Het eiland af

knotwilg 029

Ik drink nog maar een glas water. Alles wat ik  nu alvast opdrink hoef ik niet mee te dragen. Om drie uur ‘smiddag hijs ik mijn rugzak om en draai de deur op slot. Het is slechts zeven en halve kilometer wandelen, maar het is bloedheet. Over de Noordendijk, stukje Zuidendijk en dan de Provinciale weg, het is allemaal beschaduwd, volop bomen langs de weg. Ik ga op weg naar het pontje van de Kop van ‘t  Land. Aan de overkant is een nieuw natuurkampeerterreintje en daar wil ik mijn tentje opzetten. Gewoon weer eens een nachtje buiten liggen. Ik kampeer graag maar liever niet in de regen. En de kans op regen voor vandaag en morgen is nihil. Wel is het zeer warm, er werd zelfs gewaarschuwd: blijf uit de zon, zoek verkoeling in de schaduw. Mijn rugzak zit propvol –  ik wil graag alles erin, geen rommel aan de buitenkant – maar is niet erg zwaar. Alles lichtgewicht, tentje van nog geen 2 kilo, een kort slaapmatje dat net tot mijn heupen reikt.  Alleen het hoognodige aan eten mee. Wel ga ik mezelf trakteren op twee biertjes. Halverwege de Provinciale weg is er het bankje met  ‘Rust maar even’. Dit is wel hét moment om dat nu te doen, toch aarzel ik als ik er ben. Vind het een beetje gek, bovendien staat er aan de overkant van de weg een aggregaat geweldig lawaai te maken, ik loop door. Gelukkig vaart de pont net weg als bij de Kop kom. Laat de rugzak afglijden en zoek de schaduw op bij de picknickbank. Op de pont trek ik wat bekijks en een man op een scooter spreekt me aan:
“Ben je aan het backpacken?”
Ik kan dan niet gewoon antwoorden en zeg een beetje vervelend:
“Dat is een backpack, maar ik noem het wandelen”.

“Is het niet een beetje warm? “
vraagt de man weer en ik zeg dat het mooi weer is. Ik knik naar de scooter en vraag of dat een scooter is.
“Voor luie mense….”zegt de man zich omdraaiend.

Bij het blokhutje wat voor receptie moet doorgaan wordt ik begroet met:
“Zo, daar komt een diehard aan, man het is veertig graden!”
Ik ben inderdaad doorweekt. En ik word wat minder geweldig gevonden als blijkt dat ik slechts uit Dordrecht kom  en – zo voeg ik er nog aan toe – daar morgen ook weer naar terugloop. Achter een struik vind ik een plekje voor wat schaduw. Eerst beloon ik mezelf met een blikje lauw bier onder het motto: eerst het verloren vocht aanvullen. Vlakbij me staat een picknicktafel én ik ben de laatste tent, ik heb graag wat privacy. Dit zal echter niet lang zo blijven. Ik leg net de laatste hand aan mijn scheerlijntjes wanneer ik gerammel achter me hoor. Een leuke vrouw met een zonnehoed crosst met zwaarbepakte fiets naar het volgende struikje. Uiteindelijk zouden nog drie fietsstellen zich met gepaste tussenruimtes over het veld achter me verdelen. De zon zakt al maar lijkt nog steeds heter te worden. Nadat ik heb gedoucht heb ik opeens minder last van de hinderlijke horzels. (dazen op z’n Dordts)

Enige tijd nadat met veel vertoon van sfeervol licht de bloedrode zon is weggezakt achter de bomenrij aan de horizon, blijkt het volle maan te zijn. Dat past helemaal bij de zwoele stille avond. De maaltijd die ik op mijn éénpittertje bereidde was niet echt lekker. Maar met een soepje vooraf en koffie na was het te doen. Ik hou het nog een tijdje vol, lezen en schrijven met een klein lampje, nu met een nog groter blik bier, tot de muggen me de tent indrijven. Het is te warm voor de slaapzak en val zo op mijn matje in slaap. Maar niet nadat ik een tijdje heb liggen luisteren naar de kakofonie van dierengeluiden. Vreemd niet thuis te brengen getjilp, geklak en gefluit. En nog een ander industrieel lawaai, wat is dat toch? Zijn het binnenvaartschepen? Is het zo druk op de rivier?

Om zeven uur ben ik klaarwakker, douchen, eitje bakken, kopje thee erbij. De tent is een klein beetje nat van de dauw maar droogt heel snel. Ik pak in, loop naar de pont en ben om elf uur weer thuis. En: ik heb genóten!

%d bloggers liken dit: