms roep: ik wou dat ik wat meer vrije tijd had.
* De markant gelijnde Amerikaanse zeewaardige trawler uit de zestiger jaren.